Thema 10 - EXCUTIEVE FUNCTIES Flashcards

1
Q

Wat betekent executieve functies?

10.1

A

Het gaat om de functies in de hersenen die verantwoordelijk zijn voor het aansturen en reguleren van je gedrag. De ‘doe’-functies van de hersenen.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
2
Q

Wat zijn de 3 hoofdfuncties van executieve functies? (1/3)

10.1

A

Inhibition Inhibitie
- Vaardigheden die ervoor zorgen dat je in staat bent om onbelangrijke informatie weg te filteren en prikkels te onderdrukken.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
3
Q

Wat zijn de 3 hoofdfuncties van executieve functies? (2/3)

10.1

A

Updating werkgeheugen
- Vaardigheden die ervoor zorgen dat je in staat bent om informatie vast te houden en ermee te werken.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
4
Q

Wat zijn de 3 hoofdfuncties van executieve functies? (3/3)

10.1

A

Shifting Flexibiliteit
- Vaardigheden die ervoor zorgen dat je je gedrag kunt bijsturen en aanpassen aan de situatie; dit maakt je flexibel.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
5
Q

Wat zijn de 4 nevenfuncties van executieve functies? 1/4

10.1

A

Plannen en organiseren
- Vaardigheden die ervoor zorgen dat je nadenkt over dat wat je wilt doen en de manier waarop; het zorgt ervoor dat je in staat bent een opdracht uit te voeren.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
6
Q

Wat zijn de 4 nevenfuncties van executieve functies? 2/4

10.1

A

Taakinitiatie
- Vaardigheden die ervoor zorgen dat je op het juiste moment en op een efficiënte manier aan iets begint, ook wanneer dit als vervelend of onprettig worden ervaren.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
7
Q

Wat zijn de 4 nevenfuncties van executieve functies? 3/4

10.1

A

Emotieregulatie
- Vaardigheden die ervoor zorgen dat je in staat bent om op een goede manier met emoties om te gaan, ze in te perken en te controleren.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
8
Q

Wat zijn de 4 nevenfuncties van executieve functies? 4/4

10.1

A

Metacognitie en zelfmonitoring
- Vaardigheden die ervoor zorgen dat je in staat bent om een activiteit en je eigen rol daarin van een afstandje te bekijken; het helpt je problemen op te lossen en je eigen gedrag te evalueren.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
9
Q

Dus wat zijn de 3 hoofdfuncties van executieve functies?

10.1

A
  • Inhibition Inhibitie
  • Updating Werkgeheugen
  • Shifting Flexibiliteit
How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
10
Q

Dus wat zijn de 4 nevenfuncties van executieve functies?

10.1

A
  • Plannen en organiseren
  • Taakinitiatie
  • Emotieregulatie
  • Metacognitie en zelfmonitoring
How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
11
Q

De ontwikkeling van executieve functies: inhibition of inhibitie.

10.1

A

Vanaf het 4e tot het 7e levensjaar.

De ontwikkeling ervan loopt door tot in de volwassenheid.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
12
Q

De ontwikkeling van executieve functies: updating of werkgeheugen.

10.1

A

Tussen het 4e tot het 15e levensjaar.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
13
Q

De ontwikkeling van executieve functies: plannen en organiseren.

10.1

A

Vanaf het 8e tot het 12e levensjaar.

De ontwikkeling ervan loopt door tot in de volwassen leeftijd.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
14
Q

De ontwikkeling van executieve functies: taakinitiatie.

10.1

A

Bin algemene taken vanaf het 7e tot het 8e levensjaar.

Bij vervelende taken vanaf het 12e levensjaar.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
15
Q

De ontwikkeling van executieve functies: emotieregulatie.

10.1

A

Vanaf het 7e tot het 8e levensjaar.

De ontwikkeling ervan loopt door tot in de volwassen leeftijd.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
16
Q

De ontwikkeling van executieve functies: shifting of flexibiliteit.

10.1

A

Tussen het 8e tot het 12e levensjaar.

17
Q

De ontwikkeling van executieve functies: metacognitie en zelfmonitoring.

10.1

A

Vanaf het 7e tot het 8e levensjaar.

De ontwikkeling ervan loopt door tot in de volwassen leeftijd.

18
Q

De executieve functies spelen een belangrijke rol bij de zelfsturing van kinderen, wat wordt daarmee bedoeld?

10.1

A

Het gaat hierom de mate waarin kinderen controle hebben over hun eigen gedrag en in staat zijn om hun eigen gedrag te sturen.

19
Q

Hoe stimuleer je executieve functies?

10.2

A

Om executieve functies te stimuleren, is het belangrijk op de hoogte te zijn van de verschillende executieve functies die er bestaan. En je kunt het ook spelenderwijs stimuleren.

20
Q

Hoe kun je inhibition of inhibitie stimuleren van kinderen in dagelijks activiteiten en spelenderwijs?

10.2

A

Je kunt inhibition of inhibitie stimuleren tijdens de dagelijkse activiteiten door:
- kinderen na te laten denken over wat ze willen doen
- kinderen op hun beurt te laten wachten
- kinderen af te laten maken waar ze aan begonnen zijn
- kinderen niet te impulsief laten reageren op andere kinderen
- kinderen te laten om te gaan met winnen en verliezen

Bij gezelschapspelletjes kunnen kinderen oefenen met veel van deze vaardigheden. Ook spelletjes zoals “De juf zegt…” of Maria Koekoek zijn handig.

21
Q

Hoe kun je de updating of werkgeheugen stimuleren van kinderen in dagelijks activiteiten en spelenderwijs?

