thema 3 van werkstress tot burn out, werkverslaving en assesment Flashcards
Psychosociale en fysiologische theorieën over werkstress
In deze studietaak leer je meer over de achtergrond van werkstress. Wat gebeurt er in het lichaam wanneer iemand stress ervaart? Zoals je wellicht weet zorgt stress voor focus en houd je scherp en gemotiveerd om goed te presteren. Als er sprake is van chronische stress gaat dit echter vroeg of laat ten koste van de gezondheid. Chronische stress ontstaat bijvoorbeeld als je voortdurend onder hoge (tijds)druk moeten presteren zonder mogelijkheid tot herstel, waardoor je gebruik blijft maken van de reservecapaciteit en de stress gaat opstapelen.
Maar wat gebeurt er precies en welke processen spelen een rol? Wanneer is werk stressvol? En welke factoren kunnen de effecten van stress bufferen? In deze studietaak leer je hier meer over. Ook maak je kennis met enkele theoretische modellen die de effecten (en gevolgen) van stress op de werkvloer in kaart brengen.
In het filmpje waarin het JD-R-model in de praktijk wordt toegelicht (zie bovenaan deze opdracht), worden vier manieren genoemd waarop het JD-R-model in de praktijk gebruikt kan worden. Welke vier manieren zijn dit?
- als middel om het bewustzijn van arbeidsgerelateerde stressprocessen te vergroten
- als basis voor onderzoek, waarbij de actuele stand van zaken in kaart wordt gebracht
- als middel om preventieve maatregelen te nemen die stress en uitval onder werknemers moeten voorkomen
- als curatief middel om medewerkers die zijn uitgevallen meer begrip te geven over hoe werkgerelateerde stress ontstaat en hoe het kan dat ze zijn uitgevallen; het model geeft ook handvatten om de werkstress te verminderen.
Welke vijf elementen zorgen ervoor dat de gezondheidsrisico’s verbonden aan het verrichten van arbeid steeds meer verplaatsen van het materiële en fysieke naar het psychosociale vlak?
- Steeds meer organisaties houden zich bezig met het verlenen van diensten in plaats van met het maken van producten.
- Er vinden bijna continu organisatieveranderingen plaats.
- Er worden voortdurend nieuwe productie- en managementconcepten ingevoerd.
- De toegenomen technologisering heeft niet alleen effect op de aard en de organisatie van het werk, maar ook op de kwaliteit ervan.
- Het psychologisch contract tussen werknemer en werkgever wordt in toenemende mate aangetast.
Welke vijf factoren zijn van invloed op het begrip ‘mentale inspanning’?
- de complexiteit van de taak
- de kennis en vaardigheden van diegene die de taak uitvoert
- de mate waarin de persoon de taak kan en wíl uitvoeren
- de psychofysiologische toestand van de persoon
- situationele factoren
In hoofdstuk 3 wordt gesproken over het belang van het reguleren van de inspanning tijdens het werk. Wat zijn maatregelen (zowel op het werk als privé) die bijdragen aan het reguleren van de inspanning rondom het werk? Noem er enkele.
- wisselen van arbeidstempo (inclusief korte onderbrekingen tijdens het werk)
- veranderen van werkactiviteiten
- vakanties
- activiteiten die mensen helpen om los te komen van het werk (uitdagende en plezierige dingen buiten het werk)
Wat niet of nauwelijks bijdraagt aan herstel in de privétijd zijn passieve activiteiten zoals tv-kijken.
De literatuur laat tegenstrijdige resultaten zien als het gaat om de relatie tussen cortisol en werkstress. Wat is hiervoor een mogelijke verklaring?
Sommige studies laten zien dat stress gepaard gaat met een verhoging van het cortisolniveau en de cortisol awakening respons (CAR). Uit andere studies blijkt dat stress gepaard gaat met een verlaging van het cortisolniveau en de CAR. In dit laatste geval is het uitgangspunt dat de hypothalamo-pituitary-adrenal (HPA)-as aanvankelijk op stress reageert door de afgifte van cortisol te verhogen. Maar gezien de schadelijke gevolgen van langdurige hoge cortisolniveaus, komt er een punt waarop het lichaam zichzelf in bescherming neemt door de HPA-as-activiteit chronisch te verlagen.
Leg uit waarom fysiologische stressmaten vooral fluctuaties binnen personen goed in kaart brengen, maar minder geschikt zijn op groepsniveau om mensen met en zonder stress te onderscheiden.
