tentamens Flashcards

1
Q

bij repolarisatie van een pacemakercel stroomt …

A

kalium de cel uit

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
2
Q

calcium geïnduceerde calcium release speelt een veel belangrijkere rol bij de excitatie-contractie koppeling in…

A

hartspiercellen dan in skeletspiercellen

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
3
Q

juist of onjuist? hartspiercellen bezitten in tegenstelling tot skeletspieren T-tubuli:

A

juist

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
4
Q

dankzij het dopplereffect kan…

A

stromend bloed worden gedetecteerd

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
5
Q

wat betekenen de letter A, B en M bij echografie?

A

A: amplitude
B: brightness
M: motion

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
6
Q

verklaar waardoor echografie in B-mode een doorsneebeeld oplevert en niet een projectiebeeld:

A
  • in B-mode worden structuren zowel in axiale als in laterale richting door middel van de echo’s van de zendpulsen zichtbaar
  • de looptijd van de echo wordt hierbij omgerekend naar indringdiepte of hoogte, waardoor een 2-dimensionale doorsnede ontstaat
  • bij een projectiebeeld zijn alle structuren op elkaar geprojecteerd
How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
7
Q

op een echo is een niersteen zichtbaar als…

A

een wit gebied met meestal een akoestische schaduw

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
8
Q

pacemakercellen gerangschikt van hoogste naar laagste intrinsieke vuurfrequentie:

A
  • SA knoop cellen
  • AV knoop cellen
  • purkinje vezels (langzaamst)
How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
9
Q

beschrijf de regulatie van de contractie in dwarsgestreepte spiercellen aan de hand van de functie van elk van de drie subunits van het troponine complex:

A
  • Ca bindt aan troponine C
  • hierdoor verwijdert troponine T het tropomyosine van de myosine bindingsplaats van actine
  • binding van myosine aan actine activeert het actomyosine ATPase
  • fosforylering van troponine I bepaalt hoe gevoelig troponine C is voor calcium
How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
10
Q

door welke activatie wordt de kleine terminale positieve deflectie in aVR veroorzaakt?

A

de basale laterale wand richting de mitraalring

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
11
Q

welke twee eiwitten worden gefosforyleerd na activering van eiwit kinase A en waardoor de contractiekracht van de hartspier versterkt?

A

L-type calcium kanaal
Ryanodine receptor

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
12
Q

via welk mechanisme geeft cocaïne een versterking van de cardiovasculaire effecten van sympathicus stimulatie?

A

de presynaptische reuptake van noradrenaline wordt geblokkeerd

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
13
Q

maakt het voor de effecten van cocaïne uit of de sympathicus preganglionair of postganglionair wordt gestimuleerd?

A

nee dit maakt niet uit, want het aangrijpingspunt ligt postganglionair

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
14
Q

welke receptoren zijn betrokken bij de zweetsecretie?

A

muscarinerge receptoren van het sympatische zenuwstelsel

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
15
Q

welk verschijnsel wordt niet gezien bij een vergiftiging met een organofosfaat (cholinesteraseremmers)?

A

verwijde pupillen

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
16
Q

een partiële agonist heeft…

A

in het algemeen een lagere effectiviteit

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
17
Q

wat is het gevolg van behandeling met een mineraal corticoïd receptor blokker?

A

het tegengaan van een hypokaliëmie door onderdrukking van de kalium uitscheiding door de nieren

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
18
Q

welk geneesmiddel werkt vooral via effecten op de constrictie van de coronair arteriën?

A

calcium antagonist, nifedipine

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
19
Q

wat is de beste verklaring voor het feit dat de gemiddeld bloeddruk over de jaren daalt bij gelijkblijvende pulsdruk?

