terugblik Flashcards

1
Q

miraculeus

A

verwonderd van zijn

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
2
Q

grandslamtitel

A

winnaars titel van een tennistoernooi

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
3
Q

onderspit delven

A

overwonnen worden

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
4
Q

in extremis

A

op het laatste

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
5
Q

officieus

A

niet officieel

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
6
Q

lijflied

A

lied die toont waar je voor staat

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
7
Q

hallucinant

A

buitengewoon

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
8
Q

metronoom

A

spelverdeler

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
9
Q

legendarisch

A

onvergetelijk

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
10
Q

tabloid

A

de krant

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
11
Q

tricolore

A

3 kleurige vlag van natie

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
12
Q

heroïsch

A

alleen voor helden

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
13
Q

enigszins

A

een beetje

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
14
Q

illuster

A

beroemd

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
15
Q

geëvenaard

A

op gelijke hoogte komen

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
16
Q

teisteren

A

zwaar beschadigd

17
Q

de ravage

A

de pui,hoop

18
Q

immens

A

veel

19
Q

geëvacueerd

A

gedwongen ontruimen

20
Q

aanzienlijk

A

nogal groot

21
Q

solidariteit

A

samenhorigheid

22
Q

judoka

A

beoefenaar in judo

23
Q

ontwaren

A

zien

24
Q

tatami

A

judomat

25
Q

bevestigen

A

doen wat men verwacht

26
Q

de natie

A

een land

27
Q

zinderend

A

spannend

28
Q

kers op de taart

A

detail die afwerkt

29
Q

citius, altius, fortius

A

sneller, hoger, sterker

30
Q

de plak

A

de medaille

31
Q

in lichterlaaie

A

in brand staan

32
Q

repatriëren

A

terugkeren

33
Q

bemoedigend

A

hoop geven

34
Q

frequent

A

voorkomend

35
Q

intens

A

hevig

36
Q

existentieel

A

verband menselijk bestaan

37
Q

reduceren

A

omlaag brengen