De baseline waardes van fysiologische stressmaten kunnen erg verschillen tussen mensen. Wat voor de een ‘hoog’ is, kan voor de ander ‘gemiddeld’ zijn of andersom.
Fysiologische stressmaten kunnen goed patronen binnen personen over de tijd ontdekken door dezelfde persoon meerdere keren te meten. Tussen personen is de fluctuatie te groot om een objectieve ‘stressthermometer’ te kunnen ontwikkelen.
Welke job demands (JD-R-model) zorgen er volgens dit artikel voor dat thuiswerken voor stress kan zorgen?
onderstimulatie
continu switchen tussen softwareprogramma’s
een overvolle agenda
de thuiswerk-omgeving
rolvervaging
Welke job resources (JD-R-model) dragen volgens dit artikel over thuiswerken bij aan het verminderen van stress?
afspraken over bereikbaarheid
focusblokken
heldere scheiding van werk en privé
afwisseling van werkomgeving
Leg aan de hand van het demands-control-support (DCS)-model uit hoe verplicht thuiswerken kan zorgen voor een hoge mate van ervaren stress.
Mensen die thuiswerken en al hun werkzaamheden online moeten uitvoeren, zitten in een geïsoleerde werkomgeving met weinig (directe) sociale steun. Daarnaast zijn de psychologische taakeisen (onder andere werkdruk en switchen tussen software) hoog en is de autonomie ingeperkt/laag. Dit is volgens het DCS-model een hoog-risicosituatie voor het ervaren van stressgerelateerde klachten.
NB Je zou kunnen zeggen dat thuiswerken veel autonomie geeft om het werk zelf in te delen. Hoewel dat in het eerste opzicht klopt, is dat niet alleen maar waar. Ja, mensen kunnen hun werkzaamheden zelf inplannen, maar ze kunnen maar (zeer) beperkt kiezen hoé ze die werkzaamheden uitvoeren. Een vergaderzaal boeken gaat niet. Samen wandelen met collega’s gaat niet. Even snel bij elkaar binnenlopen ook niet. Mensen zijn gebonden aan de digitale manier van werken, die de autonomie van ‘hoe het werk uit te voeren’ inperkt. Daarnaast zijn mensen volkomen afhankelijk van wel/niet-functionerende softwaresystemen.
Wat kunnen medewerkers volgens dit artikel zelf doen om stress van het thuiswerken te verminderen?
op tijd pauzes nemen en fysiek bewegen
burn-out bevlogenheid en werkverslaving
Burn-out is een thema dat je steeds vaker in het nieuws en in de media tegenkomt. Wat wordt er vanuit het werkveld van de arbeids- en gezondheidspsychologie eigenlijk verstaan onder het begrip burn-out? In deze studietaak lees je meer over de geschiedenis van het begrip burn-out, welke symptomen hierbij horen en hoe je het kunt diagnosticeren. Ook lees je over mogelijke oorzaken en gevolgen en worden er verschillende verklaringen genoemd. Daarnaast krijg je een overzicht van mogelijke interventies bij burn-out.
Als tegenpool van burn-out wordt vervolgens het begrip bevlogenheid gedefinieerd. Wat wordt verstaan onder bevlogenheid? Wat zijn de oorzaken en gevolgen en hoe kun je bevlogenheid bevorderen?
Daarnaast is er in deze studietaak aandacht voor het begrip werkverslaving. Achtereenvolgens worden de geschiedenis van het begrip, de symptomen, de mogelijke oorzaken en gevolgen, bestaande verklaringen en beschikbare interventies besproken.
Welke belangrijkste kenmerken van burn-out worden genoemd?
De belangrijkste kenmerken die Mechtild noemt, zijn:
gevoel van uitputting
distantie
verminderde competentie
In het tekstboek wordt beschreven dat het gevoel van uitputting gepaard gaat met spanningsklachten, verminderde effectiviteit, verminderde motivatie, en problematische attitudes en gedragskenmerken op het werk.
Welke gevolgen van burn-outklachten ziet Mechtild in haar organisatie, en welke andere gevolgen van burn-out worden in het tekstboek beschreven?
Mechtild vertelt dat burn-outklachten kunnen leiden tot verschillende gezondheidsklachten, zoals psychosomatische klachten, depressie en angstklachten.
In het tekstboek worden daarnaast nog gevolgen genoemd rondom de werkattitudes en de organisatie.
In de paragrafen 18.4 en 18.5 worden de mogelijke oorzaken van en verklaringen voor burn-out besproken.
