Thema 4 : amfibieën en reptielen Flashcards

overgang van water naar land (wc4, hc11-14 en practica3)

1
Q

navelstreng

A

aan ventrale zijde romp en bevat bloedvaten naar placenta lopen

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
2
Q

preputium

A

voorhuid

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
3
Q

scrotum

A

balzak

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
4
Q

testes

A

teelballen

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
5
Q

epididymis

A

bijbal

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
6
Q

vulva

A

uitwendig geslachtsdeel vrouw, begrensd door schaamlippen

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
7
Q

labia

A

schaamlippen

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
8
Q

diafragma

A

van spier en pees, scheidt borst- en buikholte

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
9
Q

buikvlies (peritoneum)

A

opgedeeld in pariëtaal (rug zijde) en visceraal (orgaan kant)

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
10
Q

milt

A

ligt links lateraal van de maag

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
11
Q

grote net (omentum majus)

A

sterk uitgegroeide dorsale ophangband maag

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
12
Q

duodenum

A

twaalfvingerige darm, eerste deel dunne darm (veel verteringssappen)

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
13
Q

jejenum

A

tweede deel dunne darm (haalt voedingsstoffen uit eten)

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
14
Q

ileum

A

laatste deel dunne darm (haalt laatste voedingsstoffen/vitaminen uit eten)

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
15
Q

scheilswortel

A

hier komen de ophangbanden van de darmdelen samen (heeft een grote zijtak van de aorta)

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
16
Q

dikke darm (colon) onderdelen

A

blinde darm (cecum)
colon ascendens
colon transversum (rechts naar links)
colon descendens
rectum (begint bij bekkeningang)
anus

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
17
Q

retroperitoneale/exraperitoneale ligging

A

niet volledig omsloten door peritoneum

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
18
Q

intraperitoneale ligging

A

ligt in het buikvlies

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
19
Q

nieren

A

rechter nier ligt wat lager doordat de lever erop duwt

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
20
Q

vena cava caudalis

A

onderste holle ader
caudale deel lichaam -> lever -> via middenrif -> hart

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
21
Q

vena portae hepatis

A

poortader (voert bloed uit maagdarmpakket naar lever en loopt door pancreas heen)

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
22
Q

pancreas

A

alvleesklier

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
23
Q

urethra

A

urinebuis (vervoert urine naar buiten)

