Te kennen afwijkingen - teratologie Flashcards

1
Q

Polyspermie

A
Indringen van meerdere zaadcellen in de eicel
Voorkomen:
- Aantal spermatozoa - 
- Zona-reactie - zona-blok - 
- Eicelmembraanreactie -
How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
2
Q

Aneuploïdie

A

Afwijking van 1 enkel chromosoom of chromosomenpaar

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
3
Q

Trisomie

A

2n+1

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
4
Q

Triploïdie

A

3n, zygote ontstaat - diploid spermatozoon, 2n, waardoor tripoloidie ontstaat

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
5
Q

Hybride dieren

A

Individuen die ontstaan door de kruising van 2 diersoorten - muilezels en muildieren

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
6
Q

Tetrasomie

A

2n+2

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
7
Q

Mozaïekdieren

A

Niet alle cellen van een individu hebben dezelfde genetische inhoud - afkomstig van 1 enkele zygote - non-dysjunctie - mutatie

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
8
Q

Chimeer

A

Enkel individu ontstaan uit twee of meer zygoten

 - Fusie van zygoten of jonge embryo's tijdens het klievingsstadium
 - Bevruchting van het tweede poollichaampje binnen dezelfde zona pellucida 
 - Bevruchting van de blastomeren van een parthenogenetisch gekliefde eicel
 - Bij twee- of meerlingdracht door het ontstaan van vaatanastomosen tussen de vruchtvliezen waarbij cellen worden uitgewisseld tussen beide vruchten
 - Experimentele embryologie
How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
9
Q

Diplopagus

A

Siamese tweeling - symmetrische dubbelmonsters - onvolledige opsplitsing van de kiem of door gedeeltelijke fusie van 2 kiemschijven op eenzelfde blastocyst

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
10
Q

Heteropagus met autosiet en parasiet

A

Asymmetrische dubbelmonsters

   - Autosiet - het grootste deel dat zich volledig kan ontwikkelen
   - Parasiet - het min of meer onvolwaardige individu dat vastzit
How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
11
Q

Monosomie

A

2n-1

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
12
Q

Nullisomie

A

2n-2

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
13
Q

Cephalothoracopagus

A

Ter hoogte van de borstkas en hoofd

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
14
Q

Thoracoabdominopagus of omphalopagus

A

Ter hoogte van de borstkas en de buik

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
15
Q

Dicephalus (Dicephalia)

A

Dubbele kop

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
16
Q

Diprosopus (Diprosopia)

A

Dubbel aangezicht

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
17
Q

Duplicitas anterior

A

Dubbele achterhand

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
18
Q

Parasitaire achterhand

A

Onvolwaardig ontwikkelde extra achterhand

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
19
Q

Mola – acardius – anideus

A

Ongeordende, vaak bolvormige weefselmassa’s

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
20
Q

Situs inversus (viscerum)

A

De inwendige organen liggen gespiegeld - cillien bovenin de knop van Hensen zitten in 1 richting, deze bepalen de links/rechts oriëntatie

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
21
Q

Spina bifida (aperta & occulta)

A

Wanneer de neuraalbuis niet sluit - zekere afstand in de lendenstreek - spleetvormig, haarloos huiddefect met ongeorganiseerd neuraal weefsel - open ruggetje

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
22
Q

Cranioschisis & craniorachischisis

A

Wanneer de volledige neuraalplaat niet instulpt om een neuraalbuis te vormen en het neurale weefsel oppervlakkig blijft liggen - ernstig misvormd individu

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
23
Q

Anencephalia

A

Wanneer samen met het meest craniale deel van de neuraalplaat de neuroporus rostralis niet sluit kan omnionvocht het centrale deel van de neuraalbuis binnensijpelen wat de degeneratie van de hersenlaanleg veroorzaakt - afgeplat schedeldak zonder of met kleinere hersenen

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
24
Q

Schistocoelia

A

Gastroschisis - het insnoeringsproces vindt onvolledig plaats en ter hoogte van de ventrale buikwand wordt geen concreet navelgebied afgelijnd - min of meer uitgebreid buikwanddefect blijft bestaan waarlangs de abdominale organen naar buiten uitpuilen

