TEKSTSOORTEN/TEKSTDOELEN Flashcards
1
Q
Een handleiding
A
prescriptieve = instructies geven
2
Q
Een politiekers speech
A
persuatieve = overtuigen
3
Q
Een woordenboek
A
informatieve = informatie geven
4
Q
Een verhaal lezen
A
naratieve = ontspannen
5
Q
Een debat
A
Argumentatieve = andere overtuigen
6
Q
Tweet
A
opinïerende = mening meedelen