Thema 2 Flashcards

HC 4 - 6 + Leerdoelen

1
Q

Welke weg neemt lucht?

A

Neusholte
Keelholte
Luchtpijp
Broncien
Bronchiolen
Alveoli

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
2
Q

Waar vind de gaswisseling plaats

A

In de alveoli. Alveoli zijn kleine, zakvormige structuren die zich aan het einde van de bronchiolen bevinden. Ze zijn omgeven door een netwerk van haarvaten, wat de verbinding tussen lucht en bloed mogelijk maakt. De wanden van de alveoli zijn extreem dun en bestaan uit een enkel laagje plaveiselcellen, wat de efficiënte gasuitwisseling vergemakkelijkt.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
3
Q

Anatomische dode ruimte

A

Het gedeelte van het ventilatoire systeem (vooral de leidende zones) waar geen gasuitwisseling plaatsvindt. Lucht die hierheen gaat, neemt geen deel aan de zuurstof- en kooldioxide- uitwisseling.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
4
Q

Inspiratie

A
  1. Tijdens inspiratie trekt de diafragma (de spier die zich
    onder de longen bevindt) samen en beweegt naar
    beneden.
  2. De externe intercostale spieren, gelegen tussen de ribben, trekken samen en zorgen ervoor dat de ribben omhoog en naar buiten worden getrokken
  3. Door de vergroting van de borstholte daalt de luchtdruk binnen de borstholte onder de atmosferische druk. Hierdoor stroomt lucht de luchtwegen binnen en bereikt de longen.
  4. De vergroting van de borstholte en de daling van de druk zorgen ervoor dat de longen zich vullen met lucht. De longen worden uitgerekt, en de intra- alveolaire druk daalt tot onder de atmosferische druk.
How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
5
Q

Expiratie

A
  1. Tijdens expiratie ontspant de diafragma en beweegt terug naar zijn oorspronkelijke hogere positie, waardoor de ruimte in de borstholte wordt verminderd.
  2. De externe intercostale spieren ontspannen, waardoor de ribben naar beneden en naar binnen bewegen. Bij geforceerde expiratie
    kunnen de interne intercostale spieren ook helpen door de ribben verder naar beneden te trekken.
  3. Door de vermindering van de borstholte en de compressie van de longen stijgt de luchtdruk binnen de borstholte boven de atmosferische druk. Hierdoor wordt de lucht uit de longen gedrukt.
  4. De lucht die in de alveoli (longblaasjes) is verzameld, wordt door de verhoogde druk naar buiten gedrukt via de luchtwegen naar de atmosfeer.
How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
6
Q

statische longfuncties.

A

Statische longfuncties meten de capaciteit en het volume van de longen, onafhankelijk van de tijd.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
7
Q
  1. Totale Longcapaciteit
  2. Tidal Volume (TV):
  3. Inspiratoir Reserve Volume (IRV):
  4. Expiratoir Reserve Volume (ERV):
  5. Restvolume (Residual Volume - RV):
  6. Functionele Residuale Capaciteit (Functional Residual
    Capacity - FRC):
  7. Vitale Capaciteit (Vital Capacity - VC):
A
  1. Totale Longcapaciteit (Total Lung
    Capacity - TLC):
    Dit is de maximale hoeveelheid lucht die de
    longen kunnen vasthouden na een
    maximale inademing. Het omvat alle longvolumes (ongeveer 6 liter bij gezonde volwassenen).
  2. Tidal Volume (TV):
    Het volume lucht dat tijdens een normale ademhalingscyclus wordt ingeademd en uitgeademd. Dit bedraagt meestal ongeveer 500 ml bij volwassenen in rust.
  3. Inspiratoir Reserve Volume (IRV):
    Dit is het extra volume lucht dat ingeademd kan worden na een
    normale inademing. Het IRV kan ongeveer 2,5-3 liter zijn.
  4. Expiratoir Reserve Volume (ERV):
    Dit is het extra volume lucht dat uitgeademd kan worden na een
    normale uitademing. Het ERV bedraagt ongeveer 1-1,5 liter.
  5. Restvolume (Residual Volume - RV):
    De hoeveelheid lucht die achterblijft in de longen na een
    maximale uitademing. Dit voorkomt dat de longen ineenklappen
    en bedraagt ongeveer 1-1,5 liter.
  6. Functionele Residuale Capaciteit (Functional Residual
    Capacity - FRC):
    De hoeveelheid lucht die in de longen blijft na een normale
    uitademing (ERV + RV).
  7. Vitale Capaciteit (Vital Capacity - VC):
    Dit is de maximale hoeveelheid lucht die uitgeademd kan worden na een maximale inademing. VC is de som van het tidal volume, inspiratoir reserve volume en expiratoir reserve volume (VC = TV + IRV + ERV).
How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
8
Q