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
25
Schistosoma reflexum
Insnoeringsproces dat leidt tot de vorming van de navelstreng en de afsnoering van het embryo van de extra-embryonale weefsels blijft beperkt tot de splanchnopleura en de somatopleura hieraan niet deelneemt en daarenboven betrokken wordt in de plooivorming naar dorsaal
26
Problematiek tweelingdracht paard
Bijzondere vormen van dizygote tweelingen - paard en rund - meerlingen ontstaan in grootste deel van de gevallen uit meerdere eicellen bevrucht door verschillende spermatozoa - twee-eiige, meereiige of dizygote meerlingen - kunnen niet overleven bij paard, heel zeldzaam..
27
Hydrallantoïs
Abnormale vochtproductie ter hoogte van de allantois - de allantois kan 10 tot 40 maal het normale volume aan allantoisvocht bevatten
28
Agenesie
Een bepaald lichaamsdeel of orgaan is totaal afwezig
29
Aplasie
Lichaamsdeel of orgaan is in aanleg aanwezig maar komt niet tot intwikkeling en groei, zodat het helemaal ontbreekt
30
Hypoplasie
Onderontwikkeling
31
Hyperplasie
Overdreven ontwikkeling
32
Hypertrofie
Volumetoename door volumetoename van de samenstellende delen
33
Dysplasie
Choroidale dysplasie - abnormale bloedvatvorming - verminderde pigmentatie - eventuele atrofie van het tapetum Gewrichtsdysplasie - niet-optimaal uitgebouwde configuratie van een gewricht - gradaties
34
Ectopia
Het orgaan ligt niet op zijn juiste plaats
35
Stenose
Vernauwing van het lumen waardoor passage van darminhoud sterk bemoeilijkt wordt en het zich gaat opstapelen in het darmsegment craniaal van de stenose
36
Atresie
Het membraneus afgesloten blijven van een uitwendige of inwendige natuurlijke lichaamsopening
37
Patentia
Het blijven bestaan van een opening of open kanaal, terwijl dit hoorde afgesloten te worden
38
Persistentia
Het blijven bestaan van organen of orgaandelen die normaal tijdens de foetale ontwikkeling verdwijnen
39
Atavisme
Opnieuw verschijnen van de eerste promolaar in de onderkaak van een paard
40
Overgangswervels (cranialisatie – caudalisatie)
Vertebra transitoria - wervel die gelegen is nabij de overgang tussen twee opeenvolgende gebieden van de wervelkolom en die typisch kenmerken van beide gebieden combineert - symmetrisch of asymmetrisch - overtallige wervel waarbij vaak in het naburige of daaropvolgende gebied een wervel ontbreekt - Cranialisatie - Atlanto-occipitale fusie - bij schaap en paard - Lumbalisatie - eerste sacraalwervel met vorming van een lang dwarsuitsteeksel op de sacrumvleugel - Sacralisatie - vergroeiing van de eerste staartwervel met het sacrum - Caudalisatie - Halsrib - halswervel met een abnormaal lang dwarsuitsteeksel - Sacralisatie - laatste lendenwervel - gewrichtsvlak
41
Hemivertebra
Halfwervel - linker en rechter sclerotomen dragen niet evenveel bij tot de vorming van een wervel - asymmetrische bouw - zijdelingse kromming wervelkolom
42
Scoliose
Zijdelingse kromming in de rug
43
Kyphose
Kyphosis - een bolle rug als gevolg van hypoplasie van de wervellichamen
44
Lordose
Een holle rug door hypoplasie en/of vergroeiingen van de wervelbogen en spinaaluitsteeksels
45
Perosomus elumbus
Kalveren - hypoplasie/aplasie van de wervelkolom caudaal van de thoracale wervels - fout tijdens neurulatie waarbij in deze streek de neuraalbuis niet wordt aangelegd - achterste ledematen zijn aanwezig, maar door gebrek aan bezenuwing zijn de spieren ervan niet ontwikkeld en zijn de gewrichten ankylotisch
46
Schistosternia
Aangeboren spleet in het borstbeen
47
Musculaire hypertrofie
Volumetoename door volumetoename van de samenstellende delen
48
Dysmelia
Afwijkend volledige lidmaat
49
Amelia
Volledige afwezigheid van het lidmaat
50
Micromelia
Proportioneel volledig te klein lidmaat
51
Brachymelia
Een te kort lidmaat - enkel aantasting van de lengteas
52
Hemimelia
Slechts 1 helft van het lidmaat is aangelegd
53
Polymelia
Extra ledematen
54
Notomelia
Extra lidmaat op de rug - vaak in de schouderstreek
