Thema 2 Flashcards

1
Q

Biologisch(Alex koopt biologische voeding.Hij vindt gezond eten heel belangrijk.)

A

بیولوژیک

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
2
Q

Kant-en-klaar( De gordijnen zijn kant-en-klaar.U kunt ze meteen ophalen.)

A

آماده

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
3
Q

Minstens (Het is gezond om minstens 250 gram groente per dag te eten.)

A

حداقل

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
4
Q

Stuks (Ik eet vier stuks fruit per dag.)

A

عدد-تعداد

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
5
Q

De vegetariër (ik ben vegetariër geworden,want ik wil geen dieren meer eten.)

A

گیاه خوار

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
6
Q

Verwennen (ik verwen mezelf met een stuk chocola,want ik heb hard gewerkt.)

A

پذیرایی کردن

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
7
Q

De vitamine (in kiwi’s zit veel vitamine c.)

A

ویتامین

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
8
Q

De voeding (hij neemt altijd gezonde voeding mee:brood,groeten en fruit.)

A

غذا

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
9
Q

Actief (julan is een actieve jongen;hij voetbalt,zwemt,en loopt hard)

A

فعال

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
10
Q

De diepvries (Het brood is op.is er nog brood in de diepvries?)

A

فریزر-یخ زده

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
11
Q

De drugs (sommige mensen gebruiken drugs tijdens een feestje.)

A

مواد مخدر

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
12
Q

Het etiket (ik mag geen melk.daarom kijk ik op het etiket van het product.)

A

برچسب-اتیکت

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
13
Q

Fris (heb je iets fris voor me?ik heb geen zin in koffie of thee.)

A

خنک

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
14
Q

Mager ( ik eet mager vlees want dat is gezond.)

A

بدون چربی

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
15
Q

De oefening ( aster heeft rugpijn.daarom moet ze oefeningen doen.)

A

تمرین

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
16
Q

Zich ontspannen (yusuf ontspant zich in een warm bed.)

A

آرام شدن-استراحت کردن

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
17
Q

Rauw (wij eten een salade met rauwe groente.)

A

خام

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
18
Q

Verslaafd zijn(aan) (ik drinkt tien kopjes koffie per dag.ben ik verslaafd aan koffie?)

A

اعتیاد داشتن

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
19
Q

De vrij tijd ( in mijn vrije tijd kijk ik veel televisie.)

A

وقت آزاد

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
20
Q

Het wisselt (soms ga ik met de auto,soms met de fiets.het wisselt.)

A

متفاوت

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
21
Q

Behandelen ( griep kun je niet behandelen met medicijnen.)

A

درمان کردن

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
22
Q

De fysiotherapeut ( de fysiotherapeut geeft me oefeningen tegen rugpijn.

A

فیزیوتراپ

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
23
Q

Genezen (van) (mijn moeder is tien jaar ziek geweest.nu is ze helemaal genezen.)

A

شفا یافتن-درمان شدن

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
24
Q

De maatregel (er is veel strees op het werk. De baas heeft daarom maatregelen genomen:iedereen gaat een paar uur minder werken.)

A

معیارها-اقدامات

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
25
Q

De oorzaak (de oorzaak van dat ongeluk was een kapot stoplicht.)

A

علت

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
26
Q

De therapie (nahom is depressief.daarom gaat hij in therapie.)

A

درمان

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
27
Q

Voorkomen (veel oude mensen krijgen een griepprik om te voorkomen dat ze ziek worden.)

A

جلوگیری کردن

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
28
Q

Voorlopig (ik heb het nu erg druk.voorlopig heb ik geen tijd om te sporten.)

A

موقت

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
29
Q

Ademen (probeer rustig te ademen.zo kun je je beter ontspannen.)

A

نفس کشیدن

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
30
Q

Benauwd (ik heb het erg benauwd dus ik loop naar buiten voor frisse lucht.

A

گرمازدگی-گرفتگی نفس

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
31
Q

Beschadigd (ik ben gevallen en nu is mijn fiets beschadigd.)

A

آسیب دیده

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
32
Q

Zich concentreren (op) (ik kan me niet concentreren op mijn werk.)