10.2

A

Je kunt updating of werkgeheugen stimuleren tijdens de dagelijkse activiteiten door:
- regels te hanteren
- na te gaan of de kinderen je uitleg hebben begrepen
- (samen) vooruit te denken bij activiteiten
- groepjes te maken door te tellen en de kinderen zelf door tellen

Spelenderwijs kun je het werkgeheugen (bv) stimuleren door het samen maken van woordslangen, rekenslangen en spelletjes waarbij één of meerdere voorwerpen weggehaald of veranderd worden.

22
Q

Hoe kun je de shifting of flexibiliteit stimuleren van kinderen in dagelijks activiteiten en spelenderwijs?

10.2

A

Je kunt shifting of flexibiliteit stimuleren tijdens de dagelijkse activiteiten door:
- kinderen zelf keuzes te laten maken en wijzigingen op tijd aan te geven aan kinderen

Je kunt shifting of flexibiliteit daarnaast stimuleren door de complexiteit in spelletjes op te bouwen en activiteiten aan te bieden waarbinnen meerdere oplossingen toepasbaar zijn of kinderen van aanpak kunnen wisselen om hun uiteindelijke doel te bereiken.
Dit kan bv met smartgames en woordspelletjes waarbij kinderen antwoorden met een bepaalde beginletter of omschrijven zonder het woord te noemen.

23
Q

Hoe kun je het plannen en organiseren stimuleren van kinderen in dagelijkse activiteiten en spelenderwijs?

10.2

A

Je kunt plannen en organiseren stimuleren tijdens dagelijkse activiteiten door:
- kinderen te betrekken bij de plannen die je maakt
- kinderen te stimuleren om keuzes te maken en te kijken naar wat meer of minder prioriteit heeft
- kinderen een plan te laten maken om tot een bepaald doel te komen
- tijd te koppelen aan een activiteit

Bij het doen van spelletjes moeten kinderen aanpassingen doen of hun plan wijzigen om een doel te bereiken. Ook op die manier kun je het plannen en organiseren bij kinderen stimuleren. Door het te oefenen met bv het spel boter, kaas en eieren of door een activiteit waarbij kinderen door de ruimte bewegen en moeten stoppen zodra een ander kind stopt.

24
Q

Hoe kun je de taakinitiatie stimuleren van kinderen in dagelijks activiteiten en spelenderwijs?

10.2

A

Je kunt taakinitiatie stimuleren tijdens de dagelijkse activiteiten door:
- te werken met kleine taken die regelmatig wisselen. De kinderen zien op een planning welke taak ze hebben. Zo moedig je ze aan zelfstandig bepaalde taken uit te voeren.
- wanneer een taak nieuw is voor een kind, bespreek je wat je van het kind verwacht en hoe het aan de slag kan gaan.
- ook met basisregels zoals het ene opruimen voor je aan het andere begint stimuleer je taakinitiatie.

Daarnaast kun je bv spelactiviteiten inzetten zoals ‘laat me niet lachen’, waarbij het ene kind het andere kind aan het lachen probeert te krijgen of waarbij kinderen de tijd die verloopt moeten inschatten.

25
Q

Hoe kun je emotieregulatie stimuleren van kinderen in dagelijkse activiteiten en spelenderwijs?

10.2

A

Je kunt emotieregulatie stimuleren tijdens de dagelijkse activiteiten door:
- een kind te stimuleren om een spelletje toch af te maken wanneer het kind al weet dat hij gaat verliezen
- een kind te stimuleren door te gaan als iets niet lukt of moeilijk is

Ook drama en spelactiviteiten waarbij kinderen zich inleven in de emoties van anderen zoals ‘de emotie-bus’ of waarbij kinderen elkaar aan het lachen maken zijn geschikt voor het stimuleren van emotieregulatie.

26
Q

Hoe kun je metacognitie en zelfmonitoring stimuleren van kinderen in dagelijkse activiteiten en spelenderwijs?

10.2

A

Je kunt metacognitie en zelfmonitoring stimuleren tijdens de dagelijkse activiteiten door:
- het geven van gerichte complimenten en aan kinderen te vragen hoe iets is gegaan
- kinderen vragen te leren stellen als ze iets niet weten of een probleem hebben

Spelenderwijs kun je metacognitie en zelfmonitoring stimuleren door kinderen samen 1 tekening te laten maken waarbij ze om de beurt een lijn zetten, door kinderen steeds het tegenovergestelde te laten doen van een ander kind of het handen-en-voetenspel waarbij groepjes kinderen de opdracht krijgen over hoeveel lichaamsdelen tegelijk de grond mogen raken.

27
Q

Noem spelmaterialen die helpen om executieve functies te stimuleren en de voordeel hiervan.

10.2

A

Puzzels en blokken: plannen en organiseren

Spelletjes zoals memory en ganzenbord: updating of het werkgeheugen, de emotieregulatie en inhibitie

smartgames en Minecraft is ook goed voor het stimuleren van executieve functies

Veel van deze spelletjes kunnen kinderen ook zelfstandig mee aan de slag.

28
Q

Wat is beelddenken?

10.3

A

Kinderen die beelddenken denken in beelden en gebeurtenissen, niet in woorden en begrippen. Er is sprake van visuele dominantie.

29
Q

Wat is visuele dominantie?

10.3

A

Wanneer het kind informatie verwerkt is er een voorkeur om dit te doen via de ogen. Het opnemen van de informatie door te zien wint van het opnemen van informatie via de oren.

30
Q

Hoe heeft denken in beelden grote invloed op het executief functioneren van kinderen?

10.3

A

Deze kinderen kijken in eerste instantie naar het geheel en niet naar de stappen die ervoor nodig zijn. Dit zorgt ervoor dat kinderen die beelddenken soms zomaar ingewikkelde situaties overzien en zaken met elkaar in verband brengen.