Begrippenlijst Flashcards
Voortplanting
Wanneer een levend wezen een deel van zijn organisme afstaat; dit
deel ontwikkelt na versmelting met een deel van een ander wezen, tot
een nieuw individu dat gelijkt op de donor
Gameten
Geslachtscellen
Gonocyten
Priomordiale geslachtscellen
Diapedese
Actief migreren vanuit de dooierzak naar het dorsale mesenterium
Dorsale mesenterium
Ophangwand van de darm
Teratoma
Tumorvorming van verdwaalde gameten
Spermatozoön
Mannelijke gameet
Ovulum
Eicel, vrouwelijke gameet
Mesonephros
Middennier
Genitale kam
Aanleg van de gonaden
Follikelcellen
Hiertoe ontwikkelen vrouwelijke gameten
Sertolicellen
Hiertoe ontwikkelen mannelijke gameten (steuncellen)
Gametogenese
Studie van de ontwikkeling van geslachtscellen
Spermatogenese
Studie van de ontwikkeling van de mannelijke geslachtscellen
Spermiogenese
Vorming van de rijpe zaadcel
Testis
Teelbal
Tubuli seminiferi
Zaadbuisjes
Spermatogoniën
Moederstamcellen van de spermatozoa
Spermatocyte 1
Dochtercel die ontstaat na mitose type B spermatogoniën
Crossing-over
Uitwisseling genetisch materiaal (dmv chiasma!)
Autosomen
Chromosomen die geen deel hebben in de geslachtsbepaling
Allosomen
Heterosomen, geslachtschromosomen
Spermatocyte 2
Dochtercel die ontstaat na de 1e meïotische deling
Spermatiden
Dochtercel die ontstaat na de 2e meïotische deling
Akrosomale reactie
Veranderingen die het akrosoma ondergaat wanneer het in de
vrouwelijke geslachtstractus terecht komt
Kapacitatie
Bevruchten van de eicel door het spermatozoön
Proximale centriool
Centriool ontstaan uit diplosoma, dat zich met de lengteas parallel
tegen de kernwand aanlegt
Flagellum
Staart van het spermatozoön voor de voortbeweging
Axonema
Axiaal microtubulair complex (hoofdstuk flagellum)
Spiraaldraad
Mitochondrieën in spiraalvormige schede rondom flagellum
Ring van Hensen
Distale uiteinde v/h lichaam v/e spermatozoön
A- of oligospermie
Geen of een te geringe spermatozoaproductie
Ovogenese
Studie van de ontwikkeling van de vrouwelijke gameet
Mitosestadium
Vermenigvuldigingsstadium van de ovogenese
Oo-/ovogoniën
Moedercellen van ovocyten
Kiemepitheel
Epitheel dat het ovarium bedekt
Corticale strengen
Strengen die vanuit het epitheel van de genitale kam groeien
Cortex ovarii
Corticale strengen die in de diepte groeien
Ovocyten 1
Dochtercellen van de ovogonieën
Primordiale follikel
Primaire oöcyte omgeven door 1 laag platte epitheelcellen
Primaire follikel
Primordiale follikel met kubische follikelcellen ipv platte epitheelcellen
en met een membrana pellucida
Membrana pellucida
Membraan aangemaakt door de follikelcellen om de ovocyte 1
Follikelartresie
Het ontaarden van ovogonieën, primordiale en primaire follikels
Menopauze
Moment waarop alle primaire follikels verdwenen zijn
Fertiliteit
Bevruchtbaarheid van de eicel
FSH
Follikel Stimulerend Hormoon. Als dit FSH niet aanwezig is zal de
ovocyte 1 afsterven
Adenohypofyse
Pars distalis hypofyse (produceert FSH)
Deutoplasma
De dooier, waarin reservestoffen worden opgeslagen
Vitellogenesis
De morfologische veranderingen in de ovocyte 1 door toedoen van het
opstapelen van reservestoffen
Deutoplasmogenesis
Vitellogenesis
Iso-/homolecithaal
Eicel met weinig dooier dat gelijkmatig verdeeld is
