Thema 2 Flashcards
HC 4 - 6 + Leerdoelen
Welke weg neemt lucht?
Neusholte
Keelholte
Luchtpijp
Broncien
Bronchiolen
Alveoli
Waar vind de gaswisseling plaats
In de alveoli. Alveoli zijn kleine, zakvormige structuren die zich aan het einde van de bronchiolen bevinden. Ze zijn omgeven door een netwerk van haarvaten, wat de verbinding tussen lucht en bloed mogelijk maakt. De wanden van de alveoli zijn extreem dun en bestaan uit een enkel laagje plaveiselcellen, wat de efficiënte gasuitwisseling vergemakkelijkt.
Anatomische dode ruimte
Het gedeelte van het ventilatoire systeem (vooral de leidende zones) waar geen gasuitwisseling plaatsvindt. Lucht die hierheen gaat, neemt geen deel aan de zuurstof- en kooldioxide- uitwisseling.
Inspiratie
- Tijdens inspiratie trekt de diafragma (de spier die zich
onder de longen bevindt) samen en beweegt naar
beneden. - De externe intercostale spieren, gelegen tussen de ribben, trekken samen en zorgen ervoor dat de ribben omhoog en naar buiten worden getrokken
- Door de vergroting van de borstholte daalt de luchtdruk binnen de borstholte onder de atmosferische druk. Hierdoor stroomt lucht de luchtwegen binnen en bereikt de longen.
- De vergroting van de borstholte en de daling van de druk zorgen ervoor dat de longen zich vullen met lucht. De longen worden uitgerekt, en de intra- alveolaire druk daalt tot onder de atmosferische druk.
Expiratie
- Tijdens expiratie ontspant de diafragma en beweegt terug naar zijn oorspronkelijke hogere positie, waardoor de ruimte in de borstholte wordt verminderd.
- De externe intercostale spieren ontspannen, waardoor de ribben naar beneden en naar binnen bewegen. Bij geforceerde expiratie
kunnen de interne intercostale spieren ook helpen door de ribben verder naar beneden te trekken. - Door de vermindering van de borstholte en de compressie van de longen stijgt de luchtdruk binnen de borstholte boven de atmosferische druk. Hierdoor wordt de lucht uit de longen gedrukt.
- De lucht die in de alveoli (longblaasjes) is verzameld, wordt door de verhoogde druk naar buiten gedrukt via de luchtwegen naar de atmosfeer.
statische longfuncties.
Statische longfuncties meten de capaciteit en het volume van de longen, onafhankelijk van de tijd.
- Totale Longcapaciteit
- Tidal Volume (TV):
- Inspiratoir Reserve Volume (IRV):
- Expiratoir Reserve Volume (ERV):
- Restvolume (Residual Volume - RV):
- Functionele Residuale Capaciteit (Functional Residual
Capacity - FRC): - Vitale Capaciteit (Vital Capacity - VC):
- Totale Longcapaciteit (Total Lung
Capacity - TLC):
Dit is de maximale hoeveelheid lucht die de
longen kunnen vasthouden na een
maximale inademing. Het omvat alle longvolumes (ongeveer 6 liter bij gezonde volwassenen). - Tidal Volume (TV):
Het volume lucht dat tijdens een normale ademhalingscyclus wordt ingeademd en uitgeademd. Dit bedraagt meestal ongeveer 500 ml bij volwassenen in rust. - Inspiratoir Reserve Volume (IRV):
Dit is het extra volume lucht dat ingeademd kan worden na een
normale inademing. Het IRV kan ongeveer 2,5-3 liter zijn. - Expiratoir Reserve Volume (ERV):
Dit is het extra volume lucht dat uitgeademd kan worden na een
normale uitademing. Het ERV bedraagt ongeveer 1-1,5 liter. - Restvolume (Residual Volume - RV):
De hoeveelheid lucht die achterblijft in de longen na een
maximale uitademing. Dit voorkomt dat de longen ineenklappen
en bedraagt ongeveer 1-1,5 liter. - Functionele Residuale Capaciteit (Functional Residual
Capacity - FRC):
De hoeveelheid lucht die in de longen blijft na een normale
uitademing (ERV + RV). - Vitale Capaciteit (Vital Capacity - VC):
Dit is de maximale hoeveelheid lucht die uitgeademd kan worden na een maximale inademing. VC is de som van het tidal volume, inspiratoir reserve volume en expiratoir reserve volume (VC = TV + IRV + ERV).