Dynamische longfuncties

A

Dynamische longfuncties meten niet alleen het volume lucht dat door de longen beweegt, maar ook hoe snel dit gebeurt. Deze parameters zijn belangrijk voor het beoordelen van de functionaliteit van de luchtwegen, vooral tijdens inspanning.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
9
Q
  1. Forced Vital Capacity (FVC):
  2. Forced Expiratory Volume in 1 second (FEV1):
  3. FEV1/FVC Ratio:
  4. Peak Expiratory Flow (PEF):
  5. Maximum Voluntary Ventilation (MVV):
A
  1. Forced Vital Capacity (FVC):
    De hoeveelheid lucht die krachtig en snel uitgeademd kan worden na een maximale inademing. FVC is een dynamische meting van vitale capaciteit.
  2. Forced Expiratory Volume in 1 second (FEV1):
    Dit is de hoeveelheid lucht die tijdens de eerste seconde van de geforceerde uitademing wordt uitgeademd. Het wordt uitgedrukt als een percentage van de FVC en is een belangrijke maatstaf voor de luchtwegweerstand. Bij gezonde volwassenen is dit meestal 70-85% van de FVC.
  3. FEV1/FVC Ratio:
    Dit is de verhouding van de FEV1 tot de FVC. Een lage ratio duidt op obstructie in de luchtwegen, zoals bij astma of COPD.
  4. Peak Expiratory Flow (PEF):
    Dit is de maximale snelheid waarmee lucht kan worden uitgeademd na een diepe inademing. PEF geeft de kracht van de ademhalingsspieren en de doorgankelijkheid van de luchtwegen weer.
  5. Maximum Voluntary Ventilation (MVV):
    De maximale hoeveelheid lucht die in één minuut kan worden ingeademd en uitgeademd met maximale inspanning. Dit geeft de maximale capaciteit van het ademhalingssysteem weer. Bij gezonde mannen kan dit ongeveer 140-180 liter/min zijn, en bij vrouwen 80-120 liter/min.
How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
10
Q

Minuutventilatie (Ve)

A

Minuutventilatie (Ve) is de totale hoeveelheid lucht die per minuut in- en uitgeademd wordt. Het wordt berekend door het tidal volume (TV) (het volume lucht per ademhaling) te vermenigvuldigen met de ademhalingsfrequentie (BR, het aantal ademhalingen per minuut):
Ve = TV * BR

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
11
Q

Alveolaire ventilatie

A

verwijst naar het deel van de ingeademde lucht dat de longblaasjes (alveoli) bereikt en actief deelneemt aan de gasuitwisseling. Dit is van groot belang, aangezien niet alle lucht die ingeademd wordt daadwerkelijk betrokken is bij gasuitwisseling vanwege de anatomische dode ruimte.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
12
Q

De ventilatie-perfusie ratio (V/Q ratio)

A

geeft de verhouding aan tussen de hoeveelheid lucht die de alveoli bereikt (alveolaire ventilatie) en de hoeveelheid bloed die door de longcapillairen stroomt (pulmonale perfusie).

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
13
Q

De fysiologische dode ruimte

A

De fysiologische dode ruimte verwijst naar het volume van de longen waar geen effectieve gasuitwisseling plaatsvindt, zelfs als deze gebieden normaal gesproken hiervoor bedoeld zijn (bijvoorbeeld alveoli die slecht geventileerd of geperfuseerd zijn). Dit kan optreden als gevolg van inadequate bloedstroom (onder-perfusie) of onvoldoende ventilatie in bepaalde delen van de longen.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
14
Q

Valsalva-manoeuvre

A

Oren klaren.

