College vragen Flashcards

1
Q

Wat zijn mogelijke doelen voor een consult bij een tonsillitis? (5)

A

Stellen van diagnose, kijken of antibiotica nodig, kijken of tonsillectomie nodig, letten op alarmsignalen, voldoende info verzamelen om een prognose te geven

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
2
Q

Wat voor soort temperatuurmeting is de goude standaard?

A

Rectale temperatuurmeting

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
3
Q

Wat is een likelihood-ratio?

A

Kansratio

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
4
Q

Wat voor soort virussen kunnen een tonsillitis veroorzaken? (3)

A

Rinovirus, adenovirus, epstein-barr virus

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
5
Q

Wat voor soort streptokokken (bacterieel) kunnen een tonsillitis veroorzaken? (3)

A

A, C, G

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
6
Q

Is roodvonk een gevolg van een virale of een bacteriële tonsillitis?

A

Bacteriële

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
7
Q

Welke streptokok veroorzaakt roodvonk?

A

A

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
8
Q

Wat zijn andere symptomen van roodvonk (behalve tonsillitis)? (2)

A

Exantheem, aardbeientong

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
9
Q

Wat is exantheem?

A

Rode vlekken en bultjes op de huid (macula en papels)

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
10
Q

Wat voor gevolgen kan roodvonk hebben? (3 aandoeningen)

A

Glomerulonefritis, polyartritis, endocarditis

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
11
Q

Wanneer is er 50% kans op een bacteriële tonsilitis? (welke symptomen) (4)

A

Koorts, afwezigheid hoest, exsudaat, voorste halsklieren pijnlijk

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
12
Q

Wat is exsudaat?

A

Wondvocht

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
13
Q

Waar is er een geringe vermindering in bij het gebruik van antibiotica bij tonsillitis? (2)

A

Duur klachten, keelpijn

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
14
Q

Wat zijn tekenen van een milde keelontsteking (en milde roodvonk)? (6):
(Niet/wel) ernstig ziek,
(normaal/abnormaal) beloop,
(geen/wel) grote pijnlijke lymfeklieren,
(geen/wel) hoest,
(geen/wel) ernstige slikklachten,
(geen/wel) trismus

A
Niet ernstig ziek, 
normaal beloop, 
geen grote pijnlijke lymfeklieren, 
wel hoest, 
geen ernstige slikklachten, 
geen trismus
How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
15
Q

Wat zijn tekenen van een ernstige keelontsteking (en ernstige roodvonk)? (6):
(geen/wel) ernstig ziek
(normaal/abnormaal) beloop
(niet/wel) gezwollen en pijnlijke lymfeklieren
(niet/wel) hoest
(niet/wel) slikklachten
(niet/wel) trismus
(niet/wel) koorts
(niet/wel) peritonsillair infultraat of abces

A
wel ernstig ziek
abnormaal beloop
wel gezwollen en pijnlijke lymfeklieren
wel hoest
wel slikklachten
wel trismus
wel koorts
wel peritonsillair infiltraat of abces
How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
16
Q

Wat is trismus?

A

Je mond niet goed kunnen openen

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
17
Q

Wat betekent OMA?

A

Otitis Media Acuta

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
18
Q

Wat betekent OME?

A

Otitis media met effusie

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
19
Q

Wat betekent OE?

A

Otitis Externa

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
20
Q

Wat is otitis media acuta?

A

Acute middenoorontsteking

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
21
Q

Wat is otitis media met effusie?

A

Ontstoken gehoorgang, vocht in het middenoor

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
22
Q

Wat is Otitis externe?

A

Ontstoken buitenoor

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
23
Q

Wat gaat er meestal vooraf aan een acute middenoor onsteking (OMA = otitis media acuta)?

A

Verkoudheid

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
24
Q

Waardoor gaat er vaak een verkoudheid vooraf aan een acute middenoor ontsteking (OMA = otitis media acuta)?

A

Door de verbinding met de buis van Eustachius

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
25
Q

Wat zijn de 2 redenen waardoor een kind sneller een OMA krijgt dan een volwassene? (2)

A

Amandelen groter, hierdoor is er meer druk op de buis van eustachius, en de buis van eustachius loopt horizontaler, hierdoor verslechterde drainage.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
26
Q

Waardoor horen kinderen niet goed bij OME?