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
24
Q

onderdelen zaadstreng

A

zaadleider en bloedvaten

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
25
belangrijkste onderdelen vrouwelijk geslachtsapparaat
- ovaria (eierstokken) - tubae uterinae (eileiders) - uterus (baarmoeder) - vagina (schede)
26
onderdelen uterus (baarmoeder)
- eierstokken - zeer dunne, gekronkelde eileiders - baarmoederhoornen (uterushoornen) - klein lichaam - baarmoederhals (cervix) (hiermee aangesloten op vagina)
27
vestibulum vaginae
gedeelte van de binnenste schaamlippen
28
diafragma
middenrif
29
mediastinum
ruimte tussen beide longen
30
pericardium
hartzakje (omgeeft het hart)
31
thymus
zwezerik (ligt in het craniale mediastinum, onder schildklier)
32
organen in mediastinum
craniaal : thymus dorsaal : aorta, slokdarm (oesaphagus), tiende hersenzenuw (nervus vagus) (direct tegen de slokdarm), luchtpijp (thrachea)
33
ventrikel
(linker en rechter) hartkamer (onder boezem)
34
atrium
(linker en rechter) boezem (boven kamer)
35
a. pulmonalis
longslagader (zuurstofarm, naar longen)
36
arcus aortae
aortaboog
37
truncus brachiocephalicus
arm-hoofdslagader
38
vervoering via bovenste en onderste holle ader
voert veneus bloed nar rechterboezem
39
functie kransslagaders
bloedvoorziening van hartzelf
40
hartopbouw en circulatie vis
enkele circulatie, 2 kamerhart kamer -> bulbus of conus arteriosus (uitlaat van kamer) -> kieuwen -> lichaam -> sinus venosus (hier komen lichaamsaders samen) boezem -> herhaalt
41
hartopbouw en circulatie kikkers/amfibieën
dubbele circulatie, 2 kamerkart kamer-> conus arteriosus -> longen/huid -> sinus venosus -> linkerboezem -> kamer -> lichaam -> rechterboezem -> herhaalt
42
hartopbouw en circulatie reptielen
dubbele circulatie, 2 '5' kamerkart (2 kleppen in kamer) (start 3 kamer hart) kamer -> longen -> linkerboezem -> kamer (via linker (zuurstofrijk) en rechter (mixed) aorta -> lichaam -> rechterboezem -> herhaalt
43
hartopbouw en circulatie krokodil
dubbele circulatie, 4 kamerhart rechterkamer -> longen -> linkerboezem -> linkerkamer -> lichaam -> rechterboezem -> herhaalt hebben opening van Panniza (verbinding/opening tussen linker en rechter aorta)
44
hartopbouw en circulatie vogels
dubbele circulatie, 4 kamerhart rechterkamer -> longen -> linkerboezem -> linkerkamer -> lichaam -> rechterboezem -> herhaalt
45
hartopbouw en circulatie zoogdieren
dubbele circulatie, 4 kamerhart rechterkamer -> via pulmonary valve -> longslagaders -> longen -> linkerboezem -> door klep -> linkerkamer -> lichaam -> via bovenste en onderste holleader -> rechterboezem -> (tricuspid) valve -> herhaalt
46
coronair circulatie
asymmetrisch : linker kransslagader meer takken symmetrisch : linker en rechter kransslagaders evenveel takken
47
L-R shunt (bloed komt van 'linker' atrium, gaat naar slagaders)
deel zuurstofrijk bloed gaat ook terug naar longen
48
R-L shunt (bloed komt van 'rechter' atrium
wanneer er minder/niet wordt geventileerd zuurstofarm bloed naar aorta's
49
waaruit ontwikkeld het hart en circulatiesysteem
deel van lateraal plaat mesoderm/viscerale/splanchnisch mesoderm (meest aan de zijkant van de mesodermen)
50
cardiogene veld
(craniaal van embryo) eerst eilandjes van cellen -> vermeerderen -> cellen vloeien samen en vormen holtes -> vormen buisjes (hier ontstaat het hart)
51
vorming atrium
- ontstaan endocardiale kussens(zijkant, tussen A en V) - groeien naar elkaar, zijkanten ervan nog open (8 vorm) - vorming septum primum (eerste tussenschot, vormt linker en rechter A), groeit naar kussens toe - septum secundum (heeft foramen ovale (gaatje) groeit naast septum primum (heeft ook foramen secundum) (bloed van rechter A kan naar linker A)
52
vorming ventrikel
interventriculair septum groeit vanuit onderkant hart naar kussens
53
welke kieuwbogen komen tot ontwikkeling
3,4,6e arterie halsslagaders : 3e aorta : klein deel 4e ductus arteriusus : 6e
54
onderdelen vruchtvlies/foetale membranen (opbouw is diersoortspecifiek)
dooierzak (uitzakking midden darm) allantoïs (uitzakking eind darm) (bloedvaten naar placenta, staat in verbinding met urineblaas) amnion (soort ballon om embryo) chorion (daarbuiten, contact met baarmoeder)
55
ombouwing dooierzak arteriën