De Valsalva manoeuvre is een eenvoudige techniek die kan helpen om van verstopte oren af te komen, de luchtdruk binnen- en buiten je oren in evenwicht te brengen en ongemak te verminderen. Deze manoeuvre bestaat uit een gecontroleerd proces waarbij je krachtig uitademt terwijl je je mond sluit en je neus dichtknijpt.

De Valsalva-manoeuvre, waarbij men met gesloten luchtwegen uitademt, kan de ventilatie-perfusie verhouding tijdelijk beïnvloeden

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
15
Q

Arterieel-Veneuze Zuurstofverschil (a-vO2-diff)

A

De arterieel-veneuze zuurstofverschil (a-vO2-diff) is een maat voor de hoeveelheid zuurstof die door de weefsels wordt onttrokken.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
16
Q

De wet van Henry

A

kooldioxide (CO2) worden uitgewisseld tussen de lucht in de longblaasjes (alveoli) en het bloed in de longcapillairen. Deze wet beschrijft hoe gassen oplossen in vloeistoffen, zoals bloed, op basis van hun partiële drukken.
Volgens de wet van Henry is de hoeveelheid gas die in een vloeistof oplost recht evenredig met de partiële druk van het gas boven de vloeistof. Dit betekent dat hoe hoger de partiële druk van een gas in de alveolaire lucht, hoe meer van dat gas oplost in het bloed, en vice versa.

Opgeloste hoeveelheid gas = k X Pgas
waarbij:
- k een constante is die de oplosbaarheid van het gas in een bepaalde vloeistof bij een specifieke temperatuur aangeeft.
- P de partiële druk van het gas boven de vloeistof is.

17
Q

De oxyhemoglobine-dissociatiecurve

A

De oxyhemoglobine-dissociatiecurve beschrijft de relatie tussen de partiële druk van zuurstof (PO2) en het percentage hemoglobine dat gebonden is aan zuurstof (de zuurstofsaturatie, SaO2%). Deze curve heeft een sigmoïde (S-vormige) vorm, wat betekent dat de zuurstofbinding aan hemoglobine niet lineair verloopt, maar afhankelijk is van de zuurstofdruk. De S-vorm van deze curve biedt verschillende belangrijke fysiologische voordelen.

18
Q

Bohr-effect

A

Bij een lagere pH (veroorzaakt door hogere CO2-concentraties en melkzuur in de spieren tijdens inspanning), vermindert de affiniteit van hemoglobine voor zuurstof, wat de zuurstofafgifte in weefsels verhoogt.

19
Q

FACTOREN DIE HET A-VO2 VERSCHIL BEÏNVLOEDEN

A
  1. Zuurstofverbruik door de spieren: Tijdens inspanning neemt het zuurstofverbruik van de spieren toe, wat leidt tot een groter a-vO2 verschil. Actieve spiercellen halen meer zuurstof uit het bloed om te voldoen aan de energie-eisen.
  2. Bloeddoorstroming: De bloedstroom naar actieve weefsels neemt toe tijdens inspanning door vasodilatatie en een verhoogde hartslag, wat de beschikbaarheid van zuurstof verbetert.
  3. Capillaire dichtheid: Een grotere capillaire dichtheid in de spieren, zoals bij getrainde individuen, bevordert de uitwisseling van gassen tussen bloed en spierweefsel, wat het a-vO2 verschil verder vergroot.
20
Q

De ventilatoire threshold

A

De ventilatoire threshold (ook wel VT of Tvent) is het punt tijdens inspanning waarbij de ventilatie (VE) onevenredig toeneemt ten opzichte van de zuurstofopname (VO2). Dit markeert een verschuiving van voornamelijk aerobe energieproductie naar een toename van anaërobe processen, wat resulteert in een toegenomen productie van melkzuur (lactaat) in de spieren.

21
Q

Het respiratoire compensatiepunt (RCP)

A

Het respiratoire compensatiepunt (RCP) is een tweede ventilatoire drempel, die optreedt wanneer de ventilatie nog verder versnelt om de toenemende productie van kooldioxide te compenseren. Dit gebeurt op hogere inspanningsniveaus, meestal bij of na de lactaatdrempel.