Taal Flashcards

1
Q

non fluent afasia

A

schade broca

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
2
Q

fluent afasia

A

schade wernicke

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
3
Q

broca’s afasie

A

problemen bij productie van woorden

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
4
Q

wernicke’s afasie

A

moeite met taalbegrip en samenhangende zinnen maken

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
5
Q

taal links

A

korte termijn processen, klankherkenning, woordvorming, betekenis

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
6
Q

taal rechts

A

lange termijn processen, gevoel, humor/ironie, zinsstructuur

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
7
Q

Geschwind’s theory

A

3e taalgebied

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
8
Q

Chomsky

A

taal is aangeboren

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
9
Q

Skinner

A

taal is aangeleerd

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
10
Q

3 psychologische adaptaties bij taal

A

taal is complex, verloopt snel en automatisch, is functioneel gespecialiseerd

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
11
Q

syntaxis

A

regels over de samenstelling van zinnen en zinsdelen

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
12
Q

morfologie

A

regels over de samenstelling van woorden

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
13
Q

fonologie

A

regels over de samenstelling van klanken

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
14
Q

doel logische symbolische stroming

A

beschrijven hoe concepten in ons hoofd verwerkt werden en aan elkaar gerelateerd waren

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
15
Q

logische symbolische stroming definitie

A

herkomst van taal, symbolen die verwijzen naar externe objecten en gebeurtenissen

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
16
Q

belichaamde semantiek (betekenis)

A

taal werd niet meer als symbolisch ervaren, maar gekoppeld aan de echte wereld (kat)

17
Q

confergentiezones

A

zone in de temporaal- pariëtaalkwab die een rol speelt in het abstract maken van woorden

18
Q

motherese

A

volwassenen praten gek tegen baby’s, te verklaren via theory of mindnetwerk

19
Q

theory of mindnetwerk

A

inleving en empathie, willen dat iemand je begrijpt

20
Q

bottom-up / top-down

A

bottom-up info wordt aangevuld door top-down processen (lezen van tekst met spelfouten)