Tentamen vragen Flashcards

1
Q

Wat zijn de alarmsignalen voor keelpijn? (4)

A

Mond niet voldoende kunnen openen, asymmetrie van de gehemelte bogen, grote rode pijnlijke zwelling hals, onvermogen of zeer moeizaam kunnen slikken

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
2
Q

Waarom is de mond niet voldoende kunnen openen een alarmsignaal bij keelpijn?

A

trismus

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
3
Q

Waarom is asymmetrie van de gehemelte bogen een alarmsignaal bij keelpijn? (2)

A

abces, infiltraat

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
4
Q

Waarom is een grote rode pijnlijke zwelling in de hals een alarmsignaal bij keelpijn?

A

lymfadenitis

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
5
Q

Wat is de lamina papyracea?

A

de scheidingswand tussen orbita en osteomeatale complex

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
6
Q

Wat is lymfadenitis?

A

Ontsteking van de lymfeklieren

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
7
Q

Wat is een atheroomcyste?

A

Cyste van de huid

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
8
Q

wat is een ductus thyreoglossusanomalie?

A

Mediane halscyste

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
9
Q

Wat is een kieuwboogfistel? Wanneer is het zichtbaar?

A

Fistel door kieuwboog, vanaf de geboorte zichtbaar

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
10
Q

Een dosis-response relatie en reversibiliteit geven sterke aanwijzingen voor een causaal verband.

A

Ja

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
11
Q

Wat betekent spectrumbias bij onderzoek naar de waarde van een diagnostische test?

A

Spectrum bias beschrijft het feit dat de patiënten in het onderzoek verschillen van de patiënten in de praktijk

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
12
Q

Hoe kun je aan een funnelplot zien of er sprake is van publicatiebias?

A

Een funnelplot is trechtervormig als de gevonden studies evenwichtig verspreid zijn. Als een funnelplot niet trechtervormig is is er mogelijk sprake van publicatiebias.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
13
Q

Hoe kan je vanuit de wetenschapstheorie van Thomas Kuhn de initiële weerstand tegen Harvey uitleggen?

A

Volgens Kuhn beoefenen wetenschappers hun vak altijd binnen de grenzen van bepaalde vaststaande kaders. Hij noemt die kaders ‘paradigma’s’.
Wetenschappers zijn volgens Kuhn sterk geneigd het heersende paradigma binnen hun vakgebied te bewaken en verdedigen. Opvattingen en observaties die
niet binnen het heersende paradigma zijn te verklaren, worden daarom door hen geweerd of genegeerd. Het heersende Galenische paradigma werd dus
beschermd door de hypothese van Harvey te negeren.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
14
Q

Waarom is het volgens Popper überhaupt nooit mogelijk om van absolute waarheden te spreken? Leg uit.

A

Popper gaat uit van het falsificatieprincipe. Een algemene uitspraak is volgens Popper pas wetenschappelijk als deze door toetsing weerlegd kan worden.
Zodra een uitspraak verschillende toetsen heeft doorstaan, kunnen we volgens Popper toch slechts van een ‘voorlopige waarheid’ spreken omdat we nooit
op voorhand kunnen weten of die uitspraak ooit door toetsing weerlegd zal gaan worden.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
15
Q

Karl Popper wordt gezien als een kritisch rationalist. Wat is het ‘kritisch rationalisme’?

A

Volgens Popper is het uitgangspunt van wetenschap niet de waarneming, maar de theorie. Een wetenschapper ziet geen verbanden in de werkelijkheid, maar
bedenkt deze als mogelijke verklaring voor wat hij ziet. Dit wordt uitgedrukt met het begrip ‘rationalisme’ (het verstand als bron van kennis). Het verband dat
een wetenschapper bedenkt kan echter niet op voorhand worden aanvaard, maar moet eerst aan strenge toetsen worden onderworpen die het verband in
principe kunnen weerleggen. Vandaar het adjectief ‘kritisch’.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
16
Q

Hepatosplenomegalie kan een teken zijn van een infectie met het Epstein-Barr virus

A

Ja

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
17
Q

Imaan is 8 jaar. Ze heeft 8 weken geleden een verkoudheid gehad. Sindsdien is ze hees. De klachten zijn nog steeds niet over.
Wat is de meest waarschijnlijke oorzaak?

