Teamwork Flashcards
verstrooid
absent-minded
doeltreffend/ effectief
effectively
draagt bij
contributes
grenzeloos
boundless
krachtig/ energiek
vigorously
ga door/ volgen
pursue
impuls
momentum
loskoppelen
detach
afgevaardigde
delegate
taken/ verplichtingen
duties
uitloper/ aansporing
spur
bloeien
thrive
ten onrechte/ oneerlijk/ onrechtvaarding/ onterecht
unfairly
ga de confrontatie uit de weg
steer clear of confrontation
peinsteken
peinstaking
gedelegeerde
delegator
overmatig/ overdreven
excessively
periodiek/ regelmatig
periodically
niet voldoen aan/ tekortschieten
fall short of
omgaan met/ het hoofd bieden aan
cope with
afwijken
deviate
grenzeloos
boundless
overmatig
excessive
om eerlijk te zijn
to be frank
om volwassen te zijn
to be mature
om stipt te zijn
to be punctual
om bekwaam te zijn
to be skilled
krachtdadig/ energiek/ krachtig
vigorous
in staat zijn om iets te doen
to be capable of doing sth.
iets in gedachten houden/ iets onthouden
to bear sth. in mind
iets aankunnen
to cope with sth.
op iets wijzen
to point sth. out
soepel te laten verlopen
to run smoothly
iets uitzoeken
to sort sth. out
een prestatie/ een verworvenheid
an achievement
goedkeuring
approval
beoordeling/ evaluatie
assessment
stiptheid
punctuality
gevolgen
repercussions
tegenvallers/ tegenslagen
setbacks
variëteit
variety
iets voor elkaar krijgen/ iets bereiken
to achieve sth.
iets goedkeuren
to approve (of) sth.
ontstaan (er kan een probleem of moeilijkheid ontstaan)
to arise (a problem or difficulty can arise)
iets of iem. beoordelen/ evalueren
to assess sth. or sb.
delegeren
to delegate
iets over het hoofd zien
to overlook sth.
om te gedijen/ bloeien
to thrive