Wat zijn de mogelijke oorzaken van burn-out?
Omdat er nog maar een gering aantal longitudinale studies naar burn-out zijn gedaan, wordt vooralsnog gesproken van mogelijke oorzaken.
Op basis van de huidige kennis kan gezegd worden dat aan de ene kant werkbelasting, in de vorm van ervaren werkdruk, tijdsdruk en interferentie tussen de werk- en thuissituatie, de belangrijkste mogelijke oorzaken zijn. Daarnaast spelen rolproblemen en emotionele belasting een rol. Objectieve indicatoren lijken veel minder van belang te zijn.
Aan de andere kant is de afwezigheid van een aantal energiebronnen een belangrijke mogelijke oorzaak, zoals een gebrek aan sociale steun, feedback, participatie in de besluitvorming en regelmogelijkheden.
Een deel van de mensen met burn-outklachten zijn werkzaam in de dienstverlenende sector. Hierbij spelen de contacten met andere mensen een grote rol. Welke mogelijke verklaring voor burn-outklachten kan in dit specifieke werkveld een rol spelen?
Volgens de sociale-uitwisselingstheorie ontstaat emotionele overbelasting (en dus burn-out) wanneer de opbrengsten (‘baten’) die iemand uit sociale relaties met anderen verkrijgt niet in balans zijn met de investeringen (‘kosten’).
Wanneer er sprake is van een chronische discrepantie tussen de kosten en de baten, spreek je van een negatieve uitwisselingsrelatie of van een gebrek aan wederkerigheid (reciprociteit).
Interview met burn-outdeskundige, prof. dr. G. Keijsers van de Radboud Universiteit Nijmegen en hoofdopleider bij de opleiding Klinische psychologie bij Rino Zuid. Hij heeft meegewerkt aan het opstellen van de richtlijnen voor de behandeling van burn-out. Behandelaars werken bij voorkeur volgens zo’n protocol. In het interview vertelt professor Keijsers wat hem vooral opvalt bij patiënten met een burn-out en welke ontwikkelingen hij in de manier van behandelen ziet.
Geef een overzicht van de behandeleffecten bij burn-out gebaseerd op literatuurstudies, zoals geschetst in van Dam et al., pp. 63-69.
In het protocol wordt beschreven uit welke onderdelen een individugerichte behandeling bestaat. Benoem de verschillende onderdelen.
Systematisch literatuuronderzoek onder 25 interventiestudies tussen 1996 en 2006 laat zien dat in 82 procent van de individugerichte behandelingen een aantoonbare verbetering van burn-outklachten optreedt en dat die verbetering stabiel blijft.
Datzelfde geldt voor behandelingen waarin individu- en organisatiegerichte interventies worden gecombineerd, maar de resultaten hiervoor zijn niet beter dan bij interventies die alleen op het individu gericht zijn.
De behandeling in het protocol start met twee inventarisatiesessies en vervolgt met de onderdelen klachtenreductie (sessies 3 tot en met 6) en cognitieve therapie (sessies 7 tot en met 10). Daarna kan er gekozen worden voor extra modules, werkhervatting en werkgerichte interventies.
De behandeling sluit af met het vaste onderdeel coaching en recidiefpreventie (vier sessies). Wanneer er alleen voor de vaste onderdelen gekozen wordt, bestaat de behandeling uit veertien sessies.
theoretische modellen over werkstress: P-E fit model
*person environment fit model (P-E fit model): werkstress is een misfit tussen de persoonlijke behoeften en de hulpbronnen in de werkomgeving, dan wel een misfit tussen persoonlijke mogelijkheden en de eisen vanuit de wekomgeving.
-Objectieve misfit: discrepantie tussen de feitelijke toestand waarin de werknemer zich bevindt en de objectieve kenmerken vande werkomgeving.
-subjectieve misfit: dicrepantie tussen de kijk van een werknemer op zichzelf en zijn kijk op de werkomgeving.
