Thema1 Flashcards

1
Q

Bij I/O psycholoog. Waar staat de I voor en waar de O?

A
I = Industrial = meer resultaatoptimalizatie
O = Organizational = meer op mensen ook gericht zoals stress en job attitudes
How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
2
Q

Wat is een omgevingsanalyse?

A

Werkplekonderzoek van de organisatie, belastbaarheid van functies en taken bekijken

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
3
Q

Is IO meer applied science of fundamenteel onderzoek?

A

Beide

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
4
Q

Wat is een job analyse?

A

Onderzoeken welke taken een baan heeft, waar ze mee bezig zijn, welke belasting het geeft etc.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
5
Q

Noem de twee categorieen van job analyses

A
  • Job oriented: focus op de taken

- Person oriented: wat voor soort persoon is nodig voor deze functie

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
6
Q

Noem de hierarchie van functie tot element bij een job analyse.

A

Taken kunnen in hiërarchie indelen:
Position (patrol officer)
Duty (major component van position, zoals enforce law)
Task (arrests people who violate law)
Activity (Driving to a suspects house to perform an arrest)
Element (turn on engine to drive)

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
7
Q

Waar staat KSAO voor?

A

Is benodigd om een baan goed te kunnen uitvoeren.
K = knowledge = kennis
S = Skills
A = abilities (capaciteit om nieuwe dingen te leren/aan te leren)
O = overig (bijv. wat voor passie moet de persoon hebben)

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
8
Q

Mag je mensen afwijzen voor een baan als hij een niet essientiele taak niet kan uitvoeren door handicap?

A

Nee, maar wel als hij een essientiele taak niet kan uitvoeren.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
9
Q

Bij wat voor soort banen is het vooral belangrijk om te kijken of de persoon met bepaalde stresssituaties goed kan omgaan?

A

Bij hogere functies die complexer zijn. Bij lagere functies is alles meestal vrij goed gestructureerd.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
10
Q

Job analyse kan op verschillende manieren gedaan worden.

Noem een nadeel van job analyse door observeren?

A

Wenselijk gedrag

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
11
Q

Wat bedoelen we met dynamic performance criteria?

A

Iemand die zijn werk op een bepaalde manier doet kan het dan goed doen, maar later word er misschien meer of iets anders verwacht. De criteria veranderen vaak in werkelijkheid naar verloop van tijd.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
12
Q

Wat is contextual performance?

A

Dit is performance van werknemers op gebieden buiten hun KSAO’s. Bijv. als ze extra hulp verlenen op andere gebieden aan collega’s.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
13
Q

Wat is het nadeel aan objectieve meetfactoren voor performance?

A

Bepaalde zaken kunnen niet objectief gemeten worden of worden niet gemeten. Er komt nadruk te liggen op bepaalde meetfactoren maar bijv. niet op contextual performance.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
14
Q

Wat is een graphic rating form?

A

Kan ingevuld worden door teamleider over hoe iemand op verschillende eigenschappen scoort van slecht naar goed

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
15
Q

Noem 3 Behavior-focused rating forms

A
BARS = statements waarbij gekeken word waar iemand het beste bij past
MSS = kijken hoe effectief iemand in bepaald gedrag is
BOS = hoe doen mensen het op bepaalde critische gedragsfactoren. Hoeveel tijd besteden ze hier aan.
How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
16
Q

Wat is een prototype bias als je als supervisor iemand beoordeeld?

A

Dan ken je al iemand die bijv. erg goed is in die functie. Vervolgens ga je de persoon die je beoordeeld daar aan toetsen ipv aan objectieve criteria.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
17
Q

Twee vormen van rater bias is halo error en distributional error. Leg deze uit

A

Halo error: Als bijv. 1 opvallende eigenschap goed is, worden meteen alle punten goed beoordeeld. True halo is als iemand ook echt op alles goed of slecht scoort (en dus geen bias).

Distributional error: Iedereen hetzelfde beoordelen en de verschillen tussen mensen niet zien. Er zijn dan drie vormen:

  • Leniency error = iedereen gunstig beoordelen
  • Severity error = iedereen matig beoordelen
  • Central tendency = iedereen middelmatig beoordelen
How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
18
Q

Hoe kun je bias bij beoordelen voorkomen?

A

De formulieren bias proof (error-resistant forms) maken en de beoordelaars trainen

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
19
Q

Welke lijkt effectiever, error-resistant forms of beoordelaars trainen?

A

Beoordelaars trainen

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
20
Q

Bij RET (Rater Error training) kunnen de errors verbeterd worden maar soms gaat dit ten koste van de accuracy, waarom?

A

Als iemand bijv. alles 5 zou beoordelen denkt hij wellicht dat hij halo bias heeft en kan hij een van de beoordelingen veranderen.

21
Q

Waarom kan halo beoordelen ook positief zijn?

A

Zodat er niet op onbelangrijke details beoordeeld word maar hoe iemand in zijn algemeen functioneerd.

22
Q

Observatie training voor beoordelen, werkt dat?

A

voor accuracy wel, errors niet

23
Q

Frame of reference training, wat is dat?