55
Pygomelia
Extra lidmaat in de stuit- of staartstreek
56
Perineomelia
Extra lidmaat op het perineum - tussen anis en urogenitale opening
57
Apodia
Geen voet
58
Polypodia
Te veel voeten
59
Polydactylia
Te veel tenen per lidmaat
60
Syndactylia
Versmolten blijven van verschillende tenen
61
Chondrodysplasie – Bulldogkalf
(Osteo)chondrodyplasia - afwijking bij de maturatie van het kraakbeen waarbij lengtegroei van het been ter hoogte van de groeischijven niet correct opreedt - bulldogkalf
62
Arthrogryposis
Verstarring van de gewrichten - vaak in gebogen toestand of in een onnatuurlijke houding
63
Varus
O-benigheid
64
Valgus
X-benigheid
65
Hernia diaphragmatica
Hernia abdominalis - vergroeiing van de buikspieren in de mediaanlijn ontbreekt
66
Hernia umbilicalis
Spontane navelbreuk - verzwakking van de spieren rond de navel
67
Omphalocoele
Navelstrengbreuk - de darmen puilen uit in de navelstreng - nadat de wand van de navelstreng na de geboorte ingedroogd is zijn de darmen in de omphalocoele dan alleen nog bedekt door een min of meer ingedroogd vlies
68
Eventratio
Eventratie van de ingewanden - als gevolg van stoornissen in het sluiten van de buikwand
69
Aprosopia
Volledig afwezigheid van het aangezicht doordat de meest craniale neurale kamcellen niet worden aangelegd of niet gaan migreren naar de aangezichtstreek
70
Cheiloschisis medianum
Mediane hazenlip - de vergroeiing tussen de linker en rechter mediale nasale plooien gebeurt onvolledig en leidt tot de vorming van een mediane spleet in de bovenlip die bijna altijd doorloop in de bovenkaak en primair gehemelte
71
Cheiloschisis lateralis
Laterale hazenlip - de maxillaire knop vergroeid met de laterale nasale plooi - bereikt de mediale nasale plooi niet volledig - daardoor ontstaat een groeve die min of meer diep is en die tot in de neus- en mondholte kan reiken
72
Gnathoschisis
Gnatoschisis inferior - gespleten onderkaak - wanneer beide mandibulaire knoppen ventraal in de middenlijn niet of onvolledig versmelten resulteerd dit in een gespleten onderkaak of gespleten onderlip
73
Coloboma facialis
De nasolacrimale groeve blijft als dusdanig bestaan en loopt eventueel door in een laterale hazenlip
74
Agnathia
Afwezigheid van bovenkaak/onderkaak - ontderontwikkelong kaken
75
Brachygnathia
Te korte bovenkaak/onderkaak - door onderontwikkeling van de kaken
76
Ectopische tand (heterotopia dentis)
Heterotopische tanden bij het paard bij de oorbasis
77
Polyodontia
Meer tanden aangelegd dan normaal - 1 of meer tandknoppen in meervouw aangelegd
78
Hypodontia
Maximaal 6 tanden ontbreken
79
Pseudopolyodontia
De melktanden blijven bestaan - persisterend melkgebit
80
Ankyloglossia
Frenulum van de apex van de tong persisteert
81
Palatoschisis
Gespleten gehemelte
82
Adenohypofysaire a- / hypoplasie
Adenohypofysaire apasie/hyposysaire hypoplasie - adenohypofyse wordt niet aangelegd
83
Stenose van darm / pylorus
Vernauwing van het lumen waardoor passage van darminhoud sterk bemoeilijkt wordt en het zich gaat opstapelen in het darmsegment craniaal van de stenose
84
Megaoesophagus
Abnormale dilatatie van de slokdarm
85
Atresia ani
Het rectum eindigt blind een eind craniaal van de anus - gevolg van het niet doorbreken van de anale membraan
86
Meckels divertikel (jejuni)
Diverticulum intestinale jejuni - divertikel van Meckel - overblijfsel van dooierkanaal dat teruggevonden kan worden als een weefselstreng
87
Trachea
- Dorsoventraal afgeplatte trachea (tracheacollaps) | - Tracheo-oesophagale fistels
88
Hoefijzernier
Voor de craniale migratie naar de lendenstreek liggen beide nieren relatief dicht tegen elkaar in de bekkenstreek - soms kan vergroeiing optreden tussen de caudale polen van de nieren met de vorming van een grote, hoefijzervormige nier waarvan de open zijde naar craniaal gericht is - bij het opschuiven richting van lendenstreek blijft de hoefijzernier door zijn U-vorm haperen ter hoogte van de a. mesenterica caudalis
89
Cystennier
