Thema 3. Weer en geografie Flashcards
1
Q
herken
A
recognise
2
Q
vies
A
dirty/gross
3
Q
nat
A
wet
4
Q
erg
A
important
5
Q
hevig
A
violent/intense
6
Q
gemiddeld
A
on average
7
Q
naar beneden komen
A
come down/fall
8
Q
de overstroming
A
flood
9
Q
bestrijden
A
fight/combat
10
Q
instorten
A
collapse
11
Q
de opdracht geven
A
instruct
12
Q
tegenhouden
A
stop/arrest
13
Q
bereiken
A
achieve
14
Q
toenemen
A
increase
15
Q
te maken krijgen met
A
deal with/be confronted with
16
Q
daarentegen
A
on the other hand
17
Q
redelijk
A
reasonable
18
Q
wisselvallig
A
changeable