A

Stembandknobbeltjes

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
18
Q

Welke rol speelt het osteomeatale complex in het onstaan van een sinusitis?

A

het osteomeatale complex omvat de afvoer van de sinus maxillaris, frontalis en ethmoidalis
naar de neusholte. Deze is vrij nauw. Als deze verstopt raakt (door bijv. slijmvlieszweling) of vernauwd is dan kunnen de sinus ontstoken raken.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
19
Q

Een kind met een leeftijd van 11 en een laterale zwelling past bij een…?

A

branchiogene halscyste

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
20
Q

De heer Ez-Z. komt bij de huisarts omdat hij al maanden last heft van stinkende otorrhoe van het rechter oor. Daarnaast is hij slechter gaan horen
met het rechter oor. Bij otoscopie vermoedt de huisarts een cholesteatoom.
Welke bevinding bij de stemvorkproef van Weber past hier het beste bij?
De heer Ez-Z. hoort de stemvorkproef van Weber

A

Beter aan het rechteroor

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
21
Q

Welke keelaandoening heb je bij een HPV-infectie?

A

Larynxpapillomatose

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
22
Q

Welke keelaandoening heb je bij een hemistrumectomie?

A

Stembandparese

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
23
Q

Welke keelaandoening heb je bij luid schreeuwen?

A

Stembandknobbeltjes

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
24
Q

Wat is de klinische relevantie van de lamina papyracea?

A

Doordat deze wand dun is kan er relatief makkelijk

infectie optreden van de orbita

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
25
Q

Overgewicht is een risicofactor op het ontstaan van een endometriumcarcinoom

A

Ja

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
26
Q

Waarom is een gevonden statistisch significant verband in een case-control studie geen sterke aanwijzing voor causaliteit?
Betrek het feit dat het om een case-control studie gaat in je antwoord.

A

Een case-control onderzoek is erg vatbaar voor bias en daarom zijn de resultaten minder veelzeggend, ook al is een gevonden verband statistisch significant.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
27
Q

Men doet onderzoek naar een nieuwe screeningstest voor prostaatkanker. Men vindt dat patiënten die gescreend zijn, de ziekte langer hebben,
maar uiteindelijk gemiddeld genomen toch niet langer leven.
Door welke bias kan deze bevinding veroorzaakt zijn?

A

Lead time bias

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
28
Q

Er is een nieuwe test voor screening op ovariumcarcinoom. In de gescreende groep zijn er 100 vrouwen met ovariumcarcinoom. In deze groep
blijken een jaar later nog eens 25 vrouwen ovariumcarcinoom te hebben. In de controlegroep, die vergelijkbaar was, werd er geen screening
gedaan. Een jaar later bleken in deze groep 50 vrouwen ovariumcarcinoom te hebben.
Wat is de sensitiviteit van de test volgens de incidentiemethode?

A

1-(25/50)

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
29
Q

Waarvan spreekt Popper als tijdens een experiment een observatie wordt gedaan die niet in overeenstemming is met de heersende theorie?
En wat zullen wetenschappers volgens Popper als gevolg van die observatie moeten doen?

A

Popper spreekt in dat geval van ‘falsificatie’ omdat de theorie is weerlegd door de observatie. (1 punt) Wetenschappers moeten de theorie onmiddellijk
verwerpen, nieuwe hypotheses formuleren en deze aan strenge testen onderwerpen. (1 punt)

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
30
Q

Waarvan spreekt Thomas Kuhn als tijdens een experiment een observatie wordt gedaan die niet in overeenstemming is met de algemeen
aanvaarde theorieën?
En wat zullen wetenschappers volgens Kuhn als gevolg van die observatie waarschijnlijk doen?

