Thema 2 Week 2 Flashcards
1
Q
Zich verzetten tegen
A
Proberen iets tegen te houden
2
Q
Berusten in
A
Accepteren
3
Q
Aanvankelijk
A
In het begin
4
Q
Gaandeweg
A
Langzamerhand
5
Q
Iemand opbeuren
A
Iemand opvrolijken
6
Q
De zienswijze
A
De manier waarop je over iets denkt
7
Q
De list
A
Een slim plan
8
Q
Bemoeilijken
A
Moeilijker maken
9
Q
Paniek zaaien
A
Veel mensen bang maken
10
Q
Iemand voor vol aanzien
A
Iemand serious nemen en luisteren naar die persoon
11
Q
Door schade en schande wijs worden
A
Leren van je fouten
12
Q
De boa
A
Een soort sjaal van veren
13
Q
De confetti
A
Kleine snippers papier
14
Q
Daarmee is de kous af
A
Daarmee is het afgelopen
15
Q
Er een steekje los
A
Als iemand zich vreemd gedraagt