Zowel een positieve misfit, bvb iemand heeft meer mogelijkheden dan een werkomgeving vereist als een negatieve misfit met bvb minder mogelijkheden leiden tot stressreacties.
een U vormige relatie tussen P-E fit en stressreacties
3 mechanismen mbt het hanteren van stressvolle situaties:
actieve coping, passieve coping (defensiemechanisme) en subjectieve sociale ondersteuning.
theoretische modellen over werkstress: Demand-control (-support)model
Het demand control model is een omgevingsgericht model bedacht door Robert Karasek waarin 2 psychosociale werkkenmerken beschouwd worden als belangrijke determinanten van de gezondheid en het welbevinden van werknemers:
-psychologische taakeisen (psychological job demands): psychologische stressoren aanwezig in de werkomgeving (bvb het werktempo, tijdsdruk, moeilijk en geestelijk inspannend werk)
-regelmogelijkhed de controle van een werknemer over zijn taken en zijn gedrag. (job decision latitude of job control) Dit kan ook beschouwd worden als het zelfregulerende vermogen van een werknemer om de aanwezige stressoren te beïnvloeden, zodat ze binnen aanvaardbare grenzen blijven.
theoretische modellen over werkstress: het demand control- suppport model
is een uitbreiding op het DC Model door Johnson en Hall met een derde dimensie: sociale ondersteuning in het werk (workplace socials support)
Hun onderzoek toont aan dat tekortkomingen in sociale steun de negatieve gezondheidseffecten van werkdruk en regelmogelijkheden versterken.
Theoretische modellen over werkstress: het vitaminemodel van Warr
het vitaminemodel vergelijkt de invloed van omgevingskenmerken (environmental features) op de mentale gezondheid van het individu met de invloed van vitamines op het menselijk lichaam, die aanvankelijk een positieve invloed hebben, maar bij hoge doserigen tot 2 types effecten kunnen leiden:
*constant effect CE-patroon: geen verdere invloed
werkkenmerken: salaris veiligheid betekenisvolheid
* additional effect AD-patroon: negatieve uitwerking
werkkenmerken: autonomie, werkdruk,sociale ondersteuning, gebruik van vaardigheden, afwissseling in het werk, feedback
4 elementen:
effecten van omgevingskenmerken op de mentale gezondheid
categoriseren van omgevingsfactoren in een aantal types
multidimensionaliteit van het welbevinden, affectief welbevinden de kern van de geestelijke gezondheid.
wisselwerking tussen persoon en omgeving
theoretische modellen over werkstress: effort-reward imbalance model van Sigrist
Is ontwikkeld vanuit het idee dat de werkrol een belangrijke schakel vormt tussen de persoonlijke behoeften van het individu en de maatschappelijke structuur. Het ERI-model legt meer nadruk op de beloningsstructuur van het werk dan op de controle mogelijkheden van de werknemer en veronderstelt dat job-related efforts deel uitmaken van een sociaal uitwisselingsproject waar in onze maatschappij normaliter een aantal materiele en immateriele beloningen (occupational rewards) tegenover staan. Volgens het model wordt het optreden van stressreacties bepaald door hoge inspanning die gepaard gaan met een lage beloning. (overcommitment)
Beloningen zijn geld (bvb passelijk salaris) waardering (bvb respect, ondersteuning). Zekerheid en carriere mogelijkheden.
overcommitment:
een te sterke betrokkenheid bij het werk, dat wordt gekenmerkt door streberig gedrag, moeite om het werk van zich af te zetten en behoefte aan waardering en goedkeuring. Dit construct blijkt vooral gerelateerd aan type-A gedrag dat sterk geassocieerd is met verhoogde arousal in veeleisende situaties. Deze werknemrs zullen doorgaans vinden dat hun grote hoeveelheid inspanning niet voldoende beloond wordt en een hoger risico lopen op het ervaren van een stressvolle disbalans.
theoretische modellen over werkstress: Job-Demands-Rescources Model
JD-R model van Demerouti, Bakker en Schaufeli (2001) gaat uit van 3 kernveronderstelingen:
- elke beroepsgroep heeft zijn eigen specifieke risicofactoren voor stress en motivatie, die onder te vertelen zijn in 2 categoriëen
*taakeisen/job demands
*energiebronnen (job resources)
-Het JD-R model veronderstelt verder 2 parallelle processen waarin burn-out en bevlogenheid een mediërende rol spelen (hiermee is het JD-R-model niet enkel een stress model, maar ook een model voor arbeidsmotivatie:
* energetisch stressproces: veeleisende aspecten van het werk leiden tot voortdurende aantasting van de energiereserves en daarmee op lange termijn tot uitputting (burn-out), wat kan resulteren in gezondheidsklachten en ziekteverzuim
* motivationele proces: de aanwezigheid van energiebronnen (vanwege motivationele kwaliteiten!) zal leiden tot bevlogenheid.
-Er is een interactie-effect van taakeisen en energiebronnen op zowel stressreacties als bevlogenheid.