Thema 7 HOK Flashcards

1
Q

Aan welk ander vlies zit het pleura pulmonalis vast

A

pleura thoracalis of borstvlies

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
2
Q

Waar in de longen is in rust de capillarisatie het beste?

A

Longbasis, onder in de longen

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
3
Q

Welke anatomische structuur in de longen zorgt voor het terugbrengen van mucus naar de keelholte?

A

Trilharen of cilia

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
4
Q

Is longfibrose een obstructieve longaandoening?

A

Nee

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
5
Q

Welke statische volume neemt toe bij COPD?

A

restvolume

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
6
Q

Bij welke longaandoening werkt medicatie, zoals bronchodilatoren, goed?

A

Astma

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
7
Q

De FEV1 heeft een hoge mate van correlatie met kwaliteit van leven. Is dit waar?

A

Nee

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
8
Q

Wat (welke cellen) verhoogt de hematocrietwaarde onder invloed van EPO?

A

rode bloedcellen of erytocryten

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
9
Q

Wat zijn erytocryten

A

Rode bloedcellen

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
10
Q

Geef de latijnse naam van rode bloedcellen

A

erytocryten

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
11
Q

CO2 wordt op 3 manieren vervoerd in het bloed, wat is de derde manier?

  1. 70 % opgelost als bicarbonaat
  2. 20 % gebonden aan plasma eiwit
  3. 10 %
A

opgelost in bloedplasma

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
12
Q

Via welke zenuw wordt het hart in de sympaticus aangestuurd?

A

nervus accelerantes

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
13
Q

Hoe wordt de eerste fase van de diastole genoemd wanneer het ventrikel zich vult?

A

Snelle vullingsfase

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
14
Q

Noem 4 oorzaken van een oedeem

A
  1. verlaging colloid osmotische druk
  2. verhoogde capillaire doorlaatbaarheid
  3. Belemmerende lymfeafvoer
  4. Verhoogde capillaire druk
How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
15
Q

Welk orgaan produceert het eerste hormoon binnen het RAAS?

A

de nieren

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
16
Q

Wat kan er naast een verwijde hartspier of verandering in stug bindweefsel nog meer een oorzaak zijn van cardiomyopathie?

A

Sporthart, verdikte hartspier

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
17
Q

Door welke medicatie heeft adrenaline geen invloed meer op het hart?

A

betablokkers

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
18
Q

wat produceert de pancreas en wordt exocrien afgegeven?

A

lipase en amylase

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
19
Q

Hoe heet het laatste gedeelte van de dikke darm

A

Rectum of endeldarm

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
20
Q

Zijn blastomen tumoren van/aan zenuwweefsel/cellen?

A

Ja

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
21
Q

Wat voor een systeemziekte is M. Kahler?

A

multiple myeloom

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
22
Q

Welke behandeling wordt bij kanker toegepast om alleen nog maar de klachten en complicaties te behandelen.

A

Palliatieve behandeling

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
23
Q

Bij neuropatische pijn wordt pijn vaak anders gevoeld dan normaal. Waar heeft iemand last van als pijn versterkt wordt doorgegeven?

A

hyperalgesie

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
24
Q

Bij segmentale disregulatie is het segment ontregelt en kan er door een reflex hypertonie optreden van de spieren. Hoe heet dit reflex: viscero-….. reflex, vul het ontbrekende woord in.

A

somatische

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
25
Q

Noem naast ochtendstijfheid nog … symptomen voor RA.

A
  1. subcutane of periostale knobbels
  2. een of meer gezwollen gewrichten, pijn, stijfheid, warmte roodheid of bewegingsbeperking
  3. Aanwezigheid van reumafactoren
How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
26
Q

Hoe wordt de behandeling bij RA genoemd waarbij de gewrichten chirurgisch worden vastgezet?

A

artrodese

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
27
Q

Fybromyalgie patienten hebben vaak pijn aan gewrichten en spieren. Hoe wordt pijn aan gewrichten genoemd?

A

artralgie

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
28
Q

Wat zorgt naast afgenomen sensitiviteit van propriosensoren nog meer voor afgenomen reflexen bij ouderen?