A

Kuhn noemt die observatie een anomalie (‘lastig feit’). (1 punt) Wetenschappers zullen trachten deze anomalie ‘normaliseren’, door het ontkennen, te wijten
aan meetfouten of met ‘hulphypothesen’ de observatie toch binnen het huidige paradigma te passen (als een van deze drie wordt genoemd is het goed). (1
punt)

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
31
Q

Beide hypotheses zijn even vaak getest en niet strijdig met de observaties.
Welke van deze hypotheses is volgens Popper dan toch sterker, en leg uit waarom?
De tweede, ‘alle planeten in het zonnestelsel cirkelen in afzonderlijke banen rond de zon’ (1 punt).
Uitleg: deze uitspraak heeft een breder toepassingsgebied en bevat meer potentiële falsificatoren.

A

Ja

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
32
Q

Vier factoren die pleiten voor een causale relatie zijn: omkeerbaarheid, temporele relatie, dosis-response relatie en biologische plausibiliteit.
Welke factor is een zwak bewijs, en welke een sterk bewijs voor een causale relatie?
Plaats de vier factoren van zwak naar sterk in de juiste volgorde.

A

Zwak naar sterk:

  1. Temporele relatie
  2. Biologische plausibiliteit
  3. Dosis-response relatie
  4. Omkeerbaarheid
How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
33
Q

De huisarts legt uit: door de virusinfectie werd de weerstand van Anne verzwakt. Ze werd vatbaar voor een bacterie, die tot de oorontsteking
leidde. De vader vraagt: betekent dit dat de combinatie van een virus en een bacteriële infectie altijd tot een oorontsteking leiden, en dus samen de
oorzaak zijn?
Naar welke soort oorzaak verwijst de vader? Leg je antwoord uit.

A

De vader vraagt of de combinatie samen een voldoende oorzaak is;

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
34
Q

Anne (5 jaar) heeft een oorontsteking. De huisarts legt haar vader uit dat dit begon met een verkoudheid, die werd veroorzaakt door een virus.Wat voor soort oorzaak is het virus?
Leg je antwoord uit.

A

Dit is een ‘deeloorzaak’, ‘niet-voldoende oorzaak’ of ‘een factor in een multifactoriële oorzaak’. Dit betekent dat er andere (deel)oorzaken/factoren
nodig zijn om de verkoudheid te veroorzaken.

35
Q

In de behandeling van middenoorontsteking bij kinderen wordt het gebruik van neusdruppels ontraden (NHG richtlijn). De reden is dat het effect
niet is aangetoond en (zeldzame) ernstige bijwerkingen kunnen optreden. Dit advies is mede gebaseerd op de opkomst van Evidence Based
Medicine en de bijbehorende statistische stijl van redeneren.
Leg uit wat een statistische stijl van redeneren inhoudt, en hoe deze heeft bijgedragen aan het advies in de richtlijn.

A

Een statistische stijl van redeneren houdt in dat men niet kijkt naar de effectiviteit van individuele behandelingen, maar naar de kans dat een
behandeling werkt door grote aantallen gevallen waarin de behandeling wordt toegepast te onderzoeken en te vergelijken met alternatieven
(RCT, meta analyse).
Door het systematisch vergelijken van het toepassen van neusdruppels met het niet toepassen ervan blijkt dat deze ingreep geen toegevoegde
waarde heeft.

36
Q

Welke twee mogelijke problemen zijn er als de sensitiviteit van deze screeningstest volgens de detectiemethode berekend wordt?
Leg uit.

A

Bij de detectiemethode zijn de opgespoorde carcinomen de terecht-positieven en de intervalcarcinomen de fout-negatieven.
Een nadeel hierbij is dat je moet weten hoe vaak je moet screenen, anders wordt de sensitiviteit onder- of overschat.
Een ander nadeel is dat niet ieder carcinoom dat ontdekt wordt klinisch relevant hoeft te zijn (zoals bijvoorbeeld bij prostaatcarcinoom).