A

Door vocht in het middenoor

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
27
Q

Waar past een loopoor bij (welke aandoeningen, 2)?

A

Cholesteatoom, OME

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
28
Q

Bij welke leeftijden komt OMA vaak voor? (nummer-nummer)

A

0-14

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
29
Q

Bij welke leeftijden komt OE vaak voor? (nummer-nummer)

A

15-75

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
30
Q

Komt OME bij alle leeftijden voor?

A

Ja

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
31
Q

Wat is het: OMA, OE of OME?: Pijn en daarna otorrhoe?

A

OMA

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
32
Q

Wat is het: OMA, OE of OME?; Jeuk

A

OE

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
33
Q

Wat is het: OMA, OE of OME?: Bubbels achter het trommelvlies

A

OME

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
34
Q

Wat is het: OMA, OE of OME? Oorpijn en koorts

A

OMA

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
35
Q

Wat is het: OMA, OE of OME? Bedreigde spraak- taalontwikkeling

A

OME

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
36
Q

Wat is het: OMA, OE of OME? Snotteren, niezen, hoesten, keelpijn (tekenen van bovenste luchtweginfectie)? (2)

A

OMA, OME

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
37
Q

Wat is het: OMA, OE of OME? Vuil in gehoorgang zoals zwemmen

A

OE

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
38
Q

Wat is het: OMA, OE of OME? Ziek zijn, koorts

A

OMA

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
39
Q

Wat is het: OMA, OE of OME? Otorrhoe? (2)

A

OMA, OE

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
40
Q

Wat is het: OMA, OE of OME? Eerst flink oorpijn, daarna otorrhoe

A

OMA

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
41
Q

Wat is het: OMA, OE of OME? Eerst otorrhoe en daarna ook koorts en toename pijn

A

OE

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
42
Q

Waar is de stemvorkproef handig, bij OMA, OE of OME?

A

OME

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
43
Q

Wat zijn alarmsignalen bij oorpijn? (6)

A

Tekenen van mastoïditis, tekenen van meningitis, kind <1 maand oud, tekenen van ernstig ziek zijn, tekenen van labyrintitis, tekenen van facialisparese

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
44
Q

Wat zijn tekenen van mastoïditis? (2)

A

Drukpijnlijk mastoïd, afstaand oor

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
45
Q

Wat zijn tekenen van meningitis? (3)

A

Nekstijfheid, hoofdpijn, verminderd bewustzijn

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
46
Q

Wat zijn tekenen van labyrintitis? (4)

A

Duizeligheid, misselijkheid, braken, nystagmus

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
47
Q

Wat zijn tekenen van facialisparese? (1)

A

Verlamming aangezicht

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
48
Q

Kan OMA na een periode vervormen tot OME?

A

Ja

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
49
Q

Wat is de behandeling van OMA? (2)

A

Paracetamol, decongestiva

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
50
Q

Wanneer geef je antibiotica bij OMA? (3)

A

Verminderd immuunsysteem, pijn na drie dagen, na een week als otorrhoe persisteert

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
51
Q

Wat is otorrhoe?

A

loopoor

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
52
Q

Wat zijn de maten voor de accuratesse van een test? (3)

A

Voorspellende waarden, sensitiviteit, specificiteit

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
53
Q

Geen enkele diagnostische test is 100% accuraat

A

JA

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
54
Q

Wat is de referentie standaard?

A

De beste test die we op dit moment hebben

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
55
Q

Hoe bereken je de positief voorspellende waarde (PVW)?

A

TP / (TP + FP)

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
56
Q

Hoe berkeen je de negatief voorspellende waarde (NVW)?

A

TN / (FN + TN)

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
57
Q

Hoe bereken je de sensitiviteit?

A

TP/ (TP + FN)

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
58
Q

Hoe berkeen je de specificiteit?

