Persuasion Flashcards
1
Q
ontmoeting
A
encounter
2
Q
bewust
A
aware
3
Q
vraag
A
demand
4
Q
brede gebieden
A
broad areas
5
Q
noodzaak
A
necessity
6
Q
bereikbaar
A
reachable
7
Q
op maat/ op maat gemaakt/ aangepast
A
tailored
8
Q
onbewust
A
subconsciously
9
Q
overtuigend
A
persuasive
10
Q
aantrekkelijk
A
appealing
11
Q
verlangen
A
desire
12
Q
scherp/ enthousiast
A
keen
13
Q
drang
A
urge
14
Q
verheffen
A
elevate
15
Q
erkenning
A
recognition
16
Q
keur goed/ goedkeuren
A
endorse
17
Q
streeft/ streeft naar
A
aspires
18
Q
verklaren
A
declare
19
Q
om de consumptie te bevorderen van
A
to promote consumption of
20
Q
om een associatie te versterken tussen
A
to reinforce an association between
21
Q
om een vraag te genereren naar
A
to generate a demand for
22
Q
iets afstemmen op een behoefte
A
to tailor sth. towards a need
23
Q
om een beroep te doen op
A
to appeal to
24
Q
om vol te houden voor
A
to hold out for
25
om op te pikken
to pick up on
26
om te voldoen aan
to live up to
27
om zich in te kopen
to buy into
28
om binnengehaald te worden door/ om te worden opgenomen door
to be taken in by
29
om op emoties te spelen/ om emoties te bespelen
to play on emotions
30
overbrengen (van een boodschap / idee)
to put across (a message / idea)
31
materialistisch
materialistic
32
motiverend
motivational
33
uitbuitende
exploitative
34
ambitieus
aspirational
35
consumentenprofiel
consumer profile
36
marktpenetratie
market penetration
37
assertief/ zelfbewust
assertive
38
opdringerig
pushy
39
voorlopig/ voorzichtig
tentative
40
vrolijk
upbeat
41
enthousiast
enthusiastic
42
onoprecht
insincere