Thema 1 Flashcards

HC 1-3 + Leerdoelen

1
Q

Wat is VO2 max

A

De maximale hoeveelheid zuurstof die het lichaam kan opnemen, transporteren en gebruiken tijden intense fysieke activiteit

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
2
Q

Waar is VO2 max een indicatie van

A

Maat voor de aerobe capaciteit en wordt vaak beschouwd als de beste indicator van cardiovasculaire conditie en uithoudingsvermogen.

VO2max geeft aan hoe efficiënt het lichaam in staat is om zuurstof te gebruiken voor de productie van energie (ATP) tijdens lichamelijke inspanning.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
3
Q

Hoe wordt VO2 max uitgedrukt

A

De VO2max wordt uitgedrukt in absolute termen als liters per minuut (L/min) of in relatieve termen, aangepast aan het lichaamsgewicht, als milliliter zuurstof per kilogram lichaamsgewicht per minuut (ml/kg/min).

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
4
Q

Wat is de fick vergelijking

A

Wordt gebruikt om VO2 max te meten

VO2 = Q * (a-vO2 verschil)
Waarbij:
- Q staat voor het hartminuutvolume (cardiac output), dat het product is van de hartfrequentie (HR) en
het slagvolume (SV).
- a-vO2 verschil is het verschil in zuurstofconcentratie tussen arterieel en veneus bloed, wat de
hoeveelheid zuurstof weergeeft die door de weefsels wordt opgenomen.

VO2max = SVmax * HRmax * (CaO2 - CvO2)max
Waarbij:
- SVmax = maximaal slagvolume,
- HRmax} = maximale hartfrequentie,
- CaO2 = zuurstofconcentratie in arterieel bloed,
- CvO2 = zuurstofconcentratie in veneus bloed.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
5
Q

Wat is VE

A

Ventilatievolume: het totale volume lucht dat per minuut in- en uitgeademd wordt. Het wordt uitgedrukt in liters per minuut (L/min). Het is een belangrijke parameter om de ademhalingscapaciteit tijdens rust en inspanning te meten.
VE=TV*f
Waarbij:
- TV = teugvolume (het volume lucht dat per ademhaling in- of uitgeademd wordt),
- f = ademhalingsfrequentie (het aantal ademhalingen per minuut).
Tijdens inspanning neemt zowel het teugvolume als de ademhalingsfrequentie toe, wat leidt tot een verhoogd VE.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
6
Q

Wat is VEmax

A

VEmax is de maximale hoeveelheid lucht die een persoon per minuut kan ventileren tijdens zware inspanning. Het geeft de maximale capaciteit van het ademhalingssysteem aan en is een indicator van de efficiëntie van de longen om aan de zuurstofvraag te voldoen tijdens fysieke activiteit.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
7
Q

Directe calorimetrie

A

Directe calorimetrie meet de warmte die door het lichaam wordt
geproduceerd tijdens metabolische processen. Dit wordt gedaan in een afgesloten ruimte waarin de warmteafgifte van het lichaam aan de omgeving gemeten wordt, vaak via de opwarming van een bekend volume water.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
8
Q

Indirecte calorimetrie

A

Indirecte calorimetrie is de meest gebruikte methode om zuurstofopname (VO2) te meten. Deze techniek is gebaseerd op het principe dat alle energieproducerende reacties in het lichaam uiteindelijk afhankelijk zijn van zuurstofverbruik. De hoeveelheid zuurstof die iemand inademt en de hoeveelheid koolstofdioxide die wordt uitgeademd, wordt geanalyseerd om het energieverbruik te schatten.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
9
Q

3 Soorten indirecte calorimetrie

A

Gesloten-circuit calorimetrie, Open-circuit calorimetrie en dubble layored water methode

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
10
Q

Gesloten-circuit calorimetrie

A

Bij gesloten-circuit spirometrie ademt de persoon 100% zuurstof
in vanuit een spirometer. De uitgeademde lucht gaat door een
systeem waarin koolstofdioxide wordt geabsorbeerd door middel
van ademkalk. De zuurstofopname wordt berekend op basis van
de volumeveranderingen in de spirometer.

