Tentamen jaar 2 periode 1 Flashcards

1
Q

Wat stelt artikel 2.1 wet IB?

A

De belastingplichtige; binnen of buitenlands

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
2
Q

Wet stelt artikel 7.8 IB?

A

Uitzondering op de kwalificerende buitenlandse belastingplichtige: moet ook Nederlandse belasting betalen

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
3
Q

Wat stelt artikel 4 AWR?

A

De woonplaats van de belastingplichtige; het levenscentrum

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
4
Q

Wat stelt artikel 2.2 wet IB?

A

De woonplaatsficties

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
5
Q

Wat wordt er gedaan in artikel 2.17 wet IB?

A

De inkomsten van partners aan elkaar toerekenen (wordt gezien als een, cumulatief) wordt uitgezonderd

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
6
Q

Wat wordt er gedaan in artikel 2.15 wet IB?

A

De inkomsten van kinderen worden uitgezonderd

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
7
Q

Hoe wordt het fiscale partnerschap vastgesteld?

A

Op basis van art 5a wet AWR, met daarop een aanvulling van art 1.2 wet IB.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
8
Q

Wat regelt art 2.14 wet IB?

A

De rangorder van belastingen en boxen

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
9
Q

Wat zijn voorheffingen?

A

Dit zijn belastingen die in de loop van het belastingjaar zijn ingehouden (loon & dividendbelasting)

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
10
Q

Hoe bereken je de belasting van een persoon?

A

Belastbaar inkomen per box berekenen, berekenen belasting per box, berekenen totale heffingskortingen, belastingen min heffingskortingen = verschuldigde belasting in dit jaar; dit min de voorheffingen = verschuldigde belasting

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
11
Q

Wat stelt artikel 3.1 wet IB?

A

Het belastbaar inkomen uit werk en woning

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
12
Q

Welke artikelen bepalen het belastbare winst uit onderneming?

A

Art 3.2 t/m art 3.79a wet IB

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
13
Q

Welke artikelen bepalen het belastbaar loon?

A

Art 3.80 t/m 3.89 wet IB

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
14
Q

Welke artikelen bepalen het resultaat uit overige werkzaamheden?

A

Art 3.90 t/m 3.99b wet IB

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
15
Q

Welke artikelen bepalen de belastbare periodieke uitkeringen en verstrekkingen?

A

Art 3.100 t/m 3.109 wet IB

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
16
Q

Welke artikelen bepalen de inkomsten uit eigen woning?

A

Art 3.110 t/m 3.123 wet IB

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
17
Q

Welke artikelen bepalen de negatieve uitgaven voor inkomensvoorzieningen?

A

Art 3.132 t/m 3.138 wet IB

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
18
Q

Welk artikel bepaalt de negatieve persoonsgebonden aftrek?

A

Art 3.139 wet IB

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
19
Q

Wat regelt artikel 4.1 wet IB?

A

Het belastbaar inkomen uit AB (Aanmerkelijk Belang)

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
20
Q

Wat doet artikel 4.6 wet IB?

A

Die legt het begrip AB uit.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
21
Q

Wat gebeurd er in artikel 4.12 wet IB?

A

De belastbare inkomensbestanddelen ; reguliere (art 4.13 IB en vervreemdingsvoordelen en art 4.19 IB

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
22
Q

Wat wordt er bepaald in artikel 4.15 wet IB?

A

De aftrekbare kosten voor AB

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
23
Q

In welk artikel wordt er bepaald wat de te verrekenen verliezen zijn uit AB?

A

Artikel 4.47 wet IB

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
24
Q

Wat is de rendementsgrondslag van box 3?

A

De waarde van alle box 3 bezittingen verminderd met alle box 3 schulden op 01/01

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
25
Q

Wat is een dienstbetrekking?

A

Dienstbetrekking is gebaseerd op een arbeidsovereenkomst ; Art 7:610 BW

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
26
Q

Waaraan moet een loon uit dienstbetrekking voldoen?

A
  1. Gezagsverhouding
  2. Werknemer is verplicht persoonlijk arbeid te verrichten gedurende een bepaalde tijd
  3. Werkgever is verplicht om loon te betalen
How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
27
Q

Waar wordt het begrip Loon bepaald?

A

Artikel 3.80 wet IB en art 9 en 10 wet LB

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
28
Q

Waaruit bestaat loonheffingen?

A

Loonbelasting, premies volksverzekeringen, premies werknemersverzekeringen & sociale verzekeringswetten

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
29
Q

Wat is vrijgesteld loon?

