spreekwoorden Flashcards
1
Q
een oogje in het zeil houden
A
iets in de gaten houden
2
Q
iemand op heterdaad betrappen
A
iemand betrappen terwijl hij er nog mee bezig is
3
Q
hij staat voor paal
A
jezelf belachelijk maken
4
Q
hij is een blok aan het been
A
hij is een last
5
Q
heterdaad betrappen
A
terwijl de daad nog heed is.
6
Q
hij heeft lange vingers
A
hij is een dief
7
Q
een oordeel vellen
A
iemand beoordelen
8
Q
iemand het zwijgen opleggen
A
iemand laten zwijgen
( sneden mensen hun tong er van als ze roddelden