Holoblastische klieving
Egale klieving, waarbij de eicel zich in 2 even grote dochtercellen
deelt
Anisolecitaal
Wanneer de dooier ongelijkmatig verdeeld is
Vitellaire pool
Kant van de eicel waar de dooier geconcentreerd is
Blastomeren
Delen van de eicel na de klieving
Macromeren
Volumineuzere blastomeren
Animale pool
Kant van de eicel waar meer cytoplasma dan dooier aanwezig is
Micromeren
Minder volumineuzere blastomeren
Discoïdale klieving
Een klieving die alleen plaatsvindt ter hoogte van de kiemschijf. Ook
wel onvolledige, ongelijke of meroblastische klieving genoemd
Vitellogenin
Bouwelementen van de dooier
Zona (membrana) granulosa
De laag kubische follikelcellen rondom de ovocyte 1 wanneer deze
meerlagig wordt
Secundaire follikel
Follikel met een antrum
Cumulus oophorus
De ovocyte 1 met de omringende granulosacellen zijn te zien als een
klompje in het grote antrum
Corona radiata
Krans follikelcellen in het cumulus oophorus. Deze zet zich voort in
granulosacellen aan de basis van de cumulus oophorus, op de
membrana pellucida
Theca folliculi
Bindweefselschede rondom de granulosacellen
Theca interna
Binnenste deel van de theca folliculi
Theca externa
Buitenste deel van de theca folliculi
Graafse follikel
Volgroeide follikel
Ovocyte 2
Dochtercel van Ovocyte 1 met veel dooier en veel cytoplasma
Polocyte 1
Dochtercel van Ovocyte 1 met zeer weinig dooier en cytoplasma.
Deze ontaardt, of ondergaat opnieuw een deling
Ovotide
Rijpe eicel, de grote dochtercel van ovocyte 2
Polocyte 2
De kleine dochtercel van ovocyte 2. Deze ontaardt
Spontane ovulatie
Ovulatie waarop uitwendige factoren geen invloed hebben
Reflexmatige ovulatie
Ovulatie onder de invloed van uitwendige factoren (de coïtus bijv.)
LH
Luteïniserend hormoon, zorgt voor het openbarsten van de follikel
Corpus rubrum
Bloedklonter die de follikelholte opvult na het openbarsten
Corpus luteum
De plaats waar de bloedklonter zat, wordt bezet met achterblijvende
follikelcellen die lipiden af gaan zetten, waardoor het gele lichaam ontstaat
Progesteron
Hormoon dat zorgt voor de groei van het endometrium
Amphimixis
De bevruchting
Zygote
Bevruchte eicel
Epididymis
Bijballen
Spermaplasma
Zaadvocht
Copulatie
Paring
Vesicula seminalis
Zaadblaasjes
Cervix
Baarmoedermond
Uterotubaire overgang
Overgang tussen de uterus en de eileider
Ampullaire eileider
Bovenste derde deel van de eileider (het breedste deel)
Polyspermie
Het binnendringen van meerdere zaadcellen in de eicel
Deutoplasmolyse
Het uitstoten van het vitellushoudende vocht
Spermaster
Tijdelijke asterstraling door het centriool van het spermatozoön
Syngamie
Het in elkaar haken van de kernmembranen van de pronuclei
Karyotype
Chromosomenuitzicht
Non-disjunctie
Wanneer een chromosoom volledig naar 1 dochtercel gaat en niet splitst
Pseudohermafrodieten
Meer 1 vd 2 geslachten, maar niet volledig
Mosaïcisme
Wanneer de 2 dochtercellen verschillend zijn door non-disjunctie bij de eerste
klieving
Polyandrie
Wanneer 2 mannelijke pronuclei versmelten met de vrouwelijke pronucleus
Dygenie
Wanneer de polocyte 2 niet degenereert maar een supplementaire vrouwelijke
pronucleus vormt
Chimerisme
Het ontstaan van een nieuw individu uit meerdere zygoten