A

TN / (FP + TN)

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
59
Q

Als PVW hoog is ( ong 100%) zegt men dat de positieve testuitslag de ziekte … (insluit/uitsluit)

A

Insluit

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
60
Q

Als NVW hoog is (100%) zegt men dat de negatieve testuitslag de ziekte (insluit/uitsluit)

A

uitsluit

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
61
Q

Als de ziekte vaker voorkomt, is er hoger PVW en lager NVW.

A

Ja

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
62
Q

Als de ziekte minder vaak voorkomt, is er een lager PVW en een hoger NVW.

A

Ja

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
63
Q

Welke voorspellende waarden bekijke je wanneer je de kans op ziekte wilt inschatten bij een patiënt? (2)

A

PVW, NVW

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
64
Q

Wat is een ROC plot? Op de x en y as?

A

Een grafiek om afkapwaardes te bekijken, met specificiteit op de x as en sensitiviteit op de y as.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
65
Q

Wat is de voorafkans (a priori kans)?

A

Kans op sziekte voor de test

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
66
Q

Wat is de achterafkans (a posteriori kans)

A

Kans op ziekte na de test

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
67
Q

Vooraf en achterafkans zijn eigenschappen van (individu/populatie)

A

Individu

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
68
Q

Prevalentie en PVW/1-NVW(één min NVW) zijn eigenschappen van (individu/populatie)

A

Populatie

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
69
Q

Diagnostische tests voegen informatie toe aan de (vooraf/achteraf)kans van een ziekte

A

Vooraf

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
70
Q

Hoe berkeen je de positive likelihood ratio?

A

(TP/(TP + FN) / (FP/FP+TN))

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
71
Q

Wat betekent het als de positive likelihood ratio 1 is?

A

Dan is de tesst waardeloos

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
72
Q

Wat is de resultaat-specifieke likelihood ratio (multilevel LR)?

A

Een likelihood ratio van een specifiek testresultaat

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
73
Q

Positief likelihood ratio zegt hoe vaker een positief resultaat de ziekte aantoont bij zieke mensen versus niet-zieke mensen

A

Ja

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
74
Q

Met slim combineren van tests kun je de accuratesse veranderen

A

Ja

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
75
Q

Accuratesse is geen vaste eigenschap van een stest

A

Ja

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
76
Q

Wat voor soort studies zijn accuratessestudies?

A

Cross-sectionele studies

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
77
Q

Wat zijn 2 voordelen van likelihood ratio?

A

Maakt mogelijk om voor de individu een achterafkans te berekenen
Zelfs wanneer de testuitslag niet dichotoom is

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
78
Q

Wat zijn 2 nadelen van likelihood ratio?

A

Lastig berekenen met odds (rekenmachine nodig)

Aanname: likelihood ratio blijft hetzelfde bij verschillende patiënten

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
79
Q

Wat zijn de mogelijke gynaecologische maligniteiten? Van Meest -> minder vaak voorkomend (5)

A

Endometrium, ovarium, cervix, vulva, vagina

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
80
Q

Op welke leeftijd komt een endometriumcarcinoom het meest voor?

A

Postmenopauzale, na 55 jaar

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
81
Q

Voor welke genitale kanker zijn dit risicofactoren: overgewicht, diabetes, tamoxifengebruik, geen kinderen, gebruik hormonen na overgang, genetische aanleg (lynch syndroom (HNPCC))

A

Endometriumkanker

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
82
Q

Wat is de belangrijkste klacht bij endometriumcarcnioom?

A

Postmenopauzaal bloedverlies

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
83
Q

Wat is de aanvullende diagnostiek bij endometriumcarcinoom? (3)

A

Echo, pipelle, CT abdomen

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
84
Q

Wat zijn de 2 chirurgische opties voor behandeling van endometriumkanker?

A

1.Laporoscopische/abdominale uterusextirpatie met beide adnexa, 2.Bij hoog risico op lymfekliermetastasen ook verwijderen lymfklieren of stagieren

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
85
Q

Wanneer doe je radiotherapie bij endrometriumcarcinoom? (3 risicofactoren)

A

Diepe ingroei, >60 jaar, graad 3

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
86
Q

Wat is de prognose voor stadium 1 endometriumcarcinoom?

