T2H6 Flashcards
DNA
= Desoxyribonucleïnezuur
RNA
= Ribonucleïnezuur
Junk
= niet coderend DNA
= ongebruikt DNA (97%)
A
= adenine
T
= thymine
C
= cytosine
G
= guanine
U
= uracil
Aminozuur
= bouwsteen van eiwitten
Ribosoom
= bolvormig organel dat een belangrijke rol speelt bij de eiwitsynthese
Basen
= Thymine, Adenine, Cytosine, Guanine of Uracil
Guanine
= stikstof base die tegenover Cytosine ligt
Helix
= spiraalstructuur van DNA
Gen
= een gedeelte van het chromosoom met gecodeerde informatie voor één erfelijke eigenschap
Nucleotide
= bestaat uit een suikermolecuul, een stikstofbase en een fosfaatgroep
Adenine
= stikstofbase die tegenover Uracil/Thymine ligt
Uracil
= Stikstofbase die alleen in RNA voorkomt
Thymine
= stikstofbase die alleen in DNA voorkomt
Ribose
= een suiker dat in RNA zit i.p.v. de desoxyribose in DNA
Cytosine
= een stikstofbase die tegenover Guanine ligt.
Chromosoom
= bestaat uit DNA en eiwitten
Enzymen
= eiwitten
mRNA
= messenger RNA (= boodschapper RNA)
Transcriptie
= omzetting van DNA tot RNA
—> vindt plaats in de kern