A

Hierbij leren de beoordelaars goed de rating task te begrijpen en weten dan beter wat echt goede performance is. Dit schijnt te werken voor error reduction bij beoordelen.

24
Q

Noem een aantal andere factoren die invloed kunnen hebben op de beoordeling van supervisors op werknemers.

A
  • Iemand gewoon aardig vinden
  • Verwachtingen vooraf al
  • Mood
  • Ras
25
Q

Wat zijn SME’s?

A

Subject matter experts. Werknemers en werkgevers die het meeste weten over een bepaalde functie. Deze kun je gebruiken bij functieanalyse.

26
Q

Wat is Organizational citizenship behavior (OCB)?

A

Meer doen dan je core taak wat de organisatie tegemoet komt (altruism, omdat je het wil of compliance, omdat het in de regels staat)

27
Q

Wat is withdrawel?

A

Te laat komen, veel afwezig zijn of helemaal stoppen met werk. Verzuim en stoppen met baan hebben correlatie.

28
Q

Waar heeft verzuim een hoge correlatie mee?

A

Met het hebben van kleine kinderen of problemen thuis,.

29
Q

Voor verzuim is werkgeluk altijd heel belangrijk geweest dachten we. Wat is nog belangrijker?

A

Verzuimcultuur en verzuimregels

30
Q

Welke medewerkers hebben de hoogste kans op turnover (stoppen met baan)?

A

De slechtste en de beste werknemers.

31
Q

Waar hangt het stoppen met de baan nog meer vanaf? Wat is erg belangrijk?

A

Beschikbaarheid van alternatieven. Als er meer alternatieven beschikbaar zijn is job satisfaction belangrijker om iemand aan te houden

32
Q

Wat zorgt vooral voor CWB gedrag? Counterproductive work behavior?

A

Stress en oneerlijkheid + bepaalde traits zoals laag zijn op agreeableness, ordelijkheid en emotional stability

33
Q

Wat is Occupational Health psychology (OHP)?

A

Bezig zijn met de gezondheid, veiligheid en welzijn van mensen op de werkvloer

34
Q

Bij wie gebeuren de meeste ongelukken en waarom?

A

Mannen, door hun karakter maar ook omdat ze gevaarlijkere beroepen bekleden.

35
Q

Naast training en voorzorgsmaatregelen voor veiligheid is nog 1 ding erg belangrijk, welke?

A

Het creeren van een veiligheidscultuur, dat mensen zich ook aan de regels houden.

36
Q

Welke factor kan haaks staan op veiligheidsgedrag?

A

Productiviteit, soms duurt veilig langer

37
Q

Welke twee traits zijn aan veilig gedrag verbonden?

A

Emotionele stabiliteit en ordelijkheid. Verder zijn gelukkige mensen veiliger.

38
Q

Wat is het gevaar van hard constant geluid?

A

Het doet niet meteen pijn aan je oren maar zorgt wel voor gehoorbeschadiging. Hard geluid kan ook voor stress zorgen en daarmee een hogere bloeddruk

39
Q

Nadelen van nachtwerk?

A

Circadian ritme verstoring. Vooral als je niet gewend raakt aan nachtwerk (de ene keer wel de ander keer niet). Verder digestive problems en evt isolement.

40
Q

Wat is role clarity?

A

Duidelijk wat er verwacht word van mensen, zorgt voor minder stress

41
Q

Wat is het verschil tussen een job stressor en een job strain?

A

Job stressor is iets van het werk waar je een adaptieve respons op moet geven.
Job strain is een negatieve reactie van de persoon zoals hoofdpijn of stress.

42
Q

Welke drie types van job strain zijn er?

A
  • Psychologisch
  • Fysiek
  • Gedragsmatig (gaan roken of drinken)
43
Q

Waarom zorgt niet elke stressor voor strain?

A

Hangt af van perceptie en appraisal

44
Q

Wat is role conflict? Noem de twee soorten

A

Als er eisen gesteld worden die niet kunnen. Intrarole is eisen op het werk die niet kunnen, extrarole die niet passen bij het gezin/familie.

45
Q

Naast role ambiguity, role conflict, kwalitatieve workload te veel en kwantiatief is er nog een die het meest belangrijk is voor stress, welke?

A

Social stressors, bijv. slecht op kunnen schieten met collega. Social support is dus erg belangrijk.

46
Q

Wat is mobbing?

A

Samen 1 persoon pesten. Dit zorgt voor enorme social strain.

47
Q

Welke drie dingen worden gemeten bij burnout volgens MBI (Maslach burnout inventory?

A
  • Emotional exhaustion (heel moe)
  • Depersonalisation (cynisch naar andere toe)
  • Reduced personal accomplishment (niks meer presteren op werk)
48
Q

Formule: MPS = ((afwisseling + taakidentiteit + taakbelang) / 3) x autonomie x feedback

A

Leg deze formule uit.

49
Q

Noem de interventiecyclus als de MPS niet goed is

A

Interventiecyclus als bovenstaande score niet goed is = Diagnose > Voorbereiding > Implementatie > Evaluatie