A

de cardiac output is afgenomen ten gevolge van een lagere hartslagfrequentie

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
20
Q

de primaire hemostase heeft als doel:

A

het vormen van een trombocytenplug

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
21
Q

de secundaire hemostase heeft als doel:

A

het vormen van een fibrine-netwerk

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
22
Q

bij hartfalen is…

A

de contractiliteit van het LV verlaagd en de sympatische activiteit is verhoogd

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
23
Q

welke mechanismen zijn dominant in de arteriolen met een diameter van 10-20 micrometer?

A

metabool en myogeen

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
24
Q

via welk mechanisme leidt alfa adrenerge activatie van de gladde spiercellen in de vaatwand tot verhoging van de vasculaire tonus?

A
  • IP3 geïnduceerde calcium release
  • calcium concentratie omhoog
  • calcium bindt aan calmoduline
  • fosforylering van de myosine lichte keten
  • contractie
How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
25
Q

beschrijf hoe negatieve feedback in het RAAS plaatsvindt:

A

via AT1 receptoren, onderdrukt angiotensine 2 de afgifte van renine door de nier

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
26
Q

een erfelijk tekort van welke twee eiwitten kan een oorzaak zijn van een verhoogde tromboseneiging?

A

proteïne C
proteïne S

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
27
Q

wat is het verschil in tijdstip van het inzetten van coronair angiografie en PCI tussen NSTEMi en STEMI?

A
  • bij STEMI altijd zo spoedig mogelijk
  • bij NSTEMI patiënten die hemodynamisch instabiel zijn, persisterende ritmestoornissen hebben of niet pijnvrij zijn, ook zo spoedig mogelijk
  • andere NSTEMI patiënten in ieder geval binnen 24 uur
How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
28
Q

na een doorgemaakt myocard infarct wordt het aangedane spierweefsel vervangen door littekenweefsel. dit is het gevolg van een grote toename van het aantal fibroblasten. door welk proces neemt het aantal fibroblasten sterk toe?

A

hyperplasie

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
29
Q

melkzuur wordt gevormd doordat …

A

pyruvaat wordt gereduceerd naar lactaat

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
30
Q

wat is de juiste chronologische volgorde waarin deze instanties en systemen achtereenvolgend acteren bij de bewaking van de veiligheid van geneesmiddelen?

A
  • MTEC
  • CBG
  • Medicatiebewaking elektronische voorschrijfsysteem
  • Lareb (als laatste)
How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
31
Q

positieve likelihood ratio, LR+, reken je zo uit:

A

LR+ = sensitiviteit / 1- specificiteit

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
32
Q

schuimcellen ontstaan voornamelijk uit…

A

macrofagen

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
33
Q

schuimcellen nemen het geoxideerde LDL op via … receptoren

A

scavenger

34
Q

de vetdruppels in schuimcellen bevatten voornamelijk cholesterylesters…

A
35
Q

bij patiënten met stabiele AP:

A

mortaliteit en het risico op myocardinfarct worden beide niet verlaagd door revascularisatie

36
Q

bij ventrikelseptumruptuur treedt…

A

volumebelasting op van het LV

37
Q

welke enkel-arm index bij perifeer arterieel vaatlijden?

A

< 0,9

38
Q

verschil tussen Fontaine 3 en 4:

A

bij Fontaine 4 is bovendien sprake van ulcera en/of weefselverlies

39
Q

Leg aan de hand van twee verschillende processen het mechanisme uit waardoor verslapte spieren stijf worden na
overlijden:

A
  • ATP wordt niet meer heraangemaakt, dus daalt de ATP concentratie in de spier
  • door gebrek aan ATP wordt Ca niet meer naar het SR weggepompt
  • Door gebrek aan ATP worden actine-myosine crossbridges niet meer verbroken.
40
Q

Wat is het effect op de bloeddruk en op de hartfrequentie dat alleen bij hoge doses acetylcholine optreedt?