A

85%

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
87
Q

Wat is de prognose voor stadium 2 endometriumcarcinoom?

A

70%

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
88
Q

Wat is de prognose voor stadium 3 endometriumcarcinoom?

A

50%

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
89
Q

Wat is de prognose voor stadium 4 endometriumcarcinoom?

A

18%

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
90
Q

Wat is de overall 5 jaars-overleving van endometriumcarcinoom?

A

75%

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
91
Q

Hoeveel personen per jaar hebben endometriumcarcinoom?

A

1900

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
92
Q

Hoeveel mensen per jaar sterven aan endometriumcarcinoom in NL?

A

500

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
93
Q

Wat is de prime leeftijd voor endometrium carcinoom? (nummer-nummer)

A

55-65

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
94
Q

Wat is de life time risk voor endometrium carcinoom? (nummer-nummer%)

A

1-2%

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
95
Q

Mensen met adipositas, hypertensie, diabetes mellitus hebben een hoger risico voor endometriumcarcinoom

A

Ja

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
96
Q

Wat is de behandeling voor endometriumcarcinoom? (2)

A

Chirurgie en radiotherapie

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
97
Q

Wat is het voorstadium van endometriumcarcinoom?

A

Hyperplasie

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
98
Q

Voor welke genitale kanker zijn dit risicofactoren: Veel eisprongen met geen kinderen en geen pil, genetische aanleg, >45 jr

A

Ovariumcarcinoom

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
99
Q

Voor welke genitale kanker zijn dit symptomen: Vage pijnklachten, Silent lady killer; vage buikpijnklachten, toename buikomvang, moeite met eten, afvallen, soms benauwdheidsklachten

A

Ovariumcarcinoom

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
100
Q

Wat is ascites?

A

Buikvocht dat meestal vrij komt uit vele kleine beetjes kanker verspreid door de buik

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
101
Q

Wat is de diagnostiek voor ovariumcarcinoom? (3)

A

Beeldvorming, tumormarkers: CA125, He4

102
Q

Wat is de behandeling van vroeg stadium ovariumcarcinoom? (2)

A

Operatief verwijderen, stagieren

103
Q

Wat is de behandeling van laat stadium ovariumcarcinoom? (2)

A

Operatie, chemotherapie

104
Q

Wat is de overleving van stadium 1 ovariumcarcinoom?

A

65%

105
Q

Wat is de overleving van stadium 2 ovariumcarcinoom?

A

60%

106
Q

Wat is de overleving van stadium 3 ovariumcarcinoom?

A

30%

107
Q

Wat is de overleving van stadium 4 ovariumcarcinoom?

A

25%

108
Q

De erfelijke vorm ovariumcarcinoom komt te jong en te vaak in de familie voor

A

Ja

109
Q

Wat is het cumultatief life-time risico op ovariumcarcinoom bij BRCA1? (nummer-nummer)

A

25-45%

110
Q

Wat is het cumultatief life-time risico op ovariumcarcinoom bij BRCA2? (nummer-nummer)

A

10-20%

111
Q

Hoeveel mensen in NL per jaar krijgen ovariumcarcinoom?

A

1300

112
Q

Hoeveel mensen gaan er dood aan ovarium carcinoom in NL per jaar?

A

1000

113
Q

Wat is de gemiddelde leeftijd van ovariumcarcinoom in NL?

A

64 jr

114
Q

Wat is de life-time risk voor ovariumcarcinoom in NL?

A

1%

115
Q

Wat is de behandeling voor Ovarium carcinoom? (2)

A

Chirurgie, chemo

116
Q

Hoeveel mensen krijgen cervixcarcinoom per jaar in NL?

A

750

117
Q

Hoeveel mensen sterven aan cervixcarcinoom per jaar in NL?