Dynamische longfuncties
Dynamische longfuncties meten niet alleen het volume lucht dat door de longen beweegt, maar ook hoe snel dit gebeurt. Deze parameters zijn belangrijk voor het beoordelen van de functionaliteit van de luchtwegen, vooral tijdens inspanning.
- Forced Vital Capacity (FVC):
- Forced Expiratory Volume in 1 second (FEV1):
- FEV1/FVC Ratio:
- Peak Expiratory Flow (PEF):
- Maximum Voluntary Ventilation (MVV):
- Forced Vital Capacity (FVC):
De hoeveelheid lucht die krachtig en snel uitgeademd kan worden na een maximale inademing. FVC is een dynamische meting van vitale capaciteit. - Forced Expiratory Volume in 1 second (FEV1):
Dit is de hoeveelheid lucht die tijdens de eerste seconde van de geforceerde uitademing wordt uitgeademd. Het wordt uitgedrukt als een percentage van de FVC en is een belangrijke maatstaf voor de luchtwegweerstand. Bij gezonde volwassenen is dit meestal 70-85% van de FVC. - FEV1/FVC Ratio:
Dit is de verhouding van de FEV1 tot de FVC. Een lage ratio duidt op obstructie in de luchtwegen, zoals bij astma of COPD. - Peak Expiratory Flow (PEF):
Dit is de maximale snelheid waarmee lucht kan worden uitgeademd na een diepe inademing. PEF geeft de kracht van de ademhalingsspieren en de doorgankelijkheid van de luchtwegen weer. - Maximum Voluntary Ventilation (MVV):
De maximale hoeveelheid lucht die in één minuut kan worden ingeademd en uitgeademd met maximale inspanning. Dit geeft de maximale capaciteit van het ademhalingssysteem weer. Bij gezonde mannen kan dit ongeveer 140-180 liter/min zijn, en bij vrouwen 80-120 liter/min.
Minuutventilatie (Ve)
Minuutventilatie (Ve) is de totale hoeveelheid lucht die per minuut in- en uitgeademd wordt. Het wordt berekend door het tidal volume (TV) (het volume lucht per ademhaling) te vermenigvuldigen met de ademhalingsfrequentie (BR, het aantal ademhalingen per minuut):
Ve = TV * BR
Alveolaire ventilatie
verwijst naar het deel van de ingeademde lucht dat de longblaasjes (alveoli) bereikt en actief deelneemt aan de gasuitwisseling. Dit is van groot belang, aangezien niet alle lucht die ingeademd wordt daadwerkelijk betrokken is bij gasuitwisseling vanwege de anatomische dode ruimte.
De ventilatie-perfusie ratio (V/Q ratio)
geeft de verhouding aan tussen de hoeveelheid lucht die de alveoli bereikt (alveolaire ventilatie) en de hoeveelheid bloed die door de longcapillairen stroomt (pulmonale perfusie).
De fysiologische dode ruimte
De fysiologische dode ruimte verwijst naar het volume van de longen waar geen effectieve gasuitwisseling plaatsvindt, zelfs als deze gebieden normaal gesproken hiervoor bedoeld zijn (bijvoorbeeld alveoli die slecht geventileerd of geperfuseerd zijn). Dit kan optreden als gevolg van inadequate bloedstroom (onder-perfusie) of onvoldoende ventilatie in bepaalde delen van de longen.
Valsalva-manoeuvre
Oren klaren.
De Valsalva manoeuvre is een eenvoudige techniek die kan helpen om van verstopte oren af te komen, de luchtdruk binnen- en buiten je oren in evenwicht te brengen en ongemak te verminderen. Deze manoeuvre bestaat uit een gecontroleerd proces waarbij je krachtig uitademt terwijl je je mond sluit en je neus dichtknijpt.
De Valsalva-manoeuvre, waarbij men met gesloten luchtwegen uitademt, kan de ventilatie-perfusie verhouding tijdelijk beïnvloeden
Arterieel-Veneuze Zuurstofverschil (a-vO2-diff)
De arterieel-veneuze zuurstofverschil (a-vO2-diff) is een maat voor de hoeveelheid zuurstof die door de weefsels wordt onttrokken.