A

In hoge doses zorgt ACh hiernaast ook voor een stijging van de bloeddruk en stijging van de hartfrequentie

41
Q

Verklaar waardoor hoge doses acetylcholine dit effect op de bloeddruk heeft en dit effect op de hartfrequentie heeft:

A

ACh komt in hoge concentraties voor in de ganglia, niet alleen van de parasympathicus maar ook van de sympaticus, en zal zo
dus een sympatische effect induceren.

42
Q

hoe zorgt adrenaline voor een toename van angiotensine 2?

A

Via β receptoren wordt afgifte van renine door de nier gestimuleerd

43
Q

als een nieuwe antagonist een lagere pA2 heeft, dan…

A

dan is die nieuwe antagonist minder potent

44
Q

een hogere pA2 waarde duidt op…

A

een antagonist met een hogere potentie

45
Q

Wat gebeurt er bij blokkeren van muscarine receptoren?

A

toename van de hartfrequentie

46
Q

Wat is de meest waarschijnlijke locatie van het cellichaam van elke zenuwvezel?

A
  • postganglionaire parasympatische vezel: Ganglion ciliare
  • postganglionaire sympatische vezel: Ganglion cervicale superius
  • preganglionaire parasympatische vezel: Ruggenmergsegment S1
  • preganglionaire sympatische vezel: Ruggenmergsegment Th3
47
Q

Beschrijf het principe waarop echografie als afbeeldingstechniek gebaseerd is:

A

Tijdsbepaling van de terugkaatsende hoogfrequente geluidsgolven (ultrageluid)

48
Q

Noem een voorbeeld van een eiwit dat relatief snel weglekt uit een beschadigde hartspiercel:

A

hFABP of MB

49
Q

Noem een voorbeeld van een eiwit dat relatief langzaam weglekt uit een beschadigde hartspiercel:

A

troponine

50
Q

Verklaar waardoor de wegleksnelheid verschilt tussen beide genoemde eiwitten:

A

snel: cytosolaire eiwitten
langzaam: gebonden aan het contractiel apparaat

51
Q

Wat is de belangrijkste oorzaak van acuut overlijden na een myocardinfarct, en geef aan waardoor?

A

Circulatiestilstand door ventrikel tachycardie of ventrikelfibrilleren

52
Q

Wat is de belangrijkste oorzaak van overlijden op lange termijn na een myocardinfarct, en geef aan waardoor dit komt?

A

verminderde pompfunctie van het hart door hartfalen

53
Q

verlengde APTT:

A
  • factor 8 deficiëntie (hemofilie A)
  • factor 9 deficiëntie (hemofilie B)
  • factor 11 deficiëntie
  • factor 12 deficiëntie
54
Q

verlengde PT:

A
  • factor 7 deficiëntie
  • vitamine K deficiëntie
55
Q

verlengde APTT en PT:

A
  • factor 2 deficiëntie
  • factor 5 deficiëntie
  • factor 10 deficiëntie
  • vitamine K deficiëntie
56
Q

Wat is de juiste volgorde van processen die leiden van de verstopping tot verhoogde melkzuurvorming?

A

1 daling creatine fosfaat concentratie
2 stijging AMP concentratie
3 conformatieverandering fosfofructokinase
4 versnelling glycolyse
5 toename cytosolair NADH vorming

57
Q

In welke drie afleidingen moeten ST-deviaties te zien zijn om te voldoen aan een onderwandinfarct?

A

afleidingen 2, 3 en aVF

58
Q

stel dat er bij de patiënt sprake is van transmurale ischemie, zijn er op de drie afleidingen (2, 3 en aVF) dan ST-elevaties of ST- depressies te zien?

A

ST-depressies

59
Q

Hoe vaak is bij patienten met een acuut coronair syndroom plaque erosie en hoe vaak plaque ruptuur de oorzaak van de
stolselvorming in de coronaire circulatie?

A

erosie : ruptuur is ongeveer 33% : 67%

60
Q

Welke van de volgende medicijnen werken het best tegen Prinzmetal angina pectoris?

A

calcium antagonisten

61
Q

Welk ECG kenmerk duidt op een rechter atrium dilatatie?