A

200

118
Q

Voor welke genitale kanker zijn de volgende risicofactoren: vroege sexarche, meerdere sekspartners, lage socio-economische status, immunosuppressie, roken, HPV

A

Cervixcarcinoom

119
Q

Voor welke genitale kanker zijn de volgende symptomen: contactbloeding (rood, na coitus), onregelmatig bloedverlies, postmenopauzaal bloedverlies, postmenopauzaal bloedverlies, afwijkend uitstrijkje, hinderlijke afscheiding

A

Cervixcarcinoom

120
Q

Wat is de diagnostiek bij cervixcarcinoom? (3)

A

Gynaecologisch onderzoek, coloscopie met biopt of lisexcisie, MRI

121
Q

Wat is de behandeling bij cervixcarcinoom? (3)

A

Operatie, bestraling, echo

122
Q

Wat is de behandeling bij een laag stadium cervixcarcinoom?

A

Radicale uterusextirpatie

123
Q

Wat is de behandeling bij een hoog stadium cervixcarcinoom?

A

Chemoradiatie

124
Q

Wat is de overleving bij stadium 1 cervixcarcinoom?

A

99%

125
Q

Wat is de overleving bij stadium 2 cervixcarcinoom?

A

80%

126
Q

Wat is de overleving bij stadium 3 cervixcarcinoom?

A

45%

127
Q

Wat is de overleving bij stadium 4 cervixcarcinoom?

A

15%

128
Q

Welke vrouwen krijgen uitnodiging voor bevolkingsonderzoek cervixcarcinoom in NL? (nummer-nummer)

A

30-60 jr, v

129
Q

Wat is het doel van het bevolkingsonderzoek cervixcarcinoom?

A

Vinden van afwijkingen in een premaligne fase

130
Q

Hoe lang duurt de premaligne fase bij cervixcarcinoom?

A

8-15 jr

131
Q

Wat is de gemiddelde leeftijs voor cervixcarcinoom in NL?

A

45%

132
Q

Wat is de life time risk van cervixcarcinoom?

A

0.5%

133
Q

Hoeveel nieuwe patiënten met vulvacarcinoom zijn er in NL?

A

370

134
Q

Hoeveel mensen sterven aan vulvacarcinoom in NL?

A

100

135
Q

Is vulvacarcinoom HPV gerelateerd?

A

Ja

136
Q

Bij welke genitale kanker horen deze risicofactoren: lichen sclerosis, HPV, vulvaire intraepitheliale neoplasie, roken

A

Vulvacarcinoom

137
Q

Bij welke genitale kanker horen deze symptomen: jeuk, irritatie, pijn, dysurie, knobbeltje

A

Vulvacarcinoom

138
Q

Wat zijn de 2 chirurgische mogelijkheden van verwijdering van lymfeklieren bij een behandeling voor vulvacarcinoom?

A

Sentinel node procedure, lymfadenectomie

139
Q

Bij een chirurgische mogelijkheid bij behandeling van vulvacarcinoom kan je ook de tumor ruim verwijderen

A

Ja

140
Q

Wat is VIN?

A

Voorstadium vulva carcinoom

141
Q

Wat zijn kenmerken van usual VIN? (3)

A

Jonger, hoog risico HPV, progressie 10%

142
Q

Wat zijn kenmerken van differentiated VIN? (3)

A

Ouder, chronische afwijkingen, progressie 30%

143
Q

Wat is de overleving van stadium 1 vulvacarcinoom?

A

90%

144
Q

Wat is de overleving van stadium 2 vulvacarcinoom?

A

75%

145
Q

Wat is de overleving van stadium 3 vulvacarcinoom?

A

65%

146
Q

Wat is de overleving van stadium 4 vulvacarcinoom?

A

20%

147
Q

Waarom is Oedeem/roodheid van de oogleden van een oog (periorbitaal oedeem) vooral bij kinderen <8 jr) een alarmsymptoom bij neusverstopping? (2)

A

Etmoïditis, met een hoog risico op periorbitale cellulitis

148
Q

Waarom is Proptosis, blikparese, exophthalmus, acuut verminderde visus, bewustzijnsverlaging: suf of apathisch gedrag (vooral bij kinderen <8 jr) een alarmsymptoom bij neusverstopping? (2)

A

(peri)orbitaal abces, hersenabces

149
Q

Waarom is Frontale zwelling, acute hevige frontale hoofdpijn eenzijdig een alarmsymptoom bij neusverstopping? (2)

A

Osteomyelitis frontalis, frontaal hersenabces

150
Q

Waarom is Chemose (zwelling conjunctiva) van beide ogen, blikparese ogen beiderzijds een alarmsymptoom bij neusverstopping?

