Tentamen Flashcards

1
Q

Bloedgasanalyse bij DKA

A

pCO2 verlaagd
pH verlaagd (zuur)
BIC laag

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
2
Q

Beleid bij niersteenkoliek

A

Urinestick

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
3
Q

Opiaatintoxicatie

A

Vesticulair ademgeruis; sonore percussie longen
Respiratoire acidose; vertraagde ademhaling
kleine pupillen

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
4
Q

Beleid heroine-/opiaatintoxicatie

A

Zuurstoftoediening obv respiratoire acidose (non-rebreathing masker)

Antagoneren naloxen

Hypoglykemie uitsluiten

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
5
Q

Wat is prednison

A

Analoog van het natuurlijke bijnierschorshormoon hydrocortison (voorloper cortisol)

Plotselinge stop => hypocortisolisme

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
6
Q

Gestegen kreatinine

A

Gebruik NSIADS

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
7
Q

Ethische overwegingen starten chemotherapie

A
  1. De arts wil het leven van Gupta redden met behulp van de chemotherapie. Dit volgt uit zijn morele plicht om wel te doen.
  2. De chemotherapie zal Gupta zowel fysiek als mentaal schaden. De arts wil het liefst Gupta zo min mogelijk schaden. Dit volgt uit het principe van niet-schaden.
  3. Maar er is geen redelijk alternatief voorhanden. Het voordeel van de chemotherapie -Gupta’s leven redden- weegt op tegen de nadelen. De chemotherapie is proportioneel.
  4. Bovendien is er geen minder ingrijpende interventie voorhanden. De chemotherapie is subsidiair.
  5. Gupta heeft een verstandelijke beperking en is daarom niet wilsbekwaam. In dit geval mogen haar ouders de medische keuzes voor haar maken. De ouders geven toestemming dus de arts mag de chemotherapie starten.
How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
8
Q

Noem twee voordelen van het gebruik van ‘all cause mortality’ in plaats van ‘case specific mortality’, én leg bij beide uit waarom dat een voordeel is.

A
  1. De doodsoorzaak is minder objectief vast te stellen dan de dood zelf
  2. Dood door bijwerkingen wordt ook meegenomen bij ‘all cause’
  3. Hoewel niet geheel juist, toch punten voor de gedachte : Bij ‘all cause’ zijn er meer events en dus zijn er minder proefpersonen nodig]
How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
9
Q

Symptomen syndroom van Cushing

A

Aankomen
Rood, vol gelaat
Striae
Blauwe plekken
Vermoeid, concentratieproblemen, moeite met opstaan en traplopen

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
10
Q

Restrictieve longfunctiestoornissen

A

Longfibrose
Kypo-scoliose

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
11
Q

Hematurie + erytrocyten cilinders

A

Glomerulonefritis

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
12
Q

Aangewezen onderzoek bij decompensatie Cordis

A

ECG + NT-pro-BNP

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
13
Q

Welke gegevens uit de anamnese of het lichamelijk onderzoek pleiten passen meer bij choledocholithiasis dan voor cholecystolithiasis?

A

donkere urine
icterus
lichtere kleur ontlasting

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
14
Q

Hyperosmolaire hyperglykemie

A

Bloedgas: alles normaal

symptomen

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
15
Q

DKA

A

Bloedgassen

symptomen

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
16
Q

Behandeling bronchiale hyperreactiviteit

A

kortwerkend betasympatoticum door inhalatie

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
17
Q

Risicofactoren dehydratie

A

Met name de duur (waterdun meerdere dagen) en frequentie

18
Q

Symptomen hypoglycemie

A

Bleek zien, trillende handen, duizeligheid

19
Q

Behandeling chronische veneuze insufficiëntie bij varices?

A

Aanmeten elastische kousen

20
Q

Wanneer serologisch onderzoek naar coeliakie?

A

Eerstegraads familielid
Voornamelijk diarree

21
Q

Wat past bij diagnose hartfalen?

A

Plassen nachts
Aangekomen laatste tijd
Dyspnoe d’effort

22
Q

Symptomen DKA?

A

Menigeale prikkeling
Verminderd bewustzijn
drukpijnlijke buik
algemeen zieke indruk

aceton-geur?

23
Q

Behandeling metabole acidose door ketogeen dieet?

A

Glucose infuus

24
Q

Cholelithiasis vs cholecystitis?

A

Cholelithiasis and cholecystitis both affect your gallbladder. Cholelithiasis occurs when gallstones develop. If these gallstones block the bile duct from the gallbladder to the small intestine, bile can build up in the gallbladder and cause inflammation. This inflammation is called cholecystitis.

Cholecystitis is dus een symptoom/gevolg van cholelithiasis

Cholecystitis geeft Murphy’s sign

Cholelithiasis: GEEN koorts, pijn na maaltijd, braken, lichtere ontlasting

25
Q

Bevindingen corpus alienum?

A

Inspiratoire stridor
Geen andere bijgeluiden auscultatie

26
Q

Klachten aortaklepstenose?

A

Flauwvallen

27
Q

Medicamenteuze behandeling decompensatie Cordis?

A

Diureticum

28
Q

Diagnostisch beleid bij nierstenen?

A

Urine onderzoek op erytrocyten

29
Q

Symptomen ongecompliceerde luchtweginfectie?

A

Niet ziek voelen, geen sprake meer van koorts

30
Q

Wat voor shock bij allergie?

A

Distributieve shock

31
Q

Risicofactoren longembolie?

A

Immobiliteit, recente operatie, roken, de Pil, zwangerschap

32
Q

Deficienties bij gastric bypass?

A

B12 en ijzer

33
Q

Mib vs mab

A

Mibjes kan met stimvastatine; oraal mogelijk

Mabjes alleen subbutaan

34
Q

Medicatie bij hepatische encefalopathie?

A

Lactulose

35
Q

Symptomen pancreascarcinoom?

A

Gele sclerae

Krabben/jeuk

Cola-urine en ontkleurde ontlasting

36
Q

Malabsorptie ijzer; waar zit het probleem?

A

Duodenum; kans hierop bij een gastric bypass omdat dit dan wordt gepasseerd

37
Q

Risicofactoren osteoporotische fracturen?

A

Weinig bewegen

VG botbreuken

Gebruik prednison

38
Q

Diagnostisch beleid bij restrictieve longfunctie?

A

Bodybox

39
Q

Risicofactoren osteoporose?

A

Laag vitamine D

Weinig zuivelinname

40
Q

Tweede harttoon?

A

Sluiten pulmonaal en aorta klep