A

Hoge en spitse P top van meer dan 2,5 mm in afleiding 2

62
Q

Leg uit waardoor trimetazidine helpt om de angina pectoris klachten te verminderen:

A
  • remming vetzuur oxidatie dus meer glucose oxidatie
  • ATP opbrengst per O2 verbruik is hoger in glucose oxidatie dan in vetzuur oxidatie
  • bij dezelfde inspanning dus lagere O2 behoefte
63
Q

Welke veranderingen in de diastolische en systolische bloeddruk treden op bij het ouder worden?

A

De diastolische bloeddruk daalt en de systolische bloeddruk stijgt bij het ouder worden.

64
Q

Geef twee redenen waardoor het pulserende gedrag van de bloedflow niet meer in de capillairen aanwezig is. Verklaar je antwoorden:

A
  • Door het elastische gedrag van de vaatwand in de aorta en in de arteriolen zal het pulserende effect voor een groot deel worden gedempt.
  • Het laatste beetje pulserend gedrag zal verdwijnen door de wrijving die het bloed ondervindt in de arteriolen ten gevolge van het viskeuze gedrag van bloed.
65
Q

de gemiddelde arteriële druk gelijk is gebleven in de tijd en dat de pulsdruk is toegenomen: wat is hier fysisch gezien de oorzaak van?

A

afname van de compliantie

66
Q

verklaar hoe het mogelijk is dat met de Echodoppler techniek stromend bloed wel is waar te nemen.

A

In bloed bevinden zich vaste deeltjes (bloedcellen) waarop het geluid reflecteert met veranderde frequentie

67
Q

Verklaar aan de hand van fysische principes hoe met de Echodoppler de richting en snelheid van stromend bloed bepaald kan worden.

A

De frequentie van het gereflecteerde geluid verandert ten opzichte van het uitgezonden geluid, afhankelijk van de richting en
snelheid van de bloedcellen in de richting van de detector

68
Q

Welke veranderingen vinden daarbij achtereenvolgens plaats in de vasculaire gladde spiercel bij een toename van de
bloeddruk?

A

rek → membraan depolarisatie → opening voltage-gevoelig Ca2+-kanaal → contractie

69
Q

Een nagenoeg constant percentage van de cardiac output gaat naar de hartspier ongeacht de mate van inspanning

A

70
Q

De absolute hoeveelheid bloed naar de hersenen blijft nagenoeg constant ongeacht de mate van inspanning.

A

71
Q

apoptose:

A
  • membraan blebbing
  • celkrimp
72
Q

necrose:

A
  • inflammatie
  • celzwelling
73
Q

NETose:

A
  • naar buiten persen van DNA-eiwit complexen
  • geen DNA afbraak
74
Q

Hemofilie A en B komen niet even vaak voor

A

75
Q

wat is het meest voorkomende celtype in de fibreuze kap?

A

gladde spiercellen

76
Q

Leg uit waardoor andere lichaamscellen in tegenstelling tot macrofagen geen cholesterol stapelen:

A
  • Lichaamscellen halen cholesterol binnen met behulp van de LDL-receptor en niet via de scavenger receptor.
  • Als de intracellulaire cholesterol concentratie stijgt wordt het aantal LDL-receptoren op het celoppervlak verminderd - waardoor de cholesterol opname
    wordt beperkt
77
Q

patiënt met linker atrium dilatatie: wat typisch kenmerk wordt op het ECG gezien van deze patiënt?

A

Bifasische P-top in afleiding 2

78
Q

Welke coronair arterie is meestal acuut afgesloten bij een papillairspier ruptuur met mitraalklep insufficiëntie?

A

rechter coronair arterie

79
Q

Welke voetafwijkingen kunnen het gevolg zijn van motorische neuropathie?

A
  1. ingezakte voetarcus
  2. uitstekende metatarsalia
  3. hamertenen
  4. klauwtenen
80
Q
A