A

Caverneuze sinustrombose

151
Q

Waarom is Neurologische symptomen (meningeale prikkeling, uitvalsverschijnselen, epileptisch insult), misselijkheid en braken, verandering in mentale status v/d patiënt een alarmsymptoom bij neusverstopping? (3)

A

Meningitis, caverneuze sinustrombose, hersenabces

152
Q

Wanneer geef je antibiotica bij neusverstopping? (2)

Welke antibiotica geef je dan? (1)

A

Pathologische met afweerstoornis/immunosupressiva, langer durende/opnieuw optredende koorts, 1e keus = amoxicilline

153
Q

Wat zijn de virale verwekkers van een gewone verkoudheid? (3)

A

Rinovirus, coronavirus, para-influenzavirus

154
Q

Wat is de behandeling van allergische rhinitis? (3)

A

Antihistaminica, corticosteroïden, mestcelstabilisator

155
Q

Tegen wie kan een klacht worden ingediend? (10)

A

Arts, tandarts, apotheker, gezondhiedszorgpsycholoog, psychotherapeut, fysiotherapeut, verloskundige, verpleegkundige, physician assistant, orthopedagoog-generalist

156
Q

Wie kan een klacht indienen? (8)

A

Patiënt, mentor, curator, iemand die denkt dat zorgverlener iets verkeerds tegen hem of haar heeft gedaan, nabestaande, ouder van een minderjarige patiënt, collega van een zorgverlener, wekgever van de zorgverlener, IGJ (inspectie voor de gezondheidszorg en jeugd), zorgverzekeraar

157
Q

Wat zijn de 2 tuchtnormen?

A

Eerste tuchtnorm: nalaten van zorg in kleine manier, Tweede tuchtnorm: nalaten of handelen wat de patiënt schaadt

158
Q

Welke tuchtnorm is het: strafbaar feit

A

Tweede tuchtnorm

159
Q

Welke tuchtnorm is het: verkeerde diagnose

A

Eerste tuchtnorm

160
Q

Welke tuchtnorm is het: schending beroepsgeheim

A

Eerste tuchtnorm

161
Q

Welke tuchtnorm is het: incorrect optreden in de media

A

Tweede tuchtnorm

162
Q

Welke tuchtnorm is het: onvoldoende informeren over de behandeling

A

Eerste tuchtnorm

163
Q

Welke tuchtnorm is het: verzekeringsfraude

A

Tweede tuchtnorm

164
Q

Uit hoeveel leden bestaat het regionaal tuchtcollege? Welke rollen heeft ieder?

A

5, 2 juristen, 1 daarvan is voorzitter, 3 leden-zorgverleners met hetzelfde beroep als de aangeklaagde, secretaris

165
Q

Iemand die wilsonbekwaam is kan (niet/wel) een tuchtklacht indienen

A

Wel

166
Q

Welke leeftijd mag je hebben om een tuchtklacht in te dienen?

A

12

167
Q

Wat zijn 2 manieren om om te gaan met verschillende scales bij een systematische review? (2)

A

Converteren naar dezelfde scale, gestandardiseerde mean difference effect size poolen met SD erbij

168
Q

Wat zijn 2 manieren om om te poolen bij een systematische review? (2)

A

Random effects model, fixed effects model

169
Q

De hersenschedel of neurocranium groeit (wel/niet) mee met de hersenen

A

Wel

170
Q

Wat zijn de 2 onderdelen van de schedel? (2)

A

Hersenschedel/neurocranium en aangezichtsdeel/viscerocranium

171
Q

Hoe heet de ruimte tussen het bot in de schedel?

A

Suturen

172
Q

Suturen verbenen (wel/niet) op latere leeftijd

A

Wel

173
Q

Wanneer verbeent de sutura frontalis?