Nadelen:
1. Dit is erg onhandig tijden fysieke inspanning, want moet gebonden blijven aan apparaat
2. Verwijdering van oolstofdioxide trager
dan de productie ervan tijdens maximale inspanning, waardoor
deze methode minder praktisch is voor intensieve inspanning.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
11
Q

Open-circuit calorimetrie

A

Open-circuit spirometrie is tegenwoordig de meest gebruikte
methode voor het meten van zuurstofopname. De persoon ademt
omgevingslucht in en de uitgeademde lucht wordt geanalyseerd
om het zuurstofverbruik en de koolstofdioxideproductie te berekenen. Dit gebeurt met behulp van moderne gasanalyse-apparatuur die zowel het volume als de samenstelling van de ingeademde en uitgeademde lucht meet.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
12
Q

Dubble labeled water methode

A

Indirecte methode om het energieverbruik over langere periodes te meten, zonder dat het dagelijkse leven van de persoon wordt verstoord. Hierbij drinkt de persoon water dat verrijkt is met stabiele isotopen van waterstof (2H, deuterium) en zuurstof (18O).

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
13
Q

ATPS vs STPD

A

ATPS = Gasvolumes gemeten bij de omgevingsluchtcondities:
- Temperatuur van de omgeving,
- Druk van de omgeving,
- Verzadigd met waterdamp.

STPD = Gasvolumes onder gestandaardiseerde condities:
- Temperatuur: 273 K (0°C),
- Druk: 760 mm Hg (standaard atmosferische druk),
- Waterdamp: geen (droge lucht).

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
14
Q

RQ en RER

A

RQ meet de verhouding tussen CO2-productie en O2-verbruik op celniveau en weerspiegelt het type voedingsstof dat wordt gemetaboliseerd.

RER daarentegen meet deze verhouding op het niveau van de longen en kan beïnvloed worden door niet-metabole processen zoals lactaatbuffering.

Beide indicatoren zijn waardevol om te begrijpen hoe het lichaam energie produceert en brandstoffen gebruikt onder verschillende fysiologische omstandigheden.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
15
Q

RQ van koolhydraten, vetten en eiwitten + betekenis

A

Koolhydraten: RQ = 1
voor elke eenheid verbruikte zuurstof een gelijke hoeveelheid koolstofdioxide wordt geproduceerd. Dit duidt op de volledige oxidatie van koolhydraten.

Vetten: RQ = 0,70
Er is meer zuurstof nodig voor
de oxidatie van vetten dan er koolstofdioxide wordt geproduceerd.

Eiwitten: RQ = 0,82

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
16
Q

Wat beteken de RQ’s van 0,7 - 1,0

A

Een RQ van 0,7 wijst op vetverbranding, typisch tijdens langere inspanning van matige intensiteit.

Een RQ van 1,0 geeft aan dat koolhydraten de primaire energiebron zijn, wat vaak gebeurt tijdens
kortdurende, intensieve inspanning.

Een RQ tussen 0,7 en 1,0 duidt op een mix van vet- en koolhydraatverbranding, wat veel voorkomt bij
aërobe inspanning.

17
Q

RER van hoger dan 1,0 of lager dan 0,7

A

Een RER hoger dan 1,0 kan optreden tijdens zware inspanning, wanneer lactaatproductie leidt tot extra CO2-uitstoot door de buffering van melkzuur.

Een RER lager dan 0,7 kan na inspanning optreden, wanneer het lichaam meer CO2 uitademt dan normaal.

18
Q

Basaal vs Rust metabolisme

A

Basaalmetabolisme (BMR) verwijst naar de minimale hoeveelheid energie die het lichaam nodig heeft om vitale functies uit te voeren in volledige rust, zoals ademhaling, bloedsomloop en temperatuurregulatie. Het wordt gemeten in een gecontroleerde omgeving, meestal na 12-18 uur vasten en zonder voorafgaande fysieke activiteit. BMR geeft het laagst mogelijke energieverbruik weer en weerspiegelt de energie die nodig is om de basisfuncties van het lichaam in stand te houden.