Polycysteuze nier - aangeboren cystenvorming in de nier is het gevolg van het uitblijven van versmelting tussen de nefronen en de papillaire kanalen - mens en varken
90
Niercortexhypoplasie
Bij de vorming van nieuwe nefronen volgt de ene reeks op de andere - het stilvallen van dit proces zou de vorming van een verdunde cortex tot gevolg hebben
91
Ectopische ureter
Niet zelden mondt een ureter caudaal van het trigonum vesicae uit in het bekkendeel van de urethra en veroorzaakt aldus incontinentia urinae - deze congenitale afwijkingen komt voor bij alle huisdieren, vooral honden
92
Urachus patens
Urachus persistens - leknavel - normaal sluiten de navelopening en het urachuskanaal zich bij de geboorte, soms gebeurd dit niet - urachuskanaal blijft in dit geval meestal met de buikwand verbonden en de urine vloeit langs de navel uit - in andere gevallen blijft de blaas spoel- of strengvormig aan de navelstreek vastzitten en kunnen zich op dit traject urachuscysten vormen
93
Cloaca persistens
Rectum, urinair kanaal en vagina zijn gefusioneerd
94
Intersex
Alle afwijkingen waarbij een individu van een bepaald geslacht ook kenmerken van het andere geslacht vertoont
95
Hermafrodiet
Gonadaal weefsel van beide geslachten - meestal gepaard met andere afwijkingen
96
Pseudohermafrodiet
Aard van het gonadaal weefsel niet overeen met de rest van het geslachtsapparaat - twee testes met vrouwelijke secundaire geslachtsorganen - twee ovaria met mannelijke geslachtsorganen
97
Kween
Kweenvorming bij het rund - freemartinisme - bij tweelingdracht waarbij de vruchten van verschillend geslacht zijn - bloedvatanastomosen tussen de vruchtvliezen van de verschillende vruchten optreden voor de hormonale geslachtsdifferentiatie optreedt
98
Witte vaarzenziekte
Treft vaak volledig witte vaarzen bij Belgisch Wit-Blauw - genetische afwijking - Segmentele aplasie - Hymen persistens - Onvruchtbaar
99
Hymen persistens
De caudale uiteinden van de paramesonefrotische kanalen hollen niet uit en sluiten aan met de sinus urogenitalis blijft de baarmoeder over een kleine of grote afstand volledig afgezonderd van het vestibulum vaginae
100
Segmentele aplasie
Sommige delen van de paramesonefrotische kanalen van Muller komen niet tot ontwikkeling - dit kan leiden tot uterus unicornis of een segmenteel opgedeelde baarmoeder waarvan de meest craniale stukken volledig afgezonderd zijn van de caudale delen - rund
101
Uterus didelphys
Abnormale of uitblijvende fusie van de paramesonefrotische kanalen van muller kan leiden tot een uterus didelphys of een vagina septata
102
Vagina septata
Abnormale of uitblijvende fusie van de paramesonefrotische kanalen van muller kan leiden tot een uterus didelphys of een vagina septata
103
Cryptorch / Cryptorchidie
Ectopia testis - het niet indalen van de testis in het scrotum wordt vooral gezien bij diersoorten waar de descensus testis laattijdig gebeurd
104
Hypospadie
Lippen van de sulcus urogenitalis vergroeien onvolledig met elkaar zodat de uitwendige urethra-opening op de onderzijde van de penis is gelegen
105
Frenulum persistens
Onvoldoende regressie van de verbinding tussen de glans penis en het preputium belemmert het uitschachten van de penis
106
Phimosis
Een te eng cavum preputiale kan leiden tot beklemming van de pars libera penis
107
Septumdefect (interatriaal & interventriculair)
- Defecten bij de vorming van de intracardiale septa - Afwezigheid van het septum interatriale - Afwezigheid van het septum inerventriculare - Afwezifheid van het septum intermedium - hart omsluit 1 centrale vernauwing - Deffecten van septum aorticopulmonale - leiden tot allerlei eerder beschreven hartdefecten en arteriele stoornissen - vernauwing van de aorta of truncus pulmonalis
108
Foramen ovale persistens (patens)
Foramen ovale blijft open staan - geen anatomische sluiting van de klep die deze uitmonding in het linker atrium bedekt
109
Foramen interventriculare persistens (patens)