37
Q

Men doet onderzoek naar een nieuwe screeningstest voor het vroegtijdig opsporen van ovariumcarcinoom.
Met welke drie vormen van bias moeten de onderzoekers in ieder geval rekening houden? (3) Wat houdt elke vorm in?

A
Lead time bias (vroege behandeling van ovariumcarcinoom is niet effectiever, maar de overleving lijkt toe te nemen doordat de ziekte eerder
gediagnosticeerd wordt.)
Length time bias (langzaam (prognostisch gunstigere) tumoren worden meer ontdekt. De overleving lijkt toe te nemen hierdoor.)
Compliance bias (patiënten die zich goed houden aan een voorschrift hebben vaak een betere prognose.)
38
Q

Tegenwoordig worden veel jonge meisjes ingeënt tegen hrHPV.
Waarom blijft het desondanks toch belangrijk om te screenen op hrHPV?
(2)

A

De vaccinatie geldt maar voor een aantal hrHPV types, niet voor alle types.
Een deel van de meisjes laat zich niet vaccineren.

39
Q

Wat houdt de eerste tuchtnorm in?

A

De eerste tuchtnorm1 betreft het handelen of nalaten in strijd met de zorg die de beroepsbeoefenaar behoort te verlenen.

40
Q

Wat houdt de tweede tuchtnorm in?

A

De tweede tuchtnorm2 omvat ‘enig ander handelen of nalaten in strijd met hetgeen een behoorlijk beroepsbeoefenaar betaamt’

41
Q

Uit welke embryonale structuur of primordium ontstaat onderste bijschildklieren

A

3e kieuwzakje

42
Q

Uit welke embryonale structuur of primordium ontstaat: bovenste schildklieren

A

4e kieuwzakje

43
Q

Uit welke embryonale structuur of primordium ontstaat: tonsillen

A

2e kieuwzakje

44
Q

Uit welke embryonale structuur of primordium ontstaat: uitwendige gehoorgang?

A

1e kieuwspleet

45
Q

Welk LO doe je bij koortsstuip kind? (3)

A

Algemeen: indruk (suf, huilen, alert), hartfrequentie, ademhalingsfrequentie, saturatie, petechiae, turgor, slijmvliezen
Longen: auscultatie
KNO: keel, tonsillen, hals-lymfeklieren, trommelvliezen

46
Q

Waar in de neusholte ten opzichte van de conchae monden deze uit: sinus sphenoidalis

A

recessus spheno-ethmoidalis (boven concha superior)

47
Q

Waar in de neusholte ten opzichte van de conchae monden deze uit: cellulae ethmoidalis (2)

A

onder de middelste concha, ook wel de meatus nasi medius, deels tussen de bovenste en middelste concha, de meatus nasi superior

48
Q

Waar in de neusholte ten opzichte van de conchae monden deze uit: sinus frontalis

A

onder de middelste concha, ook wel meatus nasi medius

49
Q

Waar in de neusholte ten opzichte van de conchae monden deze uit: sinus maxillaris

A

onder de concha medius, ook wel meatus nasi medius

50
Q

Welke aanvullende diagnostiek bij neusverstopping? (2)

A

endoscopie neus, multi-rast/allergietest (phadiatop)

51
Q

Wanneer geef je antibiotica bij keelklachten? (4)

A

Bij ernstige ziekte, weerstandsverminderende medicatie, afweer verlagende stoornis, geen acuut reuma in VG

52
Q

Wat is wetenschappelijke vooruitgang volgens het logisch empirisme?

A

Wetenschappelijke vooruitgang komt tot stand door verificatie van een theorie via waarneming.

53
Q

Leg het verschil uit tussen een noodzakelijke en voldoende voorwaarde aan de hand van longtuberculose en mycobacterium tuberculosis.

