Thema 1 Flashcards

1
Q

De administratie (wil jij administratie doen? Ik begrijp brieven en rekeningen niet)

A

مدیریت اداری

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
2
Q

In dienst (alex is tien jaar in dienst bij zijn baas)

A

شاغل-استخدام شدن-پیوستن

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
3
Q

De landbouw ( tim werkt in de landbouw. Hij is daarom veel buiten)

A

مزرعه

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
4
Q

Ondanks (ondanks de regen en de kou ga ik wandelen)

A

با وجود اینکه

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
5
Q

Ontstaan (de aarde is heel lang geleden ontstaan)

A

بوجود آمدن-خلق شدن

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
6
Q

Het recht(elk kind heeft in Nederland het recht om naar school te gaan)

A

حق داشتن

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
7
Q

Uiteindelijk (ahmet is in Turkije geboren, heeft een tijdje in Spanje gewoond en is uiteindelijk naar Nederland verhuisd)

A

سرانجام

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
8
Q

Weigeren (als jij me iets vraagt, kan ik het je nooit weigeren)

A

خود داری کردن-امتناع کردن- رد کردن

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
9
Q

De coach (mijn coach heeft me geholpen om werk te zoeken)

A

مربی

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
10
Q

Depressief (els is depressief. Ze heeft nergens zin in en ligt de hele dag op bed)

A

افسرده

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
11
Q

Enthousiast (sanne is een heel enthousiaste vrouw. Ze vindt veel dingen leuk)

A

مشتاق-اشتیاق

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
12
Q

De gewoonte (een van mijn gewoontes is om elke dag met koffie te beginnen)

A

آداب و رسوم-عادات

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
13
Q

Iets halen (ik heb mijn rijbewijs in één keer gehaald)

A

گرفتن

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
14
Q

Ideaal (ik woon dicht bij het bus-en treinstation.ideaal)

A

ایده آل

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
15
Q

Klaarmaken (mijn oma maakt in de keuken iets lekkers klaar)

A

آماده کردن

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
16
Q

Het metaal (is je bril van plastic of van metaal?

A

فلز

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
17
Q

Opgroeien (ik ben opgegroeid met alleen maar jongens; ik had vijf broers)

A

بزرگ شده

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
18
Q

Verbeteren (Nahom heeft de fouten in zijn toets verbeterd)

A

بهتر کردن-تصیح کردن

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
19
Q

Uitdaging (een nieuw leven beginnen in een ander land is een uitdaging )

A

چالش

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
20
Q

Weer (gisteren was ik ziek. Vandaag ben ik weer naar school geweest)

A

دوباره

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
21
Q

Beleefd (je moet beleefd zijn tegen oude mensen)

A

مؤدب

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
22
Q

Gad (ik geloof in Gad)

A

خداوند

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
23
Q

Het interview (in de krant staat een interview met de koning)

A

مصاحبه

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
24
Q

Het landschap (in het Nederlandse landschap zie je veel water)

A

منظره

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
25
Q

In het openbaar (de koning heeft zijn vrouw in het openbaar bedankt voor haar hulp)

A

ملع عام- عمومی

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
26
Q

Een rol spelen (voor een nieuwe baan speelt ervaring een belangrijke rol)

A

نقش داشتن-نقش بازی کردن-ایفای نقش

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
27
Q

Het verzorgingshuis (mijn oma kan niet meer lopen en woont nu in een verzorgingshuis)

A

خانه سالمندان

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
28
Q

Gevlucht,beluchten (de vrouw is gevlucht uit haar land omdat er oorlog is)

A

فرار کردن

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
29
Q

De beslissing (nemen)
(Ik neem een grote beslissing: ik ga een winkel beginnen)

A

تصمیم

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
30
Q

Direct (de jongen is direct. Hij zegt alles wat hij denkt)

A

مستقیم-بلافاصله

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
31
Q

Gastvrij (wij zijn heel gastvrij. Iedereen is welkom)

A

مهمان نواز

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
32
Q

Eenzaam (ik heb geen familie en vrienden. Ik voel me eenzaam)

A

تنها

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
33
Q

De gevangenis (krijgen mensen in de gevangenis alleen water en brood?)

A

زندان

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
34
Q

Heimwee hebben/krijgen (ik heb heimwee. Ik wil terug naar mijn land)

A

احساس دلتنگی

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
35
Q

Lievelings (pizza is mijn lievelingseten)

A

مورد علاقه

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
36
Q

Onafhankelijk (mijn nicht wil geen gezin. Ze wil onafhankelijk blijven)

A

مستقل

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
37
Q

Het onderdeel (werk is een onderdeel van het leven)

A

بخش

38
Q

De ruimte (de badkamer is klein. Er is geen ruimte voor een ligbed)

A

فضا

39
Q

Het wapen (ik ben bang voor de dief want hij heeft een wapen in zijn handen)

A

اسلحه

40
Q

De woestijn (in de woestijn is het heel warm, maar er is geen water)

A

بیابان

41
Q

Aan de slag gaan (we stoppen met praten en gaan aan de slag)

A

شروع به کار کردن

42
Q

Contact opnemen met (een klant heeft gebeld. Kun je contact met hem opnemen?)

