thema 4 Flashcards

1
Q

atheïsme

A

niet gelovig

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
2
Q

agnosticisme

A

niet weten, toch de opendheid laten

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
3
Q

ietsisme

A

geloven in iets

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
4
Q

dëisme

A

goed heeft de natuurwetten gemaakt en is dan uit de wereld getrokken (uurwerk)

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
5
Q

theïsme

A

god die ingrijpt in de geschidenis

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
6
Q

wat is het verschil tussen geloven in ruime zin en geloven in strikte zin

A

geloven in ruime zin, is dat geloof een kwestie is van vertrouwen, zoals ik geloof in mijn vrienden. Geloof in strikte zin is geloven in een persoonlijke god

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
7
Q

polytheistisch

A

geloven in meerdere goden

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
8
Q

monotheistisch

A

geloven in één god

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
9
Q

levensbeschouwing

A

niet in goden geloven: buddhisme en humanisme mens staat centraal

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
10
Q

bevrijdende godsbeelden

A

godsbeelden die ruimte en vertrouwen geven en stimuleren de creativiteit

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
11
Q

verlammende godsbeelden

A

geven voornamelijk angst en soms vals gevoel van veiligheid

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
12
Q

soorten godsbeelden

A

tovenaar
concurrent
bondgenoot

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
13
Q

waardoor wordt ons godsbeeld bepaalt

A
  • kindertijd
  • tijd waarin je leeft
  • levensgebeurtenissen
  • cultuur
  • omgeving
How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
14
Q

wat is de evolutie van godsbeelden

A
  • jonge kinderen: ze gaan op verhaaltjes en prentjes van god
  • basisschool: uitspraken over god letterlijk genomen met veel fantasie
  • tiener: kritsch, ze gaan godsbeelden vergelijken
How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
15
Q

stadium 1

A

intuitief projectief geloof: vanaf 3 jaar door verhalen van buitenaf, god als deel van leefomgeving

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
16
Q

stadium 2

A

mytisch letterlijk geloof: vanaf 7 jaar, je gaat etisch denken en je gaat u godsbeele met veel fantasie maken omdat je alles letterlijk neemt

17
Q

stadium 3

A

syntetisch conventioneel geloof: vanaf 12, reflecteren op god en kritsche vragen stellen, vergelijken met peergroup

18
Q

stadium 4

A

individueel-reflectief geloof: mid 20-late 30 , je bent nu los van de sytemene, je hebt ook veel verantwoordelijkhei, je hebt hier een persoonlijk geloof met compatibeliteiit

19
Q

stadium 5

A

conjunctureel geloof: tijdens volwassenheid,paradoxen en mysteries worden door u aanvaard, en je gelooft dat de waarheid multidimensionaal is

20
Q

stadium 6

A

universeel geloof of verlichting: wordt zelden bereikt, je hebt u eigen spiritualiteit, en je bent los van religeuze overtuigingen, je gaat hier u eigen tradities stichten

21
Q

inculturatie

A

het proces waarbij elementen uit een bepaalde religie of cultuur geïntegreerd worden in een andere cultuur