A

Een voorwaarde A is noodzakelijk voor B, als B niet zonder A kan optreden (je krijgt geen tbc zonder besmetting met mycobacterium tuberculose).
Maar het voldoen aan die noodzakelijke voorwaarde hoeft niet automatisch te betekenen dat het gevolg ook daadwerkelijk optreedt (besmetting
met mycobacterium tbc leidt niet automatisch tot de ontwikkeling van tbc). Anders is het een voldoende voorwaarde. Als A een voldoende
voorwaarde is voor het optreden van B, dan kan uit de aanwezigheid van A (het vervuld zijn van voorwaarde A), direct het gevolg B worden
afgeleid.

54
Q

​De onderzoekers twijfelen over de analyse die ze zullen uitvoeren: een survival analyse of een analyse zonder de duur van overleving. Welke
analyse is in dit geval het beste? Leg uit.

A

Antwoord: keuze voor een analyse zonder de duur van overleving is 1 punt. Juiste uitleg hierbij is 1 punt. Een analyse zonder de duur van
overleving is het beste. Dit voorkomt lead time bias. Bij lead time bias lijkt de overleving toe te nemen doordat een ziekte in een eerder stadium
wordt ontdekt. De mortaliteit hoeft echter niet verandert te zijn.

55
Q

Onderzoekers hebben een screening ontwikkeld om een bepaalde vorm van kanker vroegtijdig op te sporen. Ze hopen dat door het vroegtijdig
opsporen, minder mensen hieraan zullen overlijden. Als ze de screening uitvoeren blijken er in de eerste ronde veel meer cases gevonden te worden
dan in de rondes daarna.
Met welk epidemiologisch begrip wordt dit beschreven? Leg dit uit. (2)

A

In de eerste ronde vind je alle cases die er al zijn. Deze eerste ronde is een ‘prevalence’ screen.
In de rondes daarna worden alleen de nieuwe gevallen ontdekt die zijn opgetreden na de vorige screeningsronde. Dit is een ‘incidence’ screen.

56
Q

Bij hoogrisicopreventie is er meer winst op individueel niveau dan op populatieniveau

A

Ja

57
Q

Wat is de belangrijkste reden dat geen enkele studie vrij is van bias bij een studie naar tonsillectomie?

A

Het is niet te voorkomen dat patiënten weten welke behandeling ze krijgen (wel/geen tonsillectomie). Daarom is er bij elke studie sprake van
detection bias.

58
Q

Een vrouw van 56 jaar komt bij de huisarts in verband met al langer bestaande buikpijn en een toegenomen omvang van de buik. De huisarts
overweegt onder andere de diagnose ovariumcarcinoom.
Naar welke factoren die verband houden met een verhoogd risico op ovariumcarcinoom moet de huisarts vragen? (2)

A

Borst/ovarium kanker familieanamnese, gebruik anticonceptiva (meer ovulaties -> groter risico)

59
Q

Een vrouw van 52 jaar komt bij de huisarts met opvliegers. Sinds twee jaar is de menstruatie onregelmatig. Ze heeft nu 12 maanden geen
menstruatie gehad. In overleg met de vrouw overweegt de huisarts tijdelijk Hormone Replacement Therapy (HRT) voor te schrijven tegen de
opvliegers.
Waarom dient de huisarts, als zij besluit om hormonen voor te schrijven, te kiezen voor een preparaat met oestrogenen en progesteron? Leg uit.

A

Bij alleen oestrogenen is er een verhoogde kans op endometriumcarcinoom. Als er progesteron bij gegeven wordt dan is dit risico niet
verhoogd.

60
Q

Twee jaar later heeft de vrouw een afwijkend uitstrijkje PAP 3b. De huisarts verwijst haar naar de gynaecoloog.
​Welke onderzoeken zal de gynaecoloog uitvoeren? (2)

A

Colposcopie en bioptering van de laesie

61
Q

Worden zware maatregelen gepubliceerd?

A

Ja

62
Q

Worden waarschuwingen gepubliceerd?

A

Nee

63
Q

Wie bepaalt of een berisping gepubliceerd wordt?

