Thema 2. Fysieke en hersenontwikkeling Flashcards

1
Q

Waar reageert het ventrale stratum (meer actief bij adolescenten) sterk op?

A

Het krijgen van een beloning. Dit hangt samen met de hoeveelheid testosteron.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
2
Q

Wat is de menarche? (tentamenvraag)

A

De eerste ongesteldheid van een meisje

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
3
Q

Wat is de adrenarche? (tentamenvraag)

A

De rijping van de HPA-as = de allereerste fase van lichamelijke verandering

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
4
Q

Wat is de gonadarche? (tentamenvraag)

A

De rijping van de HPG-as = verdere rijping primaire seksuele organen (eierstokken en testikels) en de secondaire seksuele karakteristieken (schaamhaar, borstontwikkeling, ontwikkeling van de geslachtshormonen) en wordt de adolescent geslachtsrijp.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
5
Q

Wanneer start de groei van schaamhaar? (tentamenvraag)

A

Wanneer de afgifte van de hormonen androstenedion en DHEA een zeker niveau bereikt

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
6
Q

Welke stadia kent de puberteitsontwikkeling volgens Tanner?

A
  1. geen beharing, verheven tepel meisjes, geen ontwikkeling jongens
  2. eerste (blonde) haartjes, alleen bij penis en langs labia, enige borstvorming, scrotum en testikels groeien, scrotum verkleurd
  3. meer haar, donkerder, gekruld, over hele schaamstreek, wat meer borstvorming maar nog geen duidelijke afgrenzing, penis wordt langer
  4. volwassen haar maar nog steeds op beperkt gebied, tepel verheft zich boven borst, penis wordt dikker en eikel groeit mee, scrotum verkleurd verder
  5. hoeveelheid en spreiding volwassen proporties, tepelhof volgt borstronding, genitaliën bereiken volwassen omvang en vorm
How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
7
Q

Noem de 5 belangrijke lichamelijke veranderingen die plaatsvinden tijdens de adolescentie.

A
  • Er treden veranderingen op in de hormonale systemen die de lichamelijke veranderingen reguleren en coördineren.
  • Er is een periode van versnelde groei van het lichaam (de groeispurt).
  • Er is een toename en een andere verdeling van lichaamsvet en spierweefsel.
  • De systemen van bloedsomloop en ademhaling ontwikkelen zich, wat in combinatie met de veranderingen in spierweefsel kan leiden tot een toename van kracht en uithoudingsvermogen.
  • De rijping komt op gang van de primaire geslachtsorganen en van secundaire seksuele kenmerken.
How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
8
Q

Wat is de thelarche?

A

Groei van de borsten

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
9
Q

Wat is de seculiere trend? (tentamenvraag)

A

De afname die te zien is in de leeftijd waarop de menarche plaatsvindt.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
10
Q

Wat is een voorspeller van vroege rijping en ontwikkeling bij meisjes?

A

Sociale stressoren en vooral slechte gezinsomstandigheden

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
11
Q

Als uit onderzoek blijkt dat jongens als eerste de spemarche hebben ervaren een laag zelfbeeld hebben en een jaar later dit lage zelfbeeld ook wordt aangetroffen bij jongens die inmiddels ook de spemarche hebben ervaren, waar is dit lage zelfbeeld dan aan te wijten?

A

De status van de spermarche

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
12
Q

Waar lijkt vroege lichamelijke ontwikkeling tijdens de adolescentie mee samen te hangen?

A

Met regelovertredingen zoals winkeldiefstallen, vandalisme, vechten, wapenbezit en illegaal middelengebruik.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
13
Q

Welke theorieën dragen verklaringen aan voor de invloed van rijping en lichamelijke ontwikkeling op het functioneren van adolescenten?

A
  • de hypothese van de stressvolle verandering: voorspelt dat alle adolescenten stress zullen ervaren als hun lichaam verandert, maar ook dat die stress het grootst is tijdens perioden met de grootste en snelste verandering
  • de hypothese van de hormooninvloeden: op de veranderingen in de stressgevoeligheid waardoor ze meer gevoelig worden voor stressoren en op de veranderingen in het uiterlijk van het lichaam wat leidt tot waargenomen of echte reacties vanuit de omgeving
  • de hypothese van de afwijkende timing: veranderingen die zich eerder of later voordoen dan gebruikelijk in de ontwikkeling kunnen tot hoger niveau van stress leiden
  • de contextuele versterkingshypothese: richt zich op samenspel van processen die gepaard gaan met veranderingen zowel op lichamelijk als op sociaal gebied
  • de accentueringshypothese: veeleisende transities die gepaard gaan met nieuwigheid, ambiguïteit en onzekerheid vergroten verschillen tussen mensen uit. Omdat dit mensen terugwerpt op basiskarakter en -persoonlijkheid.
  • de rijpingsdichtheidhypothese: houdt in dat er sprake is van verhoogde druk als de ontwikkeling in kortere tijd plaatsvindt. Hierdoor komt er druk op de adolescent te staan.
How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
14
Q

Leg uit wat er bedoeld wordt met de begrippen status, timing en tempo in relatie tot de fysieke ontwikkeling van de adolescent.

A
  • De status van de lichamelijke ontwikkeling verwijst naar het niveau van de lichamelijke rijping en ontwikkeling van de adolescent.
  • De timing van de lichamelijke ontwikkeling geeft weer in hoeverre de rijping en de lichamelijke ontwikkeling eerder, op hetzelfde moment, of later plaatsvindt dan bij leeftijdgenoten van dezelfde sekse.
  • Het tempo van de lichamelijke ontwikkeling verwijst naar de snelheid waarmee een adolescent door de stadia van de rijping en de ontwikkeling heen gaat.
How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
15
Q

Wat zijn executieve functies?