wordt : arteria coeliaca arteria mesenterica cranialis arteria mesenterica caudalis
56
veneus systeem
vitelliene venen (van dooierzak) umbilicale venen (van allantoïs) cardinale venen (in embryo zelf)
57
wat ontstaan uit vitelliene venen
vena porta (leverpoortader) ductus venosus (embryonaal,shortcut door lever) deel vena cava caudalis
58
umbilicale venen
uit navelstreng sluiten aan op ductus venosus. overblijfsel is bandje tussen lever en buikwand
59
cardinale venen
- bilateraal (links en rechts) - ligt craniaal en caudaal - cardinaal (meest craniaal en caudaal), subcardinaal(midden), supra-cardinaal(meer dorsaal) (aders zoals vena cava caudalis)
60
volgorde bloedvaten
arteriën (slagaders) arteriolen (klein vat, veel spier) capillairen (haarvaten) venulen (kleine aders) venen (aders)
61
functie foetale membranen
bescherming (gevuld met vocht), gasuitwisseling, voeding, afvoer afvalstoffen
62
endometrium
baarmoederslijmvlies
63
endotheliochoraal
bloedvaten uterus en foetus zijn gescheiden door 1 epitheellaag (makkelijker antistoffen doorgeven) endotheel baarmoeder is afwezig
63
epitheliochoriaal
bloedvaten foetus en moeder zijn gescheiden door 2 epitheellagen
64
hemochoriaal
gescheiden door 1 epitheellaag, baarmoeder endotheel is afwezig en bloedvaten zijn beschadigt (meeste antistof doorgeving)
65
foetale circulatie shunts
ductus venosus (shortcut lever, navelstreng direct naar rechterboezem) foramen ovale (niet naar longen voor zuurstof, bloed rechter atrium direct naar linker atrium) ductus anteriosus (bloed van longslagader wordt naar aorta geleid)
66
type kieuwen (tegenstroom principe, water stroomt tegenovergesteld aan het bloed)
interne kieuwen (afgedekt met kieuwdeksel) externe kieuwen (bv larvale stadia amfibieën
67
cutane ademhaling
ademhaling via huid, nodig : - dunne huid/epidermis - rijkdoorbloede en vochtige (voor diffusie) huid
68
ademhaling reptielen
meer tussenschotjes, groter contact oppervlak
69
embryonale ontwikkeling longen
kieuwbogen (1,2,3,4,6) met kraakbeen, zenuw, mesenchym en bloedvaten. ventraal van kieuwboog (oerdarm)~6 groeit diventrikel en trachea. uitstulping vertakt -> longen
70
surfactant
(ontstaat vanaf week ~26 embryonale ontwikkeling) voorkomt samenvallen longen
71
lichaamsholte vissen/amfibieën/reptielen
- pericardiale holte waar hart in ligt - pleuroperitoneale holte waar rest van organen in liggen - geen diafragma
72
lichaamsholte zoogdieren
- peritoneale holte (buikholte) - pericardiale holte - 2 pleurale holtes - wel diafragma
73
lichaamsholte vogels
- horizontaal septum - schuin septa - pleurale en peritoneale holtes - geen diafragma
74
ontwikkeling diafragma
septum transversum groeit (niet geheel) naar boven. wordt geheel afgesloten door pleuroperitoneale plooien (vanaf dorsaal). van lichaamswand groeien spieren
75
structuren door diafragma
geheel dorsaal : aorta in het midden : slokdarm meest centraal : onderste holle ader over diafragma loopt halszenuw
76
ontstaan pleurale holte (voorste, craniale deel coeloom)
2 plooien die naar elkaar groeien en het hart omgeven (pleuro-perdicale plooien)
77
buccale pomp (amfibieën)
duwen met positieve druk lucht de longen in
78
aspiratie pomp
longen worden groter, druk minder, lucht wordt aangezogen
79
ademhaling vogels
inademing voorste en achterste luchtzak groter uitademing : lucht duwt in longen 1 richtingsverkeer
80
verandering pootstand
reptielen (boven) zoogdieren (onder) (elleboog/pols en knie/hak staan tegenovergesteld) vergelijkbare ontwikkeling in zoogdier embryo te zien
81
adaptatie aan 4 poten lopen
- zijdelings afgeplatte thorax (borstholte) - geen sleutelbeen (anders snel kapot en kan minder naar voor) - schouderblad op lateraal vlak van thorax - verlenging (voorpoten) - verminderde beweging schouder - minder tenen - schouderblad vast met spieren
82
type gewrichten (verbindingen tussen botten)
- fibreuze gewrichten (bv schedelnaden, vergroeien) - kraakbeen gewrichten - synoviaalgewrichten (bewegen) kraakbeen heeft synoviale vloeistof nodig voor voeding)
83
gewrichtsstabiliteit
passief : vorm, aanwezigheid gewrichtsbanden actief : spieren
84
type aanpassingen water naar lans
- aan zwaartekracht (skelet, voortbewegen, nek/schouder) - voorkomen uitdroging (huid, vruchtvliezen) - aanpassing ademhaling - hoger basaal metabolisme (aanpassingen hart)