A

تمرکز کردن

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
33
Q

De energie (ik ben erg moe en heb geen energie om schoon te maken.)

A

انرژی

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
34
Q

De gehoorbescherming (gebruik gehoorbescherming als je met die lawaaierig machine werkt.)

A

محافظ گوش-محافظ شنوایی

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
35
Q

De grens ( deze keer kan ik je niet helpen.ik moet op mijn grenzen letten.)

A

محدودیت،مرزها

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
36
Q

De houding (je moet niet te lang in dezelfde houding zitten.beweeg regelmatig.)

A

وضعیت

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
37
Q

De omgeving (ik werk in een omgeving met veel natuur.)

A

محیط-حوزه

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
38
Q

De stof (een schilder moet soms gevaarlijke stoffen gebruiken.)

A

مواد

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
39
Q

Het risico (als je veel rookt,loop je het risico om heel erg ziek te worden.)

A

ریسک

40
Q

Vergelijken (met) (ik wil een nieuwe telefoon.ik ga een aantal prijzen vergelijken.)

A

برای مقایسه

41
Q

De bijsluiter (als je medicijnen koopt,krijg je altijd een bijsluiter met informatie.)

A

بروشور،نسخه

42
Q

De bijwerking (ik ben misselijk.dat is helaas een bijwerking van mijn medicijnen.)

A

عوارض جانبی

43
Q

Ernstig (bij ernstige situaties moet u meteen 112 bellen.)

A

جانی-جدی

44
Q

De houdbaarheidsdatum (het vlees ruikt vies.kijk even naar de houdbaarheidsdatum.)

A

تاریخ انقضا

45
Q

De jeuk (ik heb last van jeuk,want mijn huid is heel droog.)

A

خارش

46
Q

Het middel (er is geen middel tegen mijn ziekte.ik moet ermee leren leven.)

A

روش

47
Q

De pijnstiller(ik neem pijnstiller tegen de pijn in mijn rug.)

A

مسکن،آرام بخش

48
Q

Voorschrijven (de huisarts heeft me neusdruppels voorgeschreven.)

A

تجویز کردن

49
Q

De aanpak(niet nadenken,maar doen.dat is de aanpak van mijn zoon.)

A

رویکرد

50
Q

Afwisselend (ik heb een afwisselende baan.ik doe elke dag iets anders.)

A

متنوع

51
Q

De beperking(ik kan niet goed rekenen.dat vind ik soms een lastige beperking.)

A

محدودیت

52
Q

De diagnose (gisteren heb ik de diagnose gekregen:ik heb RSI.)

A

تشخیص

53
Q

Functioneren (als ik erg moe ben,kan ik niet goed functioneren.)

A

عمل کردن-کارایی داشتن

54
Q

De mogelijkheid (na het concert heb je de mogelijkheid om iets te drinken.)

A

احتمال

55
Q

De uitslag (morgen krijg ik de uitslag van mijn slaaponderzoek)

A

نتیجه

56
Q

Vertrouwelijk (die informatie is vertrouwelijk.jij mag die niet lezen)

A

محرمانه

57
Q

Behoefte hebben aan(ik ga even buiten want ik heb behoefte aan frisse lucht.)

A

نیاز داشتن

58
Q

Chronisch (mijn dochter is chronisch ziek.zij heeft suikerziekte)

A

مزمن

59
Q

Combineren (met) (de cursist combineert het leren van de Nederlandse taal met werken)

A

ترکیب کردن

60
Q

De instantie (de gemeente is een instantie waar je je paspoort haalt)

A

مرجع

61
Q

Geestelijk (de jongen is geestelijk ziek: hij is depressief)

A

از نظر معنوی

62
Q

Noodzakelijk (om een goede baan te krijgen is het noodzakelijk om Nederlands te leren)

A

لازم است،ضروری است

63
Q

Rekening houden met (ik houd rekening met de buren dus ik maak geen lawaai thuis)

A

در نظر گرفتن-به حساب آوردن

64
Q

De zorg(ik werk in de zorg.ik ben verpleegkundige)