Free martin
Wanneer de bloedvaten van de (niet van hetzelfde geslacht) foetussen met
elkaar in verbinding staan, waardoor er abnormale ontwikkelingen ontstaan
Holocardius
Rudimentair embryo
Amorphus globosus
Rudimentair embryo
Lithopeidon
Steenvrucht
Dystocie
Moeilijke geboorte
Diplopagus
diploös = dubbel, pagus = vast; siamese tweeling
Dicephalus
2-hoofdig
Diprosopus
2 aangezichten
Dicaudatus
2-achterlijvig
Tetrabrachius
4-armig
Tetrascelus
4-benig
Heteropagus
Het ongelijk ontwikkelen van een versmolten tweeling
Autosiet
Dat embryo van een versmolten tweeling die normaal ontwikkeld is
Notomelus
Embryo dat als een parasiet aan een normaal embryo vast hangt
Kiemschijf
Dunne witte spot die de kern en de cytoplasmarijke zone omvat
Blastodisc
Kiemschijf
Karyokinesis
Kerndeling
Cytokinesis
Deling van het cytoplasma
Syncytium
Multinucleaire cel
Morula
Zygote na 3 tot 4 delingen
Subgerminale ruimte
De onderliggende dooier onder de blastomeren bij vogels
Centrale blastomeren
Vormen later het blastoderm voor het embryo
Blastoceel
Kortstondige spleetvormige ruimte in het blastoderm bij zoogdieren
Marginale blastomeren
Meer perifeer gelegen blastomeren
Kiemknop
Groep centraal gelegen cellen in de blastula
Embryoblast
Kiemknop
Trofoblastische cellen
De perifere cellen in de blastula
Pars foetalis placentae
Het foetale deel van de placenta
Blastoceel
Holte in de blastula
Trofoblast
1 laag perifere cellen bij de blastula
Embryonale pool
Plaats in de blastula waar de cellen groter worden en op 1 plaats
blijven
Uitkippen van het embryo
Het scheuren van de membrana pellucida
Blastocyste
Blastula
Gastrulatie
De vorming van de kiembladen door gerichte celmigraties en
hergroepering van cellen
Coelenterata
Holtedieren
Ectoblast
De buitenste wand van de coelenterate lichaamswand
Endothelium
Gespecialiseerde epitheelcel die de binnenkant van de bloedvaten
afzet
Mesothelium
Gespecialiseerde epitheelcel die de lichaamsholten en het oppervlak
van organen in deze lichaamsholten aflijnt
Mesoblast
Middenste lichaamswand bij hogere diersoorten
Radiaire expansie
Wanneer een weefsel een groter oppervlak in beslag neemt
Convergentie
Wanneer cellen zich op gaan stapelen in een bepaalde laag
Area pellucida
Een wat helderder gebied in de centrale blastomeren in de kiemschijf
waar de gastrulatie plaatsvindt
Area opaca
Gebied van de perifere blastomeren
Proces van delaminatie
Wanneer de grotere cellen van de kiemschijf gaan migreren naar de
subgerminale holte
Hypoblast
Primair endoblast
Elongatie caudale condensatie
Wanneer de toevoer naar het caudale uiteinde van de kiemschijf van cellen aanhoudt
Knop van Hensen
Primitieve knop
Oerstreep
Mediaan verdikt gebied in het ectoblast
Primitieve knop
Uiteenzetting van het craniale deel van de oerstreep
Primitieve goot
Inzinking in het midden van de oerstreep
Mesoblast
Losse mesenchymale celpopulatie, gevormd uit de migrerende
ectoblastcellen uit de primitieve goot
Membraan van Heuser
Hypoblastcellen die de blastoceel gaan omsluiten
Lecitoceel
Wand van het blastoceel en het primaire entoblast
Primaire amnionholte
Holte in de kiemknop
Notochorda
Celstaafje dat vanuit de knop van Hensen craniaal tussen het
