Thema 1, Hallo, hoe heet je? Flashcards
1
Q
The bell
A
De bel
2
Q
Often
A
Vaak
3
Q
City
A
Stad
4
Q
What do you like to do?
A
Wat doe je graag?/ Wat vind je leuk om te doen?
5
Q
The square
A
Het plein
6
Q
The window
A
Het venster/raam
7
Q
Open/close
A
Openen/sluiten
8
Q
To see
A
Zien
9
Q
Husband and wife
A
echtgenoot en echtgenote
10
Q
Married
A
Getrouwd
11
Q
The village
A
Het dorp
12
Q
Everyone
A
Iedereen
12
Q
Good looking
A
Knap
13
Q
Laugh
A
Lacht
14
Q
Pleased
A
Blij