A

Vrijgesteld loon is op basis van art 11 LB Vrije vergoedingen en verstrekkingen zoals een werkkostenregeling, pensioenaansprakingen en transitievergoeding

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
30
Q

Wat zijn de eisen om in aanmerking te komen met de reisaftrek artikel 3.87 wet IB?

A
  1. Uitsluitend bij gebruik OV
  2. Verklaring van OV
  3. Enkele reis afstand moet 10km of meer zijn
  4. Regelmatig woon-werk verkeer
  5. Binnen 24 uur op en neer
How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
31
Q

Welke verschillende tabellen zijn er voor loon?

A

Witte tabel ; tegenwoordig arbeid, standaard heffingskortingen.
Groene tabel ; pensioen, WW, AOW en lijfrenten, geen arbeidskorting
Afwijkende tabellen ; bijzondere beloningen en anonieme werknemers Art 26 LB

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
32
Q

Berekening van arbeidskorting met een loon van 55.000 op basis van art 8.11 wet IB

A

55 jarig persoon met belastbaar loon van 55.000
Ad 2a 2,812% * 55.000 = 1.546 maar max 279
Ad 2b 28,812% * (55.000 -/- 9.921) = 13.008 maar max 3.595 voor 2a + 2b samen  3.595Ad 2c  1,656% * (55.000 -/- 32.430) = 556 maar max 3.819 voor 2a+2b+2c samen 3.819
Ad 2d minus 6% * (55.000 -/- 34.954) = 1.202
Totale arbeidskorting = 3.819 -/- 1.202 = 2.617

33
Q

Wanneer is er sprake van een periodieke uitkering?

A

Reeks van uitkeringen
Voortvloeiend uit een dezelfde bron
Afhankelijk van een onzekere gebeurtenis
Elke periodieke uitkering een onzeker totaalbedrag bevat

34
Q

Wat regelt artikel 3.107a wet IB?

A

Indien er een lijfrente is afgesloten maar geen premieaftrek is genoten en de periodieke uitkering wel belast is, dan is er recht op €2.269 aftrek op deze periodieke uitkering.

35
Q

Wat zijn de aftrekbare kosten voor de periodieke uitkeringen?

A

Verwerving, inning en behoud (Advocaatkosten voor alimentatie etc.)

36
Q

Wat is PGA, en in welk artikel is dit te vinden?

A

Persoonsgebonden aftrek, in artikel 6.1 wet IB

37
Q

Welke kosten vallen onder de PGA?

A
Uitgaven voor specifieke zorgkosten
Weekenduitgaven voor gehandicapten
Scholingsuitgaven
Uitgaven voor monumentenpanden
Aftrekbare giften
Uitgaven voor onderhoudsverplichtingen
38
Q

Wat is de volgorde van de PGA vermindering?

A

Eerst box 1 tot €0,- dan box 2 tot €0,- en daarna box 3 tot €0,- Art 6.2 wet IB

39
Q

Wat bepaalt artikel 6.40 wet IB?

A

De tijdstip aftrek uitgaven; op het moment dat ze zijn betaald, verrekend, ter beschikking zijn gesteld of rentedragend zijn geworden

40
Q

Wat zeggen artikelen 6.18 t/m 6.20 wet IB?

A

Artikel 6.18 zegt dat er uitgesloten uitgaven zijn, deze worden niet aangemerkt als PGA.
Artikel 6.19 zegt dat er specifieke zorgkosten verhoogd worden met 113%/40%
Artikel 6.20 meldt de drempel waarmee rekening gehouden dient te worden

41
Q

Wat is de voorwaarde om in aanmerking te komen voor scholingsuitgaven voor de PGA?

A

De studie of opleiding met het oog op het verwerven van inkomen of het op peil houden van kennis en vaardigheden. Maximale drempel wordt bepaald in art 6.30 wet IB

42
Q

Wat is de drempel voor de scholingsuitgaven?

A

Maximale aftrek is €15.000,- met een drempel van €250,-

43
Q

Wat zeggen artikelen 6.32 t/m 6.35 wet IB?

A

Deze zien op de giften;
Art 6.32 stelt dat er 2 soorten giften zijn
Periodieke giften art 6.34
Andere giften art 6.35

44
Q

Wat zijn de voorwaarden om in aanmerking te komen voor de aftrek van giften?

A
  1. Minimaal zowel €60,- als 1% van de PGA verzamelinkomen
  2. Maximaal 10% van de PGA verzamelinkomen
  3. Minimaal 1% van het PGA verzamelinkomen toepassen
45
Q

Wat zegt art 6.39a wet IB?