Foramen interventriculare blijft open - door afwijking in 1 van de septa
110
Ectopia cordis cervicalis
Het hart is gelokaliseerd in de nekstreek, vlak voor de borstingang door een fout in de afdaling van het hart - afdaling verloopt te traag en borstingang vernauwd voor het hart de borstholte bereikt - apex wijst naar craniaal
111
Ectopia cordis fissisternalis
Hart puilt uit doorheen de ventrale borstwand - door een dout in de afdaling van het hart - afdaling verloopt te snel, voor het dichtgroeien van het sternum
112
Klepcysten
Cysten ontstaan op de hartkleppen - fout in omvorming van de musculaire trabekels tot de eigenlijk klepslip en chordea tendineae - kunnen leiden tot klepinsufficientie, terugvloei van bloed uit de ventrikels naar de atria tijdens de systole
113
Truncus arteriosus persistens
Afwezigheid van septum spirale - totale vermenging van het bloed in de truncus arteriosus - foramen interventriculare persitreerd vaak ook
114
Ductus arteriosus persistens (PDA)
Open lumen van de ductus arteriosus sluit niet - vloei ontstaat vanuit hethoge drukgebied, de aorta, naar de longcirculatie, truncus pulmonalis
115
Ruiteraorta
Transpositio aortae - de 2 septa, septum aorticopulmonale en septum interventriculare, sluiten niet goed op elkaar aan waardoor septum spirale iets meer naar links of rechts is geplaatst - ruiteraorta - ook foramen interventriculare persisteerd - vermenging van bloed met abnormale verdeling over truncus pulmonalis en de aorta
116
Tetralogie van Fallot
Septum spirale is te ver naar rechts ingeplant - viervoudig syndroom - Duidelijke verplaatsing van de aorta - Vernauwing van de truncus pulmonalis - Defect in het septum interventriculare - Hypertrofie van de rechter ventrikel
117
Aorta coarctata
Aangeboren vernauwing in de aorta
118
Persisterende rechter aortaboog (PRAA)
Aorta dextra persistens - rechter aortaboog komt samen met linker aortaboog voor - trachea en slokdarm worden zo aan beide kanten geflankeerd door een zware aortaboog met eventuele nadelige gevolgen op de functie van deze organen
119
Dubbele vena cava cranialis/linker vena cava cranialis
Indien de anastomosis precardinalis niet gevormd wordt persisteren zowel de rechter als linker vena cardinalis cranialis - deze laatste bouwt dan een linker vena cava cranialis uit die de linker voorpoot en linker deel van de hals en kop draineert naar de verwijde sinus coronarius van het hart - het hart kan haar finale rotatie niet ondergaan en de facies auricularis blijft naar craniaal wijzen - anatomische variatie
120
Dubbele vena cava caudalis
Ontdubbeling van de vena cava caudalis tussen de venae iliacae communes en de vena renales - gevolg van het niet ontwikkelen van de iliacale anastomose - anatomische variatie
121
Portosystemische shunt PSS (portocavala anastomose)
Portocavale (portosystemische) shunt - abnormale anastomosen tussen vena portae en de vena cava caudalis of de ductus venosus sluit niet - bloed dat beladen is met lichaamsvreemde stoffen opgenomen in de darm kan rechtstreeks naar de systemische circulatie vloeien zonder de leverninusoiden te passeren waardoor het bloed niet wordt ontgiftigt
122
Holoprosencephalie
Prosencephalon splitst rostraal niet op in twee telencephalische hersenblaasjes - mediane oogveld splitst hierdoor ook niet op in twee oogplacoden - 1 enkel centraal gelegen oog ventraal van de neusaanleg
123
Hydrocephalus
Waterhoofd - disbalans tussen productie cerebrospinaalvocht ter hoogte van de plexi choroidei en de afvoer ervan met absorptie in het veneuze systeem - vocht hoopt zich op tussen plaats van productie en de obstructie - Inwendig waterhoofd - vocht stapeld zich op in de hersenventrikels - atrofie van zenuwweefsel - vergroting van schedelholte in het geheel of een uitpuiling van hersenweefsel langs een beperkte opening in de schedel - Uitwendig waterhoofd - overmatige hoeveelheid cerebrospinale vloeistof komt voor in de subarachnoidale ruimte - te hoge vochtproductie door de plexus choroidei samen met een te geringen resorptiecapaciteit door de granulationes arachnoideales
