Thema A: HC2, HC3, WC1 Flashcards
opbouw tand + welke cel maakt het
1) glazuur: door ameloblasten, bevindt zich op de kroon. niet gevasculariseerd of geïnnerveerd
2) dentine: door odontoblasten, bevindt zich in de wortel en kroon. hierin zitten kanaaltjes met zenuwuiteinden en bloedvaatjes
3) cement: door cementoblasten, bekleed de wortel aan de buitenkant (lijkt op bot, is zachter dan glazuur)
4) pulpa en wortelkanaal: hierin odontoblasten, fibroblasten, collageenvezels, bloedvaatjes, lymfevaatjes en zenuwweefsel. produceert levenslang secundaire (=nog ongemineraliseerde) dentine.
cavum oris prorpuim en vestibulum oris
cavum oris prorium: tussen de randen, de eigenlijke mondholte
vestibulum oris:
- buccaal: tussen tanden en wang
- labiaal: tussen tanden en lippen
verschillende soorten tanden:
secodont - bunodont - selenodont - lophodont
secodont: knipkiezen, hierop één knobbel, om te snijden en scheuren
bunodont: knobbelkiezen, bobbeliger en minder scherp, om te malen en scheuren
selenodont: halvemaanvormige glazuurrichels, om te malen. bij HK
lophodont: grillige glazuurrichels, gras afsnijden en malen
tanden heterodont gebit
- dentes incisivi: snijtanden
- d. canini: hoektanden
- d. premolares: valse kiezen
- d. molares: ware kiezen
vorm tanden carnivoor vs. herbivoor
BRACHYODONT: bij carnivoren en omnivoren
- korte kroon + lange wortel
- nauw wortelkanaal
- groeien voor een korte periode*
HYPSODONT: bij herbivoren
- lange kroon + korte wortel
- wijd wortelkanaal
- groeien lange periode*
*anelodont: gelimiteerde tandgroei
(elodont: voortdurende tandgroei. bv. bij knaagdieren de snijtanden)
aantal tandwisselingen
- monophyodont: geen
- diphyodont: 2 tandwisselingen (melk- en volwassen gebid)
- polyphyodont: meerdere tandwisselingen
naam kaakgewricht en gewrichtskraakbeen
verschil carnivoor vs. herbivoor
kaakgewricht = temporomandibularis
gewrichtskraakbeen = dicus articularis
discus articularis is dik bij herkauwers (malen), dun bij carnivoren.
kaakgewricht bij herkauwer en paard dorsaal gelegen vanwege maalfunctie
kaakgewricht bij carnivoor/hond in verlengde kiezenrij vanwege snij/knipfunctie
kauwspieren
- m. masseter: maalspier, groot bij herbivoren
- m. temporalis: toehapspier, groot bij carnivoren
- m. digastricus: alleen bij carnivoren, voor het openen van de bek
innervatie pharynx
sensorisch:
- oropharynx: n. glossopharyngeus (IX)
- dorsale oppervlakte tong: n. lingualis (aftakking van n. trigeminus (V))
- laryngopharynx: n. laryngeus cranialis (aftakking van n. vagus (X))
motorisch slikken
- trigeminus (V): m. mylohydeus, rostrale m. digastricus, m. pterygoidea, m. tensor veli palatini
- n. facialis (VII): caudale m. digastricus + m. stylohyoideus
- n. glossopharyngeus (IX): m. palatopharyngeus, voorste keelsnoerder, m. stylopharyngeus caudalis
- n. vagus(X): pharynxconstrictoren behalve bovenstaande
type spierweefsel in digestietractus
- oesophagus: dwarsgestreept en/of glad (diersoortspecifiek)
- maag + dunne darm + dikke darm: glad
- externe anaalsphincter: dwarsgestreept
fases slikken
- oraal
- pharyngeaal
- oesophagaal
slikspieren actief tijdens orale fase + functie + innervatie
- m. mylohyoideus: ondersteuning en omhoog duwen tongbasis > n. mylohyoideus (trigeminusaftakking)
- m. styloglossus (bestaat uit een rostraal, lang en kort hoofd): retractie tong > n. hypoglossus (XII)
- m. hyoglossus: retractie + omlaag trekken tong > n. hypoglossus (XII)
slikspieren actief in pharyngeale fase + functie + innervatie
1) rostrale pharyngeale constrictors/keelsnoerders: protractie van larynx en oesophagus + contractie rostrale deel van de pharynx
- m. pterygopharyngeus
- m. palatopharyngeus
2) middelste pharyngeale constrictors/keelsnoerders: contractie middelste deel van de pharynx
- m. hyopharyngeus
3) caudale pharyngeale constrictors/keelsnoerders: cotractie caudale deel van de pharynx
- m. thryopharyngeus
- m. cricopharyngeus
innervatie: n. vagus + n. glossopharyngeus
hoe werkt water doorslikken
orale fase wel, rest niet. water stroomt via recessi piriformes in epiglottis naar de oesophagus
type spierweefsel oesophagus hond, paard, herkauwer en kip
hond: volledig dwarsgestreept
paard: 2/3 dwarsgestreept, 1/3 glad
HK: volledig dwarsgestreept
kip: volledig glad (incl. krop)
aansturing dwarsgestreept en glad spierweefsel (in de oesophagus)
dwarsgestreept: somatomotorische neuronen in n. vagus.
- NT: ACh
- receptor: nicotine
glad: plexus myentericus van ENS
- NT: ACh
- receptor: muscarine
beiden kan beïnvloedt worden door het sympatische en parasympatische zenuwstelsel (n. vagus + nn. pelvini). parasympatisch –> meer secretie + motiliteit
peristaltiek dmv glad spierweefsel in darmen
door cellen van cajal: pacemakercellen die slow waves genereren (= basale elektrische ritme). deze bevinden zich in de plexus myentericus van het ENS, tussen de longitudinale en circulaire spierlagen in de darmwand. Deze hebben via gap junctions met beide soorten spiercellen contact
slow waves: genereren incomplete depolarisaties, pas bij actiepotentialen die samenvallen met de slow waves krijg je contracties. hoe meer actiepotenialen, hoe sterker de contractie.
innervatie maagdarmkanaal
ENS = enterisch zenuwstelsel* –> intrinsieke aansturing
- plexus myentericus: in t. muscularis, reguleert de motiliteit
- plexus submucosus: in de t. submucosa, reguleert vnl. elektrolyten- en waterhuishouding in de darm (secretie)
* reflexen zijn mogelijk binnen het ENS zelf, dus geen czs nodig
extrinsieke aansturing:
- parasympatisch: n. vagus (treedt craniaal uit) + nn. pelvini (treedt sacraal uit) –> invloed op neuronen in de darmwand
- sympatisch (treedt thoracolumbaal uit): grensstreng* behalve nn. splanchnici –> invloed op neuronen, bloedvaten en glandulaire structuren in de darmwand
- afferente signalen (dus richting het czs), zoals de rek van de darmwand, lopen vaak via de n. vagus
*grensstreng = paravertebrale ganglia. Hier schakelen pre-ganglionaire neuronen over op post-ganglionaire neuronen