A

Er is een verhoging bij giften aan culturele instellingen, de max verhoging van de aftrek is 25% met een maximaal bedrag van €1.250,- Dit maximum wordt verhoogd met het maximum van de 10% PGA verzamelinkomen.

46
Q

Hoe wordt de jaarruimte berekend en in welk artikel staat dit vermeldt?

A

De jaarruimte staat omschreven in art. 3.127 wet IB, de berekening voor de jaarruimte voor het jaar 2020 =
13,3% maal (loon 2019 – franchise 2020) (art. 3.127-1 IB) minus FOR-opbouw voorafgaand jaar (art. 3.127-4b IB) minus 6,27 maal pensioenaangroei voorafgaand jaar (art. 3.127-4a IB)

47
Q

Is een negatief box 3 inkomen mogelijk?

A

Nee

48
Q

Wat is het tarief van box 3 en waar vind je deze?

A

Het tarief is 30%, in art 2.13 IB

49
Q

Wat zijn de stappen om box 3 te berekenen?

A
  1. Waarde bezittingen per 1 januari minus Waarde schulden per 1 januari = rendementsgrondslag
  2. Rendementsgrondslag per 1 januari (art. 5.3-1 IB) Minus heffingvrij vermogen (art. 5.5 IB) = grondslag sparen en bleggen
  3. Grondslag sparen en beleggen (art. 5.2 IB)
  4. Grondslag sparen en beleggen maal forfaitair rendement 2 rendementsklassen (art. 5.2 IB) = Inkomen in box 3
  5. Belasting box 3 = 30% maal inkomen in box 3
50
Q

Wat is de schuldendrempel, hoe hoog is deze en waar kun je deze vinden?

A

De schuldendrempel is een niet aftrekbaar bedrag wat bij het vermogen wordt opgeteld. Dit bedrag is €3.100,- en staat in art 5.3 lid 3 wet IB. (FP = €6.200)

51
Q

Wat is het heffingsvrije vermogen en waar staat deze?

A

Het heffingsvrije vermogen is het vermogen waarover je geen belasting betaald in box 3, hier heeft ieder belasting plichtige recht op; €30.864,- per persoon (x2 indien FP)

52
Q

Welke boxen hebben welke artikelhoofdstukken?

Waarin staan de vrijstellingen & heffingskortingen?

A

Box 1 - Hoofdstukken artikel 2.
Box 2 - Hoofdstukken artikel 4.
Box 3 - Hoofdstukken artikel 5.
Heffingskortingen & vrijstellingen - Hoofdstukken artikel 3.

53
Q

Wat zijn de drie eisen die worden gesteld om in aanmerking te komen voor eigendomsverkrijging?

A

Eigendomsverkrijging is het hebben van eigendomsrecht en het moet voldoen aan:

  1. Levering/vestiging
  2. Geldige titel
  3. Beschikkingsbevoegdheid van de vervreemder
54
Q

Waaruit bestaat een overdracht?

A

Een goederenrechtelijke overeenkomst en een of meerdere leveringshandelingen

55
Q

Wanneer is er sprake van een ongeldige titel?

A

Als de overeenkomst van rechtswege nietig is, of vernietigbaar.

56
Q

Waardoor kan iets vernietigbaar worden verklaard?

A

Als er sprake is van bedrog, bedreiging of misbruik van omstandigheden omtrent de overeenkomst.

57
Q

Wat houdt het recht van Hypotheek in?

A

Uitsluitend alleen op registergoederen, de houder heeft een zekerheidsrecht om een geldvordering met voorrang te innen.

58
Q

Wat houdt het recht van Pand in?

A

Recht op een niet-registergoed, dus geen boot, huis etc. De schuldeiser heeft een zekerheidsrecht op het goed om een geldvordering met voorrang te innen.

59
Q

Wat houdt parate executie in?

A

Het recht van de hypotheeknemer om het goed te verkopen om hierdoor de vordering mee te innen.

60
Q

Wat is het recht van erfdienstbaarheid?

A

Dit is een last waarmee een onroerende zaak is bezwaard ten behoeve van een andere onroerende zaak. Ontstaat vaak door verjaring of nalatigheid.

61
Q

Wat is het recht van erfpacht?

A

Dit is een recht waarmee een erfpachter de bevoegdheid geeft om een onroerende zaak van een ander te gebruiken.

62
Q

Wat is het recht van opstal?