A

Kinderleeftijd

174
Q

Wanneer verbeent de sutura sagittalis? (nummer-nummer)

A

20-30 jr

175
Q

Wanneer verbeent de sutura coronalis? (nummer-nummer)

A

30-40 jr

176
Q

Wanneer verbeent de sutura lamboidea? (nummer-nummer)

A

40-50

177
Q

Wat is een syndesmose?

A

Bindweefselverbinding

178
Q

Wat zijn de suturen? (noem ze in order van wanneer ze verbenen, vroeg naar laat) (4)

A

Sutura frontalis, sutura sagittalis, sutura coronalis, sutura lamboidea

179
Q

Een sutuur is een bijzondere vorm van syndesmose.

A

Ja

180
Q

Wat is een fontanel? (def)

A

Deel van de schedel zonder bot

181
Q

Synoniem voor fontanel?

A

Fonticulus

182
Q

Bij een fontanel kan je (wel/niet) liquor voelen uitzetten (kloppen)

A

Wel

183
Q

Wat zijn de fonticuli? (van vroegste naar laatste verbening) (4)

A

Fonticulus posterior, fonticulus sphenoidalis, fonticulus mastoideus, fonticulus anterior

184
Q

Wanneer verbeent de fonticulus posterior?

A

3e maand

185
Q

Wanneer verbeent de fonticulus sphenoidalis

A

6e maand

186
Q

Wanneer verbeent de fonticulis mastoideus

A

1,5 jaar

187
Q

Wanneer verbeent de fonticulis anterior?

A

3e jaar

188
Q

Waardoor gebeuren schedelmisvormingen bij geboorte?

A

Te vroeg sluiten suturae

189
Q

Waardoor komt scaphocephalus (bootschedel)

A

Schedelmisvorming

190
Q

Waardoor komt trigonocephalus (wigschedel)

A

Schedelmisvorming

191
Q

Waardoor komt waterhoofd?

A

Hoge druk van liquor voor verbening sutuur, door hoge productie of belemmering afvoer

192
Q

Wat is de behandeling bij waterhoofd?

A

Chirurgie

193
Q

Wat is scaphocephalus?

A

Bootschedel

194
Q

Wat is trigonocephalus?

A

Wigschedel

195
Q

Hoeveel kieuwbogen heeft een fetus aan iedere zijde?

A

5

196
Q

Iedere kieuwboog heeft (wel/niet) zijn eigen zenuw en bloedvaten

A

Wel

197
Q

Kieuwboog … fuseert met 4

A

5

198
Q

Wat is een pharyngeal pouch?

A

Het kieuwzakje wat gevormd wordt door alle kieuwbogen te samen

199
Q

Waardoor wordt de 1e kieuwboog geïnnerveerd?

A

N.trigeminus (N.V)

200
Q

Wat vormt de 1e kieuwboog? (5)

A

Kauwspieren, maxilla, mandibula, malleus, incus

201
Q

Wat vormt de 2e kieuwboog? (3)

A

Mimische spieren, stapes, os hyoideum

202
Q

Wat innerveert de 2e kieuwboog?

A

N.facialis (N. VIII)

203
Q

Wat innerveert de 3e kieuwboog?

A

N.glossofaryngeus (N.IX)

204
Q

Wat vormt de 3e kieuwboog? (2)

A

Os hyoideum, m.stylopharyngeus

205
Q

Waardoor worden de 4e en 6e kieuwbogen geïnnerveerd?

A

N.laryngeus recurrens (N.X)

206
Q

Wat vormen de 4e en 6e kieuwbogen? (3)

A

Larynxskelet, larynsxpieren, stembanden

207
Q

Welke kieuwboog vouwt zich over de rest bij de migratie van de kieuwboog?

A

2e

208
Q

Wanneer heb je een laterale halscyste alsmede de migratie van de kieuwboog?

A

Bij onvolledige regressie sinus

209
Q

Waar bevinden de kieuwzakjes zich?

A

Onder de kieuwbogen

210
Q

Vormen de kieuwzakjes ook structuren?

A

Ja

211
Q

Wat maakt het 1e kieuwzakje?

A

Middenoor

212
Q

Wat maakt het 2e kieuwzakje?

A

Keelamandel

213
Q

Wat maakt het 3e kieuwzakje?