A

Tuchtrechter

64
Q

Zwelling in de kaakhoek is waarschijnlijk…

A

Een lymfeklier

65
Q

Welke nervi kunnen beschadigd zijn bij een jongetje met een dubbelzijdig orbitaal hematoom die met zijn ogen bewegingen niet goed kan volgen? (3)

A

Nervus 3, 4, 6

66
Q

Wat zijn de kenmerken van een normale koortsstuip? (6)

A
Leeftijd: 6mnd - 5 jr
<15 min
Kortdurend suf
Begin koortsepisode
Eerste keer deze koortsperiode
Symmetrische trekkingen
67
Q

Waar moet je op letten bij een kind bij LO bij eventuele dehydratie?

A

Turgor huid en slijmvliezen

68
Q

Wat is xylometazoline?

A

Decongestiva/neusspray

69
Q

Welk LO voer je uit bij neusverstopping? (3)

A

algemeen, oog, KNO

70
Q

Wat zijn de 2 groepen van alarmsymptomen bij neusverstopping? (2)

A

Oogklachten en neurologische klachten

71
Q

Wat is de behandeling van otitis externa? (2)

A

Zure oordruppels met corticosteroïden

72
Q

Wat is het deductieprincipe?

A

(het) deductie(principe): we kunnen uit een hypothetische algemene wet
een voorspelling afleiden; als die niet uitkomt, wordt de wet verworpen

73
Q

Uit een gepubliceerd case control onderzoek blijkt dat kinderen die buisjes kregen vanwege
recidiverende oorontstekingen, significant minder oorontstekingen hadden in de zes maanden na de
operatie, dan de kinderen die geen buisjes kregen.
Is dit een overtuigend bewijs vóór het plaatsen van buisjes? Leg je antwoord uit. (3)

A
  • Een case control onderzoek is geen sterk bewijs (eerder zwak bewijs).
  • Significantie an sich zegt niet zoveel, zeker net zo belangrijk is of er een klinisch
    relevant verschil is.
  • Er lijkt een temporele relatie te zijn (na het plaatsen van de buisjes zijn er minder
    ontstekingen) maar dit is slechts een zwak bewijs.
74
Q

Wat is spectrumbias?

A

Spectrumbias betekent dat in de studie proefpersonen hebben meegedaan die anders zijn
dan de personen bij wie de test in de praktijk gebruikt gaat worden. (vb comorbiditeiten, medicatie)

75
Q

Hoe verklaar je de discrepantie tussen het grote aantal besmettingen met hrHPV en de lage
incidentie van cervixcarcinoom? Leg dit uit.

A

het grootste deel van de hrHPV-besmettingen door een adequate immuunrespons wordt
geklaard.

76
Q

Wat zijn, naast endometriumcarcinoom, mogelijke aandoeningen waardoor ze postmenopauzaal
bloedverlies kan hebben? Noem vier aandoeningen.

A
  • Endometriumpoliep
  • Cervixcarcinoom
  • SOA
  • Slijmvliesbeschadiging bij atrofie
  • Vulvacarcinoom
77
Q

Welke anamnestische vragen moet de huisarts stellen om te bepalen of er sprake is van een
verhoogd risico op endometriumcarcinoom? Noem vier vragen.

A
  • Hoeveel kinderen heeft u?
  • Hoe zwaar bent u, en hoe lang bent u (BMI)?
  • Komt er darmkanker voor in de familie?
  • Komt er borstkanker voor in de familie?
  • Heeft u hormonen gebruikt na de overgang?
  • Had u onregelmatige cycli of PCO? (anovulatoire cycli)
78
Q

In welke wet wordt het tuchtrecht voor de gezondheidszorg geregeld?

A

Wet BIG

79
Q

Wat is stadium 5 in de chandler classificatie?

A

Caverneuze sinus trombose

80
Q

Wat is stadium 4 in de chandler classificatie?

A

Orbitaal abces

81
Q

Wat is stadium 3 in de chandler classificatie?

A

Subperiostaal abces

82
Q

Wat is stadium 2 in de chandler classificatie?

A

orbitale cellulitis

83
Q

Wat is stadium 1 in de chandler classificatie?

A

preceptale cellulitis