A

Dit is een recht om in, op of boven een onroerende zaak van een ander gebouw werken of beplantingen in eigendom te hebben of te verkrijgen.

63
Q

Wat is appartementsrecht?

A

Dit is een recht van exclusief gebruik van een gedeelte van een gebouw; je wordt mede-eigenaar van een deel van het pand.

64
Q

Wat is het recht van vruchtgebruik?

A

Dit recht geeft de vruchtgebruiker het recht om een goed van een ander te gebruiken of de vruchten van een goed van een ander in eigendom te verkrijgen.

65
Q

Hoe wordt de partnerschap op basis van de Successie Wet bepaald?

A

Indien het stel ongehuwd is en minimaal 6 maanden (erfbelasting) en 2 jaar (schenkbelasting) lang aan de volgende voorwaarden wordt voldaan;

  1. Beide meerderjarig
  2. Gezamenlijke huishouding
  3. In notariële akte een wederzijdse zorgverplichting
  4. Geen bloedverwanten in de rechte lijn
  5. Er geen ander persoon is waarmee er aan de 1 t/m 4 voorwaarden voldaan wordt
66
Q

Welke 4 groepen zijn er bij het erfrecht?

A

Groep 1 - Echtgenoot, kinderen
Groep 2 - Ouders, broers en zussen
Groep 3 - Grootouders
Groep 4 - Overgrootouders

67
Q

In welke artikelen staan de vrijstellingen uitgewerkt voor zowel erfbelasting als schenkbelasting?

A

Erfbelasting staat in art 32 SW en schenkbelasting in art 33 SW

68
Q

Wat mag er maximaal eenmalig geschonken worden ivm eigen woning?

A

€103.643,-

69
Q

Wat mag er maximaal belastingvrij geschonken worden aan een kind en aan een niet-kind?

A

Aan een kind mag er eenmalig €5.515 OF €26.457 ivm studie. Aan een niet-kind (bekende/vriend) mag er maximaal €2.208 belastingvrij geschonken worden.

70
Q

Hoe wordt het voordeel uit eigen woning bepaald?

A

EWFF (Eigenwoning Forfait) in art 3.112 wet IB,

EWF - Kosten * WOZ - aftrekbare kosten (art 3.120 wet IB)

71
Q

Wat stelt artikel 3.111 wet IB?

A

De leegstand van de woning die bepaald of de rente van de hypotheekkosten aftrekbaar zijn.

72
Q

Hoe lang is de leegstand/onbewoond pand geldig voor aftrek?

A

3 jaar na aankoop of 3 jaar lang nadat de bewoner er in zal gaan wonen.

73
Q

Hoe wordt de netto huur bepaald?

A

Door de bruto huur die ontvangen wordt minus de kosten van het verhuren te doen.

74
Q

Hoe wordt het voordeel uit huur bepaald?

A

70% van de netto huur (art 3.113) + 100% EWFF (art 3.112) -/- 100% kosten (art 3.120)

75
Q

Wat zijn aftrekbare kosten voor de eigenwoningschuld?

A

Dit zijn de rentekosten van de EW schuld, en de kosten van de geldlening van de EW schuld (art 3.119)

76
Q

Wat zijn de aftrekbare kosten voor het afsluiten van een hypotheek?

A
  1. Advies en bemiddelingskosten van de adviseur
  2. Notaris en hypotheekakte kosten
  3. Kadastrale rechten voor de hypotheekakte
  4. Taxatiekosten van de makelaar
  5. Kosten aanvraag NHG
  6. Boeterente
  7. Bouwrente die betaald is na het tekenen van koopcontract maar voor het tekenen van de hypotheekakte
77
Q

Welke kosten zijn niet aftrekbaar voor het afsluiten van een hypotheek?

A
  1. Bemiddelingskosten voor de aankoop ; makelaarsprovisie etc.
  2. Overdrachts- en omzetbelasting
  3. Aflossing EW schuld
  4. Rente en kosten van een niet-EW schuld (bijleen regeling)
  5. Rente van leningen die aan zijn gegaan om hypotheekrente te betalen (boete of bouwrente)
78
Q

Wat is de eigenwoningsreserve?

A

Het bedrag dat overblijft wanneer de oude woning wordt verkocht min de eigen woning schuld die nog open staat.

79
Q

Kan een eigenwoningsreserve negatief zijn?

A

Ja, dan is er verlies gemaakt tijdens het verkopen van de woning. De schuld is hoger dan het verworven bedrag waardoor er nog afbetaald dient te worden (restschuld)