A

minder myeline

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
29
Q

Welke structuur in het hart zorgt er voor dat de maximale hartslag omlaag gaat bij oudere mensen?

A

De sinusknoop of de SA knoop

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
30
Q

Welke nervus stuurt de externe sluitspier aan van de urinebuis?

A

nervus pedendus

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
31
Q

Benoem de medische term voor het toevoegen van afvalstoffen aan de voorurine in het laatste tubulaire gedeelte (distale tubuli) van een nefron

A

secretie van afvalstoffen

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
32
Q

wat heeft angiotensine voor effect op bloedvaten?

A

bloedvatvernauwing

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
33
Q

Hoe heet de bindweefselplaat tussen de ventrikels en de boezems?

A

annulus fibrosus

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
34
Q

Hoe heet de weefselplaat tussen de ventrikels?

A

interventricula

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
35
Q

Uit welk weefsel bestaat de bindweefselplaat tussen de ventrikels

A

hartspierweefsel

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
36
Q

Hoe heet de binnenste bekledingslaag van het hart?

A

endocard

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
37
Q

Hoe heet de zenuw die tachycardie veroorzaakt bij het hart?

A

nervus accelerantus

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
38
Q

Hoe heet de impuls geleidende structuur die ligt in het ventrikelweefsel?

A

vezels van purkinje

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
39
Q

Wat is de eigen pacemaker frequentie van de A-V Knoop

A

60 ontladingen

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
40
Q

Welke uitslag in het ECG geeft de depolarisatie van de boezems aan?

A

P-top

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
41
Q

Welk eigen ritme heeft de sinusknoop?

A

100 per minuut

42
Q

Hoe heet het effect van oprekken van myocard waardoor de contractie toeneemt?

A

Frank Starling

43
Q

Hoe heet de ontsteking van het hartzakje?

A

pericarditis

44
Q

Welke klep ligt tussen de linker ventrikel en de linker boezem?

A

mitralisklep

45
Q

Hoe heet het verharden van een hartklep?

A

stenose

46
Q

Wat is de medische term voor een lekkende hartklep?

A

insufficientie

47
Q

Vocht in de longen is het gevolg van klepstenose. Aan welke zijde zit dan de problematiek

A

linkerzijde.

48
Q

Wat betekent cachexie?

A

sterk afvallen

49
Q

Wat is van dikke darmtumor waarschijnlijk de oorzaak?

A

veel vetten

50
Q

Wat is kenmerkend voor een tumor?

A

ongeremde celdeling

51
Q

Wat is van dikke darmtumor waarschijnlijk de oorzaak?

A

veel vetten

52
Q

Een voorbeeld van een endogene risicofactor is

A

erfelijkheid

53
Q

Wat betekent histologie?

A

de leer van het type weefsel

54
Q

Typerend voor benigne tumoren is

A

matig gevasculariseerd

55
Q

Typerend voor maligne tumoren is

A

infiltratief

56
Q

Wat betekent lipoom?

A

goedaardig vet tumor weefsel

57
Q

Welk type weefsel kwaadaardige tumor is een carcinoom?

A

epitheelweefsel

58
Q

Welk type tumorweefsel is sprake van bij de term sarcoma?

A

bindweefsel

59
Q

De ziekte van Kahler is ontstaan vanuit?

A

plasmacellen

60
Q

In de TNM classificatie staat de T voor?

A

grootte van tumoren

61
Q

In de TNM classificatie staat de letter M. voor…….. er zijn ……. uitkomsten

A

metastasering, 2

62
Q

De epitheeltumor in de long heet

A

longcarcinoma

63
Q

De term voor ene tumor vanuit het botweefsel is

A

osteosarcoma

64
Q

Ewing sarcoma is een

A

kwaadaardige vorm van botkanker

65
Q

De steuncel van het zenuwweefsel kan ongeremd delen. Dit noemen we…..

