Thema 1: Methodisch handelen en doelgericht werken Flashcards

1
Q

Planmatig

Begrip

A

Volgens een bepaalde aanpak toewerken naar het bereiken van een doel

§1.1.1

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
2
Q

Methodisch handelen

Begrip

A

Professioneel werken volgens de methodische cyclus

§1.1.2

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
3
Q

Systematisch werken

Begrip

A

Orderlijk werken, volgens een bepaalde systematiek

§1.1.3

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
4
Q

Doelgericht werken

Begrip

A

Je richten op het bereiken van een doel

§1.1.4

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
5
Q

Wat doe je wanneer een doel regelmatig terug komt in het begeleiden van een doelgroep?

A

Dan neem je deze standaard mee

§1.1.5

Een voorbeeld hiervan is dat licht verstandelijkgehandicapte jongeren vaak hulp nodig hebben bij het omgaan met geld

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
6
Q

Het cyclisch proces

Begrip

A

Een begeleidingsproces die cirkelvormig is; op het moment dat je na een begeleidingsactiviteit weer nieuwe doelen kunt opstellen

§1.2

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
7
Q

Het cyclisch proces bestaat uit 5 fasen

Benoem deze 5

A
  1. De begin situatie vaststellen
  2. Ondersteuningsvraag beschrijven
  3. Doel formuleren
  4. Plannen maken en uitvoeren
  5. Uitvoering evalueren en doelen bijstellen

§1.2.1

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
8
Q

De eerste fase in het cyclisch proces is de beginsituatie vaststellen

Wat doe je in de eerste fase?

A

Je verzamelt informatie. De volgende punten komen aan bod:

  • Waarbij wil de persoon/groep ondersteuning?
  • Wat kan de persoon of groep al wel?
  • Wat kan die nog niet zo goed?
  • Is de persoon of groep al eerder begeleid bij deze ondersteuningsvraag?
  • Op welke manier is er toen gewerkt aan de ondersteuningsvraag?
  • Wat zijn de ondersteuningsmogelijkheden in de instellingen en/of omgevingen van de persoon of groep?
  • Welk budgeet en welke middelenj zijn er beschikbaar?
  • Wat is er mogelijk binnen de wet- en regelgeving?

§1.2.2

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
9
Q

De eerste fase in het cyclisch proces is de beginsituatie vaststellen

Wat is het uitgangspunt van de beginsituatie?

A

Kijken wat er mogelijk is. Hier wordt er ook gekeken naar wat de client al wel kan, omdat deze vaardigheden makkelijker uitgebouwd kunnen worden

§1.2.2

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
10
Q

De 2de fase is de ondersteuningsvraag beschrijven

Wat wordt er hiermee bedoelt?

A

Hier wordt er samen met de client gekeken naar waar de zorgvraag precies ligt. Een voorbeeld hiervan is “help mij zelfstandig reizen met het openbaar vervoer” of “help mij zelfstandig mijn administratie leren doen”

§1.2.3

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
11
Q

De 3de fase is een doel formuleren

Wat wordt hiermee bedoeld?

A

Een duidelijk omschreven doel volgens de SMART-methode, waar alle betrokkenen zich mee instemmen

§1.2.4

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
12
Q

Fase 4 is plannen maken en uitvoeren

Hoe maak je plannen?

A

Je maakt een plan van aanpak. Hierin worden de volgende punten omschreven

  • Wie zijn er betrokken?
  • Wat wil je bereiken?
  • Waar en wanneer voer je het plan uit?
  • Welke middelen en begeleiding gebruik je om het doel te halen?

Hierna start de begeleiding

§1.2.5

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
13
Q

Middelen

Begrip

A

Activiteiten en begeleiding die je inzet om je doel te bereiken.

§1.2.5

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
14
Q

Wat is het verschil tussen een activiteit en een doel?

A

Je zet de activititeit in om een doel te bereiken. Vergeet hierbij nooit het doel: Als je kerstkaarten maakt met de ouderen is je doel de ouderen in contact te brengen, het maken van kerstkaarten is dan een middel.

§1.2.5

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
15
Q

De fijfde fase is de uitvoering evalueren en doelen bijstellen

Hoe ziet deze fase eruit?

A

Hierin kijk je terug of het doel bereikt is. Van te voren spreek je een tijd af om terug te kijken of het doel is gehaald.
Als het doel niet behaald is, stel je deze bij. Als doel wel is behaald, is het eventueel mogelijk om te kijken naar nieuwe doelen die opgesteld moeten worden.

§1.2.6

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
16
Q

SMART-doelen zijn een hulpmiddel

Waar staat SMART voor?

A
  • Specifiek
  • Meetbaar
  • Acceptabel
  • Realistisch
  • Tijdgebonden

§1.3.1

17
Q

De SMART-methode is een hulpmiddel

Waar staat de S voor en wat houdt deze in?

A

De S staat voor Specifiek.

Hier wordt het doel zo concreet mogelijk omschreven.

§1.3.1

18
Q

De SMART-methode is een hulpmiddel

Waar staat de M voor en wat houdt deze in?

A

De M staat voor Meetbaar.

Dit houdt in dat het doel zo geformuleerd moet zijn dat deze te meten is. Je moet imperische variabelen gebruiken ipv subjectieve opvattingen

§1.3.1

19
Q

De SMART-methode is een hulpmiddel

Waar staat de A voor en wat houdt deze in?

A

De A staat voor Acceptabel.

Sluit het doel aan bij de wensen en/of behoeftes van de betrokken actoren?

§1.3.1

20
Q

De SMART-methode is een hulpmiddel

Waar staat de R voor en wat houdt deze in?

A

De R staat voor Realistisch.

Is het een haalbaar doel? Een alcoholist kan niet in een week gestopt zijn met drinken.

§1.3.1

21
Q

De SMART-methode is een hulpmiddel

Waar staat de T voor en wat houdt deze in?

A

De T staat voor Tijdsgebonden.

Het doel moet een tijdsvak hebben waarna er terug gekeken kan worden om te kijken of het doel is gehaald. Dit is de 5de fase.

§1.3.1

22
Q

De SMART-methode is een hulpmiddel

Hoe formuleer je een SMART-doel?

A

In een enkele zin.

§1.3.2

23
Q

Algemeen doel

Begrip

A

Een breed doel die vaak pas na enkele maanden haalbaar is

§1.5

24
Q

Subdoel

Begrip

A

Een klein doel dat je moet halen om een algemeen doel te halen.

§1.5

25
Q

Hoeveel subdoelen kan je actief aan werken?

A

In de praktijk blijkt dat het vaak beter werkt om aan maximaal 3 doelen tegelijk te werken.
Hierdoor raakt de cliënt niet overspannen door de kwantiteit aan doelen die gehaald moeten worden.

§1.5.1

26
Q

Kortetermijndoel

Begrip

A

Een doel die binnen 4 weken bereikbaar is

§1.5.2

27
Q

Langetermijndoel

Begrip

A

Een doel berijkt kan zijn na 3 maanden of langer

§1.5.2

28
Q

Een langetermijn doel kan soms demotiverend werken

Voor welke doelgroep is dit lastig? Hoe pak je dit aan?

A

Een doelgroep die veel tegenslagen heeft meegemaakt. Dit kan je aanpakken door samen met de cliënt te zitten en doelen te stellen die zowel haalbaar als motiverend werken.

§1.5.2