ectoblast en het hypoblast doorgroeit
Prechordaal
Voor de notochorda
Prechordale plaat
Prechordale mesoblastische celgroep aan het apicale uiteinde van de
kiemschijf en het daaronder liggende entoblast
Neurale plaat
Plaat ontstaan uit een verdikking van het ectoblast boven het
hoofdverlengsel. Hieruit ontwikkelt zich bijna het hele CZS
Secundaire entoblast
Definitieve entoblast ontstaan door het verdringen van de primitieve
entoblastcellen
Hoofdverlengsel
Een medio-longitudinale celstreng die craniaal groeit tussen het
ectoblast en het entoblast
Chordakanaal
Kanaal in de as van het hoofdverlengsel
Chordaplaat
Plaat die ontstaat door het openspreiden van het chordakanaal
Epimere
Para-axiale mesoblast
Mesomere
Intermediaire mesoblast
Hypomere
Laterale mesoblast
Segmentatie
Wanneer het paraxiale mesoblast zich omvormt tot een reeks
kubische blokjes
Somieten
Kubische blokjes bij de segmentatie
Chorda
De primitieve lichaamsas
Caudale knop
Knop ontwikkeld uit de terminale knop
Frontale knop
Uitpuilen van het voorste uiteinde van de kop door ontwikkeling van
de hersenen
Ventrale frontale knop
Groeve in de frontale knop, waaruit de reukplacoden ontstaan
Oogblaasjes
Ontstaan door uitpuilen van voorste deel van de hersenen
Mandibulaire boog
Eerste kieuwboog
Stomodeum
Primitieve mondholte, een indieping tussen de frontale knop en de
mandibulaire boog
Hyoïde boog
Tweede kieuwboog
Otische placode
Placode ontstaan door een dorsale verdikking bij boog 2, waaruit
het otische blaasje en het gehoor- en evenwichtsorgaan ontwikkelt
Hartbocht
Het sterk uitpuilen van het hart
Hart-leverwelving
Hartbocht en grote leveraanleg
Neuralatie
De vorming van de neurale plaat medio-dorsaal van het embryo.
Deze plaat vormt zich om tot de neurale buis
Epiblast
Ectoblast na het vormen van de neurale buis
Periderm
Buitenste beschermende laag van de opperhuid
Epitrichium
Periderm
Stratum germinativum
Binnenste laag van de opperhuid dat zorgt voor de celdelingen
Placoden
Goed gelokaliseerde, plaatselijke veranderingen in de epiblast (het
wordt hoog-cylindrisch), ter hoogte van de kopstreek
Branchiale zenuwen
Kieuwboogzenuwen
Neurula
Naam van het embryo na de neurulatie
Neurale plaat
Plaat waaruit het hele zenuwstelsel ontstaan
Neuroblast
Ectoblast waaruit de neurale plaat ontstaat
Neurale groeve
Groeve in het midden van de neurale plaat
Neurale wallen
Verheven zijkanten bij de neurale plaat
Neuroporus cranialis
Anterior. Craniale opening van de neurale buis
Neuroporus caudalis
Posterior. Caudale opening van de neurale buis
Canalis neurentericus
Verbinding tussen de neurale buis en de maagdarmtractus
Prosencephalon
Voorhersenen
Telencephalon
Laterale en apicale uitstulping van het prosencephalon
Diencephalon
Mediane stuk van het prosencephalon
Mesencephalon
Middenhersenen
Rhombencephalon
Achterhersenen
Metencephalon
Deel waarin het rhombencephalon zich opdeelt
Myelencephalon
Deel waarin het rhombencephalon zich opdeelt
Fibronectines
Adhesief glycoproteïne aan het celoppervlak, dat betrokken is
bij de adhesies tussen cellen
Leptomeninx
Zachte hersenvliezen
Ganglia sphenopalatinum
7e parasympathische ganglia
Ganglia oticum
9e parasympathische ganglia
Ganglia jugulare
10e parasympathische ganglia.