A

مراقبت بهداشتی

65
Q

Zich aanpassen (aan) (als je chronisch ziek bent,dan moet je je leven aanpassen )

A

سازگاری،تنظیم کردن

66
Q

De bejaarde ( in het weekend gaat de bejaarde met zijn kleinkind naar de film)

A

مسن

67
Q

Financieel ( de financiële zaken van het bedrijf geen slecht)

A

مالی

68
Q

Langdurig (de werknemer komt zes maanden niet werken want hij is langdurig ziek)

A

طولانی مدت

69
Q

Medisch(de man heeft een ongeluk gehad.hij heeft medische hulp nodig)

A

پزشکی

70
Q

De patiënt (de patiënt is ernstig ziek en moet lang in het ziekenhuis blijven)

A

بیمار

71
Q

Praktisch ( hij houdt niet van lezen.hij wil liever praktisch bezig zijn)

A

کاربردی،عملی

72
Q

De rolstoel (lisa heeft twee benen gebroken en zit nu in een rolstoel)

A

صندلی چرخدار

73
Q

Toenemen(met) (het aantal toeristen in Nederland neemt toe.daarom zijn er ook steeds meer hotels)

A

افزایش دادن

74
Q

Het verpleeghuis (ik ga op bezoek bij mij oma die in een verpleeghuis woont)

A

خانه سالمندان

75
Q

De vrijwilliger (in het buurthuis werken mensen in dienst en als vrijwilligers)

A

داوطلب

76
Q

De ademhaling (als je goed wilt zingen,moet je op je ademhaling letten)

A

تنفس

77
Q

Het evenwicht (het is moeilijk om op één been in evenwicht te blijven en niet te vallen)

A

تعادل

78
Q

Het gevolg (hard rijden kan vreselijke gevolgen hebben)

A

نتیجه،عواقب

79
Q

Ondertussen (als je de boodschappen betaalt,doe ik ze ondertussen in de tas)

A

در همین حال،در عین حال،در ضمن

80
Q

De presentator (bas werkt als presentator bij sportprogrammas op de radio)

A

مجری

81
Q

Verminderen(ik gebruik geen plastic zakjes omdat ik mijn afval wil verminderen

A

کاهش دهنده،کم کننده

82
Q

Volhouden (kun jij lang onder water zwemmen?ik houd het maar tien seconden vol)

A

مقاومت کردن،استقامت داشتن

83
Q

Zakken (goed nieuws! De huizenprijzen geen zakken.nu zijn ze echt te hoog)

A

پایین آمدن

84
Q

Buigen (als ik mijn rug buig,heb ik veel pijn.iets oprapen is daarom moeilijk.

A

تعظیم کردن،خم شدن

85
Q

Gespannen zijn (voor) ( mijn broer is erg gespannen voor zijn rijexamen)

A

اضطراب داشتن

86
Q

Leunen (op) ( mijn oma leunt op een stok als ze loopt,anders valt za.)

A

تکیه دادن

87
Q

Linker ( ik ben geopereerd aan mijn linkeroor.nu hoor ik links weer goed)

A

چپی،چپم،چپ

88
Q

Het lijf ( mijn vader heeft last van zijn hele lijf.alles doet pijn)

A

بدن

89
Q

Naar voren ( de cursist loopt naar voren om iets op het bord te schrijven)

A

رو به جلو

90
Q

Omhoog (waarom ben je verdrietig? Kijk omhoog.de zon schijnt)

A

بالا

91
Q

Optillen (kun jij zestig kilo optillen? Ik niet.dat is te zwaar

A

بلند کردن

92
Q

Rechtop (houd je kopje rechtop,anders knoei je koffie op de grond)

A

عمودی،صاف

93
Q

Strekken (als Alex zijn armen strekt,is hij wel 2,5 meter lang)

A

کش آمدن،دراز کردن

94
Q

Voordoen (wil je de opdracht voordoen?ik vind hem moeilijk)

A

به موقع انجام دادن،نشان دادن،وانمود کردن

95
Q

Zo….als je kunt ( Ren zo snel als je kunt.ik heb haast)

A

تا جایی که میتوانی