Thema 2 Week 1 Flashcards
1
Q
Heel erg arm
A
Straatarm
2
Q
Erg rijk
A
Vermogend
3
Q
Ergens negatief tegen over staan
A
Afwijzend
4
Q
Ergens positief tegenover staan
A
Welwillend
5
Q
Een smalle langwerpige uitholling waar water door stroomt
A
De geul
6
Q
Een zoutwatervis
A
De makreel
7
Q
Waterplanten met stengels en sprieten
A
De algen
8
Q
Iets waarvan je denkt dat het niet goed is of niet klopt
A
Dubieus
9
Q
Iets dat met opzet vals of oneerlijk is
A
Het bedrog
10
Q
Een prettig, opwindend gevoel
A
De kick
11
Q
Iemand die werk doet zonder ervoor betaald te krijgen. Iemand die het ook leuk vindt om het werk te doen
A
De vrijwilliger
12
Q
Als je iets niet hoort of ziet
A
Aan de aandacht ontsnappen
13
Q
Ergens slachtoffer van zijn
A
Ergens de dupe van zijn