A

gliablastoma multiforma

66
Q

Een meningioom is

A

goedaardig

67
Q

Non hodgkin ontstaat vanuit

A

witte bloedcellen

68
Q

Het verschil van hodgkin en non hodgkin is

A

hodgkin kent men exact de oorsprongcel

69
Q

Welke term gebruikt men voor een voorbereidende curatieve behandeling?

A

neo adjuvant

70
Q

De behandeling waarbij de tumor afneemt door specifiek de celdeling tegen te houden is

A

chemotherapie

71
Q

Hoe heet de structuur waarin er zuurstof en koolstofdioxide wordt uitgewisseld?

A

alveolaire gangen

72
Q

Welk zenuwstelsel activeert het gladde spieren van de kraakbeenringen in de trachea in rust

A

vegetatief

73
Q

Welke ademhalingsspier is verbonden met het pleura parietalis?

A

diafragma

74
Q

Hoe verandert de intrapleurale druk tijdens de uitademing?

A

neemt eerst toe, dan af

75
Q

Een ander woord voor de doorbloeding van de longen is

A

perfusie

76
Q

Het volume dat altijd achter zal blijven in de longen na een diepe uitademing heet

A

residuaal volume

77
Q

een dyspneu gaat samen met

A

hypoxie en hypercapnie

78
Q

Hoe heet de afweercel die door rook wordt geactiveerd?

A

macrofaag

79
Q

polycythemia betekent

A

veel rode bloedcellen

80
Q

Welke waarde voor de tiffeneau index is van belang voor diagnose COPD

A

70 %

81
Q

Scoliose veroorzaakt (restrictie/obstructie). Hierbij neemt het residuaal volume (af/toe)

A

restrictie, af

82
Q

Welke verandering in leefstijl is voor COPD patienten van groot belang?

A

stoppen met roken.

83
Q

Welk enzym begint in de maag met de vertering van eiwitten?

A

pepsine

84
Q

Welke functie heeft de lage zuurgraad van de maag?

A

Bacteriedodend

85
Q

Beschrijf de verschilllende functies van de lever.

A
  1. Opslag van glycogeen
  2. Productie van niet essentiele aminozuren
  3. productie van plasma eiwitten
  4. ontgifting
  5. productie van gal
  6. afbraak van bilirubine
86
Q

Waarom kan een stoornis in de lever leiden tot icterus?

A

De lever breekt dan bilirubine niet goed af. Hierdoor blijft dit in het lichaam en dat veroorzaakt een gele kleur.

87
Q

Geef de latijnse naam voor geelzucht.

A

icterus

88
Q

Wat is de functie van gal en welke rol speelt de galblaas hierbij?

A

Gal geeft galzouten af. Dit is nodig voor de afbraak van vetten. De galblaas dient voor de opslag en indikking van gal.

89
Q

Wat wordt vaak aangeraden door de huisarts om te eten na een antibioticakuur en waarom?

A

probiotica, omdat een antibiotica kuur de darmflora kapot maakt.

90
Q

Beschrijf het belang van de pancreas in de regeling van de bloedsuikerspiegel.

A

pancreas produceert insuline en glucagon. Insuline verlaagt de bloedsuikerspiegel.

91
Q

Waardoor ontstaat een steek in de zij bij het sporten?

A

Dit is niet bekend.

92
Q

In welke van de spijsverteringsorganen is de incidentie van kanker het hoogst?

A

Darmen (denk ik)

93
Q

Uit welke drie onderdelen bestaat de dunne darm?

A

12 vingerige darm
Nuchtere darm
Kronkel darm

94
Q

Uit welke drie onderdelen bestaat de dikke darm?

A

Blinde darm
Karteldarm
Endeldarm

95
Q

Geef de anatomische naam van de 12 vingerige darm

A

duodenum

96
Q

Geef de anatomische naam van de nuchtere darm

A

jejunum

97
Q

Geef de anatomische naam van de kronkeldarm

A

ileum

98
Q

Geef de anatomische naam van de blinde darm

A

coecum

99
Q

Geef de anatomische naam van de karteldarm

A

colon

100
Q

Geef de anatomische naam van de endeldarm

A

rectum