thema 10 Flashcards

1
Q

kenmerken aangeboren gedrag

A
  • aanwezig vanaf geboorte
  • doorgegeven van generatie op generatie
  • soortspecifieke karakteristiek
  • universeel
  • minder flexibel
How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
2
Q

kenmerken aangeleerd gedrag

A
  • niet aangeboren
  • individueel karakteristiek -> niet iedereen van dezelfde soort kan even goed tekenen, fietsen, lopen,…
  • niet universeel
  • verworven tijdens het leven
  • wel flexibel
How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
3
Q

soorten aangeboren gedrag

A
  • reflex

- instinct

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
4
Q

voorbeeld reflex

A

zuigreflex, kniepeesreflex, pupilreflex, vluchtreflex

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
5
Q

voorbeeld instinct

A

moederinstinct, jachtinstinct

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
6
Q

soorten aangeleerd gedrag

A
  • gewenning
  • inprenting
  • nabootsing
  • klassiek conditioneren
  • operant conditioneren
  • trial-and-error
  • oefenen
  • leren door inzicht
How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
7
Q

gewenning

A

onderscheid maken tussen belangrijke en niet-belangrijke -> na tijdje geen reactie meer op onbelangrijke prikkel

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
8
Q

inprenting

A

in de prilste levensfaseleren dieren de vorm/geluid/geur van ouder of geboorteplek -> niet meer vergeten

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
9
Q

nabootsing

A

organismen nemen gedrag van soortgenoten over -> meestal bij jonge dieren

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
10
Q

klassiek conditioneren

A

organisme gaat met reflex reageren op een niet-natuurlijke prikkel -> in verband brengen met elkaar
PAVLOV -> HONDEN

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
11
Q

operant conditioneren

A

dier leert gewenst gedrag te vertonen door te belonen bij iets goed en straffen bij iets slechts

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
12
Q

trial-and-error

A

organisme probeert iets willekeurig en wacht het effect af -> probeert iets anders als dit niet lukt

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
13
Q

oefenen/herhalen

A

oefenen en herhalen kan gedrag verfijnen

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
14
Q

leren door inzicht

A

organisme is in staat een probleem op te lossen zonder herhaaldelijk proberen of iets toevallig

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
15
Q

voordelen van leven in een groep

A
  • territorium in groep verdedigen of veroveren
  • waakzaamheid delen en elkaar beschermen
  • nakomelingen samen verzorgen of te eten geven
  • samen energiezuinig leven
  • in groep voedsel verzamelen of verdelen
  • jagen in groep levert meer voedsel op
How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
16
Q

nadelen leven in groep

A
  • grotere kans op overdracht van ziekten

- voedselgebrek door groepsomvang

17
Q

agregaties

A

groepen soortgenoten die toevallig samenleven

18
Q

associaties

A

soorten die veel voordeel halen uit de aanwezigheid van hun soortgenoten

19
Q

coöperatie

A

samenwerken van soortgenoten

20
Q

functie koningin in de sociale staat

A

eitjes leggen

21
Q

aanpassing koningin sociale staat

A

lang achterlijf

22
Q

uit welk eitje komt koningin

A

uit bevrucht eitje

23
Q

functie dar sociale staat

A

bevruchten vd koninging

24
Q

aanpassing dar

A

grote ogen

sterke vleugels

25
eiersoort dar
afkomstig uit onbevrucht eitje
26
bevrucht ei
vrouwtje
27
onbevrucht ei
mannetje
28
communicatiemethoden
soorten communicatie
29
soorten communicatie
- optische signalen - auditieve signalen - sensitieve signalen - chemische signalen
30
optische signalen
licht uitzenden, welbepaalde houding, opvallende uiterlijke lichaamskenmerken
31
auditieve signalen
dieren veroorzaken trillingen in de lucht of onderwater die we geluid noemen
32
sensitieve signalen
veel ondergrondse dieren hebben een beperkt gezichtsvermogen -> communicatie
33
chemische signalen
geur