Rustmetabolisme (RMR) is vergelijkbaar met BMR, maar wordt gemeten onder minder strikte omstandigheden. Dit kan bijvoorbeeld 3-4 uur na een lichte maaltijd gebeuren en vereist geen volledige vastenperiode. RMR is doorgaans 10-20% hoger dan BMR en geeft een realistischere schatting van het dagelijkse energieverbruik in rust. De RMR is meestal de waarde die wordt gebruikt in dagelijkse energiebehoefteberekeningen, omdat het beter aansluit bij normale omstandigheden.

19
Q

Factoren die BMR en RMR beinvloeden

A
  1. Lichaamsgrootte: Grotere personen hebben een hoger BMR vanwege een groter lichaamsoppervlak
    en meer weefsel om te onderhouden.
  2. Vetvrije massa (FFM): Spieren hebben meer energie nodig om in stand te blijven dan vetweefsel, dus
    mensen met meer spiermassa hebben een hogere BMR.
  3. Leeftijd: BMR neemt af met de leeftijd, meestal met 2-3% per 10 jaar, door verlies van spiermassa en
    veranderingen in hormonale status.
  4. Geslacht: Vrouwen hebben doorgaans een 5-10% lagere BMR dan mannen, wat grotendeels komt
    door een lagere spiermassa.
  5. Gezondheid en fitnessniveau: Een goede gezondheid en regelmatige lichaamsbeweging kunnen de
    BMR verhogen. Krachttraining kan bijvoorbeeld leiden tot een toename van vetvrije massa, wat een positief effect heeft op BMR. Cardiotraining kan ook de RMR verhogen, zelfs zonder een toename in spiermassa.
20
Q

Wat is TDEE en factoren die een rol spelen (7)

A

Het Totale Dagelijkse Energieverbruik (TDEE) verwijst naar de totale hoeveelheid energie die een persoon gedurende een dag verbruikt om de basis lichaamsfuncties uit te voeren, voedsel te verteren en lichamelijke activiteiten te verrichten.

Verschillende factoren spelen een rol in het bepalen van TDEE, waaronder lichaamsgewicht, spiermassa, fysieke activiteit, het thermisch effect van voedsel, klimaat, leeftijd en geslacht.

21
Q

Energiebalans. Positief vs negatief.

A

De energiebalans verwijst naar de verhouding tussen de energie-inname (calorieën uit voeding) en het energieverbruik (TDEE):

  • Positieve energiebalans: Als de energie-inname groter is dan het energieverbruik, leidt dit tot gewichtstoename.
  • Negatieve energiebalans: Als de energie-inname lager is dan het energieverbruik, leidt dit tot gewichtsverlies.
22
Q

Wat is MET

A

Een Metabolic Equivalent of Task (MET) is een eenheid die het energieverbruik van verschillende fysieke activiteiten beschrijft in verhouding tot het energieverbruik in rust. Eén MET vertegenwoordigt de hoeveelheid energie die wordt gebruikt in rust en komt overeen met een zuurstofverbruik van 3,5 ml zuurstof per kilogram lichaamsgewicht per minuut (ml/kg/min).

23
Q

Relatie tussen hartfrequentie en energieverbruik

A

Er bestaat een lineaire relatie tussen de hartfrequentie (HR) en het energieverbruik, vooral tijdens matige tot intensieve inspanningen. Naarmate de intensiteit van een fysieke
activiteit toeneemt, stijgt de hartfrequentie om te voldoen aan de
verhoogde zuurstofbehoefte van de werkende spieren. Dit
verhoogde zuurstofverbruik gaat gepaard met een hoger energieverbruik, waardoor de hartfrequentie een nuttige indicator kan zijn voor het schatten van de energieverbranding tijdens fysieke activiteiten.