Spinale ganglia
Ganglion tussen het dorsale deel van de neurale buis en de somieten
Enterische ganglia
Paraympathische perifere motoneuronen voor de darm
Sympaticoblasten
Sympathische perifere neuronen
Ganglia stellatum
Ganglia cervicale caudale x paravertebrale ganglia van Th1 en Th2
Ganglia soleare
Ganglia coeliacum x ganglia mesenterium craniale
Melanocyten
Pigmentcellen
Schwanncellen
Maken de myelineschede rondom zenuwuitlopers
Glandula thyroïdea
Regelt het metabolisme (orgaan uit primitieve darm)
Parathyroïdea
Regelt het Ca en P metabolisme
Preordale darm
Het blinde, apicale uiteinde van de primitieve darm
Zakje van Seessel
Preordale darm
Kieuwbogen sensu strictu
Achter elkaar gelegen uitstulpingen van het entoblast met
overeenstemmende instulpingen van het epiblast met tussen beide tussenschotten
van mesoblast
Epimere
Het paraxiale mesoblast, zijdelings van de neurale buis en de chorda
Mesomere
Het intermediaire mesoblast, dat de epimere met de uiterst lateraal gelegen
mesoblastische plaat verbindt
Hypomere
Laterale mesoblast
Somitomeren
Ronde wervelachtige structuren afkomstig uit het paraxiale mesoblast
Occipitale somieten
De echte somieten 1 t/m 5
Hypoglossuskoord
Myotoom van somieten 3, 4 en 5 waaruit de tongspieren ontstaan
Dermatoom
Buitenblad van de epimere
Sclerotoom
Ventrale deel van het binnenste blad van de epimere (skeletvorming)
Myotoom
Het dorsale deel van het binnenste blad van de epimere
Secundair myoceel
Ruimte in het derma-myotoom
Pronephros
Halsnier, 7 rudimentaire buisjes van de mesomere
Nephrogene plaat
Mesomere
Metanephrogeen blasteem
Mesomere
Coeloomholte
Primitieve lichaamsholte
Somatopleura
Buitenste of somatische blad van de hypomere
Splanchopleura
Binnenste of viscerale blad van de hypomere
Endocardbuis
Vormt de hartaanleg (komt aan beide zijden van de kop voor)
Branchiale kieuwbogen
Zuilvormige mesenchymmassa’s waarin de pharyngeale darm wordt
opgedeeld
Dorsale mesenterium
Dorsale ophangstructuur van de darm
Ventrale mesenterium
Ventrale ophangstructuur van de darm
Myocard
Hartspierweefsel uit het viscerale mesenterium dat de endocardbuis
omgeeft
Epicard
Binnenste wand van het hart
Septum transversum
Scheidt de thoracale en abdominale holten bijna volledig
Primitieve lichaamswand
Somatopleura en epiblast
Primitieve wand viscera
Splanchopleura en entoblast
Uterus
Het gespecialiseerde deel van de eileiders waarin de bevruchte eicel
zich normaliter ontwikkelt
Endogeen
Het voedsel zit in de embryonale cellen zelf (Amphibia)
Exogeen
Het voedsel zit buiten het embryo (dat wil zeggen dat het voedsel is
opgestapeld buiten het embryonaal gebied maar binnen de eicel)
Placenta
Een voedings- en hormoonproducerend orgaan tussen de eicel en de
uteruswand
Pars foetalis placentae
Deel van de placenta aangemaakt door de bevruchte eicel
Pars maternalis placentae
Deel van de placenta aangemaakt door de uteruswand
Endometrium
Baarmoederslijmvlies
Menses
Maandstonden, maandelijks bloedverlies
Proliferatie
Dat het basale deel van het endometrium een nieuw endometrium
opbouwt