124
Hydranencephalie
Hersenblaasjes ontwikkelen wel, maar er vindt geen proliferatie van hersenweefsel plaats of het pasgevormde hersenweefsel raakt verloren in een destructief proces - hersenen blijven zo grote zakvormige ruimtes die met cerebrospinaal vocht gevuld zijn - nauwelijks onderscheid tussen hersenvliezen en de dunne wand hersenweefsel
125
Meningocoele
Blaasvormige uitstulping doorheen een schedelwanddefect van de hersenvliezen en hoeveelheid cerebrospinale vloeistof - eventueel gepaard met het uitpuilen van hersenweefsel omsloten door de meningen
126
Meningoencephalocoele
Blaasvormige uitstulping doorheen een schedelwanddefect van de hersenvliezen en hoeveelheid cerebrospinale vloeistof - eventueel gepaard met het uitpuilen van hersenweefsel omsloten door de meningen
127
Encephalocoele - cranium bifidum
Wanneer de neuraalbuis niet helemaal sluit aan de bovenkant - kan een verminderde hersenontwikkeling tot gevolg hebben
128
Anophthalmia
Volledige afwezigheid van het oog - niet ontwikkelen van oogplacode
129
Microphthalmia
Onderontwikkeld ook - wel oogleden
130
Cyclopia
Enkel centraal gelegen oog door niet opsplitsen van het mediane oogveld - oog is ventraal van de neusaanleg gelegen - neusaanleg is sterk misvormd - redelijk smalle kop - Proboscis - neus wordt aangelegd als een slurf boven het oog
131
Congenitaal glaucoom
Aangeboren - hoge druk in het oog
132
Aphakia
Afwezigheid van de lens - vaak ook de volledige oogvorming verstoord
133
A. hyaloidea persistens
Delen van deze arterie blijven en/of haar vertakkingen achteraan het lensoppervlak blijven partieel bestaan
134
Membrana pupillaris persistens
Weefselresten die voor de lens gelegen zijn door onvolledig verdwijnen van de pupillaire membraan
135
Polycoria
Iris met een bijkomde pupil die door gladde spieren omgeven is of met perforatie ten gevolge van focale hypoplasie
136
Coloboma iridis
Restanten van een onvolledig verdwenen fissura optica resulteren in een spleetvormige stucturen die uit de oogbeker onstaan - secundair ook sclera spleetvormig
137
Synblepharon – Cryptophthalmos
Volledige vergroeiing van de oogleden
138
Entropion
Naar binnen gekrulde oogleden
139
Ectropion
Naar buiten gekrulde oogleden
140
Otognathia
Voorkomen van bijkomende kleine onderkaak en eventueel nog andere mondstructuren aan de oorbasis - gevolg van abnormale opsplitsing van de mandibulaire kieuwboog
141
Epitheliogenesis imperfecta = Aplasia cutis
Congenitale plaatselijke afwezigheid van epidermis waarbij de dermis direct contact maar met de buitenwereld
142
Dermatosparaxie
Autosomaal recessief gebrek bij runderen waarbij de afwezigheid van het enzym procollageenpeptidase leidt tot deficiente collageenvorming en een fragiele dermis
143
Ichthyosis
Desquamatie van het stratum corneum van de verhoornde huid kan niet plaatsvinden - huid wordt erg dik, stug en onelastisch door de voortdurende vorming van nieuwe huidcellen vanuit het stratum basale - door expansie en bewegingen van de vrucht scheurt de dikke epidermis op verschillende plaatsen open waardoor de huid een schubachtig aspect krijgt
144
Anonychia
Afwezigheid van hoornvorming - foute determinatie van de dorse-palmaire of dorso-plantaire lidmaatas
145
Hypertrichosis
Abnormale langharigheid
146
Alopecie
Atichia - Alopecia congenitalis - afwezigheid van haren
147
Melanisme
Algemene toename of plaatselijke opstapeling van melanine - gelokaliseerde melaninevlek die gepaard gaat met een verdikken van de huid en onderhuid wordt aangeduid als geboortevlek
148
Albinisme
Afwezigheid van pigment melanine - oog in de ogen - de pigmentcellen zijn meestal wel aanwezig maar niet in staat de melanine te vormen
149
Polymastie
Meerdere melkklieren
150
Polythelie
Hypermastie - meerdere tepels op 1 melkklier of apart ingeplante tepels zonder geassocieerd melkkliercomplex