A

Bijschildklier

214
Q

Wat maakt het 4e kieuwzakje?

A

Schildklier

215
Q

Wat maakt het 5e kieuwzakje?

A

Weefsel van de schildklier

216
Q

Wat gebeurt er met de schildklier wanneer de ductus niet volledig gesloten is?

A

Lobus pyramidalis

217
Q

Wat kan er nog meer gebeuren wanneer de ductus niet volledig gesloten is?

A

Mediane halsziekte

218
Q

Wanneer ontwikkelen de aangezicht contouren zich?

A

Rond w5

219
Q

Uit welke kieuwboog ontwikkelen de aangezicht contouren zich?

A

1e

220
Q

Waaruit bestaan de aangezicht contouren? (in week 5) (6)

A

Processus frontalis, laterale en mediale neuszwelling, boven en onderkaakzwelling

221
Q

Wanneer fuseert de mediale neuszwelling?

A

W10

222
Q

Waaruit ontstaat het philtrum?

A

De tussenkaak

223
Q

Hoe heet de tussenkaa ook wel?

A

Primaire verhemelte

224
Q

Wanneer ontstaat er een palatoschisis (wat gebeurt er)

A

Primaire verhemelte fuseert niet goed

225
Q

Wat is een palatoschisis?

A

Lip-kaakspleet

226
Q

Waaruit ontstaat het oor? (uit welke derm)

A

Ectoderm

227
Q

Wat maakt de 1e kieuwspleet van het oor?

A

Externe gehoorgang

228
Q

Wat maakt de 1e kieuwboog van het oor?

A

Gehoorbeentjes

229
Q

Wat maakt het ectoderm/endoderm van het oor?

A

Trommelvlies

230
Q

Wat is de incidentie van meningokokkensepsis per 100.000 inwoners?

A

132/100.000

231
Q

Wanneer zijn de pieken van meningokokkensepsis? (2) (1 < nummer en 1 nummer-nummer)

A

<5 jr, 15-19 jr

232
Q

De besmetting van meningokokkensepsis is (aerogeen/autoimmuun/ door aanraking)

A

Aerogeen

233
Q

Wat is purpura?

A

Erytrocytenextravasatie door toxinen

234
Q

Wat is petechiae?

A

Puntbloeding

235
Q

Wat is ecchymose?

A

Grote oppervlakkige bloeding

236
Q

Petechiae, ecchymosen en purpura zijn zeer verdacht voor meningokokkensepsis

A

Ja

237
Q

Meningokokkensepsis kan ook gebeuren zonder vlekken

A

Ja

238
Q

Vlekken betekent niet per se purpura, wel sepsis ofzo

A

Ja

239
Q

Purpura betekent in 50% meningokokkensepsis

A

Ja

240
Q

Waarvoor staat T in de TNM-classificatie?

A

Primaire tumor

241
Q

Wat betekent T1 bij een tumor in de keel?

A

Tumor beperkt tot stembanden, normale beweeglijkheid

242
Q

Wat betekent T2 bij een tumor in de keel?

A

Tumor met uitbreiding naar sub-en/of supraglottis met beperkter beweeglijkheid

243
Q

Wat betekent T3 bij een tumor in de keel?

A

Tumor beperkt tot de larynx met stemband stilstand en/of invasie van paraglottische ruimte, en/of binnenrand thyroïdkraakbeen

244
Q

Waarvoor staat N in de TNM-classificatie?

A

Lokale lymfeklieren

245
Q

Waarvoor staat N1 in bij een tumor in de keel?

A

1 lymfekliermestastase, <3cm

246
Q

Waarvoor staat N2 in bij een tumor in de keel?

A

1 lymfekliermetastase, 3-6cm

247
Q

Waarvoor staat N3 in bij een tumor in de keel?

A

1 lymfekliermetastase, <6 cm

248
Q

Waarvoor staat M in de TNM-classificatie?

A

Metastasen op afstand

249
Q

Waarvoor staat M0 bij een tumor in de keel?

A

Geen metastasen op afstand

250
Q

Waarvoor staat M1 bij een tumor in de keel?

A

Wel metastasen op afstand