A

تماس گرفتن-ارتباط برقرار کردن

43
Q

Deelnemen aan (ik wil graag deelnemen aan een kookwedstrijd)

A

شرکت کردن در -مشارکت کردن در

44
Q

Deskundig (koen is dokter en heeft al 25 jaar ervaring. Hij is erg deskundig)

A

تخصص-کارشناس-ماهر در زمینه خاص

45
Q

In verband met (i.v.m.)
I.v.m. het slechte weer mag je eerder naar huis)

A

به دلیل اینکه-در ارتباط با

46
Q

Onder leiding van (o.l.v.)
(Er is morgen een vergadering o.l.v. de burgemeester )

A

به رهبری-به ریاست

47
Q

Stap voor stap (de kinderen leren stap voor stap koken)

A

پله پله- گام به گام -کم کم

48
Q

Het talent (het buurmeisje kan heel goed voetballen. Zij heeft talent)

A

استعداد

49
Q

Aanraken (je moet een hete pan niet aanraken)

A

لمس کردن-دست زدن

50
Q

De band[bent]
(Jan speelt gitaar in een band)

A

گروه-باند

51
Q

Fluiten (onder de douche fluit ik vaak een liedje)

A

سوت زدن

52
Q

Het gereedschap (heb jij het gereedschap om een schilderij op te hangen?)

A

ابزار

53
Q

Hardlopen (ik loop twee keer per week hard in het bos)

A

دویدن

54
Q

Het muziekinstrument (ik vind de piano een prachtige muziekinstrument)

A

ساز موسیقی

55
Q

Het kledingstuk (je mag maximaal drie kledingstukken in de paskamer passen)

A

لباس

56
Q

Het milieu (mijn buurman denkt aan het milieu; hij rijdt geen auto)

A

محیط زیست

57
Q

Naaien (de vrouw naait een jurk voor haar dochter)

A

دوختن

58
Q

Oprapen (mijn pen valt op de grond. Ik raap hem op)

A

برداشتن از زمین

59
Q

Populair (zijn baarden nog steeds populair?)

A

محبوب

60
Q

Snoeien (je moet je planten goed snoeien. Dan groeien ze beter)

A

هرس کردن

61
Q

Boren

A

دریل

62
Q

Lijmen

A

چسب-چسباندن

63
Q

Versieren

A

تزئین کردن

64
Q

Breien

A

بافتن

65
Q

Maaien

A

چمن زنی

66
Q

Graven

A

چاله کندن-حفر کردن

67
Q

Plukken

A

کندن

68
Q

Zaaien

A

کاشتن

69
Q

Knutselen

A

صنایع دستی

70
Q

Timmeren

A

نجاری

71
Q

Zagen

A

اره کردن

72
Q

Het avontuur (in de zomer slaap ik graag buiten. Ik vind dat echt een avontuur.)

A

ماجراجویی

73
Q

De eigenschap (ik ben niet altijd netjes. Dat is een slechte eigenschap van me)

A

مشخصه-ویژگی

74
Q

Het gedrag (dat kind lacht nooit. Ik maak me zorgen over zijn gedrag)

A

رفتار-اخلاق

75
Q

(Een afspraak) nakomen

Dit werknemer komt niet op tijd. Hij komt de afspraak niet na.

A

به موقع حاضر نبودن در جایی-سر وقت حاضر نشدن

76
Q

Openstaan voor (De baas staat niet open voor de ideeën van zijn werknemers.)

A

منعطف نبودن

77
Q

Opgeven (De hardloper is heel moe maar hij geeft niet op. Hij wil winnen.)

A

تسلیم شدن-از دست دادن

78
Q

Stabiel (Het weer blijft de komende week stabiel. Warm zomerweer)

A

پایدار

79
Q

Toegeven (aan)

Als mijn partner iets wil, geef ik makkelijk toe.

A

تسلیم شدن

80
Q

De angst

Ik heb een sociale Angst. Ik ben bang dat andere me raar vinden.)

A

اضطراب

81
Q

Betrouwbaar

Luister niet naar die man. Hij is niet betrouwbaar.

A

قابل اعتماد

82
Q

Het doel

Jan spaart veel. Het doel is een ander huis kopen.

A

هدف یا مقصد

83
Q

Dromen (van)

Ik droom van een baan in het buitenland.

A

رویا-آرزو

84
Q

Het karakter

koen heeft hetzelfde karakter als ik.we zijn allebei heel rustig.

A

شخصیت

85
Q

Nieuwsgierig

Wat heb je gekocht? Ik ben erg nieuwsgierig.

A

کنجکاو

86
Q

De rommel

Wil je je rommel opruimen, Alsjeblieft? doe ik, mama

A

آشفتگی-هرج و مرج

87
Q

Spontaan

Mijn zoon is erg spontaan. Hij praat praat makkelijk over zichzelf.

A

خودجوش

88
Q

Zich schamen (voor)

Ik schaam me voor de fouten die ik maak.

A

احساس شرم کردن

89
Q

Somber

in de winter met die donkere dagen voel ik me vaak somber

A

افسرده- غمگین

90
Q

De test

Mijn oma heeft problemen met zien. Ze moet een oogtest doen.

A

تست

91
Q

Vertrouwen

Je mag niet tegen niemand zeggen. Kan ik je vertrouwen.

A

اعتماد