Corpus luteum
Gele lichaam dat progesteron produceert
Histotrophe voeding
De voeding van het embryo met de uterusmelk
Oedeem interstitium
Vochtophoping in het bindweefsel van het endometrium door het gele
lichaam
Prostaglandines
Brengen het corpus luteum ten gronde wanneer er geen bevruchting
plaatsvindt
Corpus albicans
Wanneer het gele lichaam een wit uitzicht heeft
Corpus luteum graviditatis
Aangegroeide corpus luteum bij bevruchting
Decidua cellen
Cellen opgestapeld in de bindweefselcellen van het basale deel van
het endometrium met reservestoffen
Mono-oestrisch
1 reproductiecyclus/jaar
Di-oestrische
2 reproductiecyclus/jaar
Poly-oestrische
Meerdere cyclussen/jaar
An-oestrus
Rustperiode in de ovariële cyclus
Oestrus
Bronst, periode rond de ovulatie
Niditatie
Ingraven van de blastocyste
Cellen van Langhans
Binnenste cellen van de trofoblast
Cytotrofoblast
Binnenste cellen van de trofoblast
Syncytiotrofoblast
Buitenste cellen van de trofoblast
Parelsnoer
Verscheidene vruchtblazen in 1 hoorn op zeker afstand van elkaar
Centrale implantatie
Implantatie waarbij het embryo met de aanhangsels in de uterus zelf
ontwikkelt
Extra-uteriene dracht
Bevruchte eicel plant zich buiten de uterusholte in
Ectopische dracht
Extra-uteriene dracht
Ostium uterinum tubae
Vernauwing van de eileider bij het uitmonden in de uterus
Haematotrophe voeding
Voeding door middel van de placenta
Placentatie
Vorming van de placenta
Chorionvlokken
Uitstulping in het chorion
Labyrinth
Netwerk van chorionvlokken
Chorion laeve
Plaats waar de villi regresseren en het chorion glad wordt
Chorion frondosum
Deel van het chorion aan de embryonale pool, waar de pars foetalis
placentae uitgroeit, met zeer sterk ontwikkelde villi
Erythroblastosis foetalis
Blauwziekte en oedeemvorming bij de foetus doordat de rode bloed
cellen van de foetus afgebroken worden
Decidua reflexa
Uterusepitheel dat de eicel bedekt
Decidua basalis
Uterusepitheel ter hoogte van het chorion frondosum
Decidua pariëtalis
De rest van het uterusepitheel
Eivliezen
Het chorion laeve met de decidua reflexa en de decidua pariëtalis
Omphalochorion
De vascularisatie van mesoblast van het chorion gebeurt door de
bloedvaten van het navelblaasje
Allantochorion
De vascularisatie van mesoblast van het chorion gebeurt door de
bloedvaten van de allantoïs
Epithelio-choriale placenta
Alle membranen zijn intact en is er geen endometrium weefsel verloren
gegaan bij de implantatie, dracht en geboorte
Adeciduata
Epithelio-choriale placenta
Endothelio-choriale placenta
Het uterusepitheel, het endometrium bindweefsel en een deel van de
wand van de maternale bloedvaten gaan verloren tijdens de implantatie,
placentatie en bij de geboorte
Placenta deciduata
Endothelio-choriale placenta
Semi-placenta
Adeciduata
Placenta diffusa
Wanneer het hele oppervlak van het chorion betrokken is in de
placentavorming
Cotyledonen
Groepen chorionvlokken
Karunkel
Endometriale uitgroei tegenover de cotyledonen
Placentoom
Cotyledoon + karunkel
Blaasmola
Wanneer het embryo afsterft en het chorion blijft woekeren