A
  • werkgeheugen: gedurende korte tijd actief houden van informatie
  • response inhibitie: het kunnen remmen van ongewenst gedrag
How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
16
Q

Wat wordt bedoeld met dat de adolescentie gezien kan worden als een paradox?

A

hoewel er lichamelijk en cognitief veel vooruitgang is neemt het aantal ongelukken en sterfgevallen in deze periode toe

17
Q

Wat verstaan we onder de theory of mind?

A

de vaardigheid om na te denken over de gedachten en handelingen van iemand anders

18
Q

Wat veronderstelt het dual processing model?

A

dat de ontwikkeling van subcorticale hersengebieden (zoals het striatum en de amygdala) voorloopt op de ontwikkeling van corticale hersengebieden (zoals de prefrontale cortex en de pariëtale cortex)

19
Q

Hoe kan de paradox van de adolescentie verklaard worden vanuit neurobiologische optiek?

A

Sommige neurobiologische modellen (dual-processing modellen) verklaren deze paradox vanuit de asynchrone ontwikkeling van de hersenen. Deze modellen veronderstellen dat subcorticale hersengebieden die direct gevoelig zijn voor de spanning van het nemen van risico’s en het ervaren van primaire emoties als beloning, blijdschap of angst bij de aanvang van de adolescentie extra actief zijn. Corticale hersengebieden die belangrijk zijn voor controle van emoties vertonen daarentegen een langzamer ontwikkelingspatroon. Deze fragiele balans in de hersenontwikkeling zou de toename van risicogedrag in de adolescentie en het zonder nadenken over consequenties van gedrag kunnen verklaren.

20
Q

Hoe zit het met witte en grijze stof?

A

De witte stof neemt in hoeveelheid toe tot het twintigste levensjaar, dit gebeurt in alle hersengebieden met een vrij constante snelheid over de jaren. De grijze stof neemt echter toe tijdens de kinderjaren om vervolgens af te nemen gedurende de adolescentie.Sommige hersengebieden laten al vroeg in de ontwikkeling deze afname zien terwijl bij andere hersengebieden dit relatief langzaam verloopt. Binnen de cortex vindt de langzaamste verandering plaats in de prefrontale cortex (meer specifiek de dorsolaterale prefrontale cortex), in de temporaal-pariëtale junctie, en in de pariëtale cortex. Hier vindt een afname van grijze stof plaats tot aan het twintigste levensjaar.

21
Q

Wat is geen kandidaat voor het ondergaan van een kritieke periode tijdens de adolescentie volgens Furhmann et al.?

A
  • taalontwikkeling

wat wel? geheugen, effecten sociale stress en effecten drugsgebruik

22
Q

De veranderingen in de frontale cortex tijdens de adolescentie hebben effect op de executieve functies. Waarschijnlijk verloopt deze ontwikkeling van een diffuus naar een gespecialiseerd patroon. Wat wordt hiermee bedoeld en hoe uit zich dit?

A

Adolescenten laten op jongere leeftijd een meer diffuus patroon van hersenontwikkeling zien, ze activeren meer hersengebieden die niet relevant zijn voor de taak die uitgevoerd wordt. Naarmate adolescenten ouder worden laten ze een meer gefocuste activatie van hersengebieden zien, hersengebieden die daadwerkelijk belangrijk zijn voor het uitvoeren van de taak worden geactiveerd.

23
Q

Verklaar aan de hand van de veranderingen die plaatsvinden in het ventrale striatum (onderdeel van het limbisch systeem) en de ontwikkeling van de prefrontale cortex waarom risicogedrag toeneemt tijdens de adolescentie.

A

Het ventrale striatum wordt ook wel gezien als het pleziergebied van de hersenen en is gevoelig voor risico’s en beloningen. Vooral in het midden van de adolescentie reageert het ventrale striatum sterker op beloningen, hij wordt dan hypersensitief. Deze gevoeligheid hangt samen met de hoeveelheid testosteron. De toename in beloningsgevoeligheid en de drang tot het nemen van risico’s lijkt samen te hangen met deze hypersensitiviteit in het limbisch systeem. Tegelijkertijd is er sprake van een nog onderontwikkelde prefrontale cortex, een hersengebied dat juist moet zorgen voor inhibitie van dit risicogedrag. Deze combinatie zorgt voor een toename van risicogedrag tijdens de adolescentie.

24
Q

In de adolescentie vinden sociaal-affectieve veranderingen plaats op hersenniveau. Beschrijf deze omstandigheden en de gevolgen die zij hebben (tentamen).

A

Een toegenomen activatie van de PFC is te zien onder omstandigheden waarin er een beroep wordt gedaan op de creativiteit van adolescenten en onder omstandigheden waar emoties een grotere rol spelen (met name bij dreigende sociale exclusie). Ook motivatie speelt hier een belangrijke rol in, taken waartoe de adolescent zich (intrinsiek) gemotiveerd voelt gaan hem makkelijker af.

25
Q

De toename in beloningsgevoeligheid tijdens de adolescentie hangt samen met:

A

een hypersensitief limbisch systeem

26
Q

Waar is de amygdala heel gevoelig voor?

A

de intensiteit van emoties