Telephoning Flashcards
opbellen/terugbellen
To call (back), to ring ( rang -rung (back)), to phone, to give somebody a call
Goedemorgen/middag , u spreekt met James Thompson.
Good morning/ afternoon, James Thompson speaking. Or my name is James Thompson.
Hallo,spreek ik met mevrouw smith?
Hello, is that Mrs Smith?
Ik zou graag de heer Jones willen spreken.
I’d like to speak Mr Jones, if possible.
Kunt u mij doorverbinden met mevrouw Anne Clarke?
Could you put me trough to Mrs Anne Clarke? Or could you connect me with Mrs A. C
Mag ik toestel 86 van u?
Could I have extension 86 please? Could you put me through extension 86, please?
Wanneer verwacht u de heer Evans terug?
When is Mr Evan’s expected back?
Kunt u mevrouw Evans vragen om mij terug te bellen?
Could you ask Mrs Evan’s to call me back?
Kunt u doorgeven dat ik gebeld heb?
Could you tell him/her I called?
Kan iemand anders mij misschien helpen?
Is there someone else who could help me, perhaps?
Sorry, dat heb ik niet goed verstaan.
Sorry, I didn’t get that.
Kunt u dat even herhalen ?
Could you repeat that again ,please? Or say that
De verbinding is erg slecht.
It’s a bad line/connection.
Kunt u dat even voor mij spellen?
Could you spell that for me ,please?
Ik zal het later op de dag nog eens proberen.
I will try again later today.
Ik zal dit nog even schriftelijk bevestigen.
I’ll confirm this in writing.
Wat is precies uw postadres?
What exactly is your postal address? Could you give me your full address, please?