Socrative thema 7 Flashcards

1
Q

Benoem hoe volgens de richtlijn osteoporose is onderverdeeld

A

Primaire en secundaire osteoporose

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
2
Q

Op basis van botmineraaldichtheidmetingen wordt vastgesteld of er sprake is van osteoporose. Noem de vier gradaties die de WHO aanhoudt voor de indeling van mate en ernst.

A

Geen osteoporose
Osteopenie
Osteoporose
Ernstige osteoporose

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
3
Q

Wanneer spreekt de WHO van ernstige osteoporose?

A

Osteoporose die gepaard gaat met osteoporotische fracturen.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
4
Q

Wat is de reden dat bij mensen met secundaire osteoporose nog al eens van de richtlijn osteoporose afgeweken moet worden?

A

Omdat de primaire aandoening een adequate uitvoering van de richtlijn in de weg staat.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
5
Q

Wat is secundaire osteoporose?

A

De oorzaak van osteoporose ligt dan in een ander ziektebeeld. Te denken valt dan aan: inflammatoire darmziekten, coeliakie, anorexia nervosa etc.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
6
Q

Het verlies van botweefsel is een normaal verouderingsproces, dat niet geheel is tegen te gaan. Om hoeveel botverlies kan het gaan bij vrouwen en om hoeveel bij mannen over het gehele leven?

A

vrouwen: 40-50 %
mannen: 20-30 %

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
7
Q

Voeding en leefwijze spelen een belangrijke rol in het behoud van de piekbotmassa. Maar waardoor wordt de piekbotmassa met name bepaald?

A

genetische factoren

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
8
Q

Wat zijn de karakteristieke locaties van osteoporotische fracturen?

A

Heup, pols en wervelkolom

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
9
Q

Noem de drie hoofdpunten waarop de fysiotherapie zich richt bij behandeling van osteoporose.

A
  1. verminderen van risico op nieuwe fracturen
  2. secundaire preventie van met osteoporose samenhangende klachten van het houding- en bewegingsapparaat
  3. begeleiden van patienten door informeren en adviseren.
How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
10
Q

Op welke 2 wijzen kan het fractuurrisico bij osteoporosepatienten verlaagd worden door de fysiotherapeut?

A
  1. verhogen van de BMD

2. Verlagen van het valrisico

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
11
Q

Omschrijf een BMD verhogende oefening.

A

een krachtoefening op minimaal 70 % van 1 RM

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
12
Q

De intake richt zich bij osteoporosepatienten altijd op de beperkingen in activiteiten en participatie. Wanneer is er ook extra aandacht voor het niveau van stoornis in anatomische eigenschappen?

A

als er sprake is van een verhoogd valrisico

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
13
Q

Noem 5 belangrijke aandachtspunten bij training en begeleiding van osteoporosepatienten. Vermeld bij elk punt ook de reden van aandacht.

A
  1. zet de training doelmatig en doeltreffend op.
  2. Training moet worden voortgezet, zodra de training stopt, nemen de effecten af.
  3. Vermijd flexieoefeningen van de thoracale wervelkolom ivm risico op compressiefracturen.
  4. Bij patienten met pijnklachten en/of bewegingsangst kan een gedragsgeorienteerde benadering bijdragen aan het bereiken van de behandeldoelen.
  5. Negatieve effecten van trainingsinspanning moeten worden vermeden. (BV: patient met laag BMI moet door training niet afvallen)
How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
14
Q

Benoem drie probleemgebieden waarvoor de richtlijn osteoporose specifieke behandeldoelen voorsteld

A
  1. dreigende immobiliteit
  2. een verhoogd valrisico
  3. status na een (wervel)fractuur
How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly