T2H3 Flashcards
Hoge intensiteit
= 75 min per week
= alles waarvan je gaat hijgen
Matige intensiteit
= 150 minuten per week
= moe, maar zonder hijgen
Lichte intensiteit
= dagelijks
= alles waar je echt niet moe van wordt, zonder stil te zitten
zittend werk
= om de 30 min rechtstaan
Sachariden
= suikers
= polair
Lipiden
= vetten
= apolair
proteïnen
= eiwitten
Vitaminen
- vetoplosbaar (apolair) : A, D, E, K
- wateroplosbaar (polair) : B, C
= organisch
Mineralen
= anorganisch
polysachariden
= aaneenschakeling van veel monosachariden
aminozuren
= moleculen met een amine en een carbonzuur
= bouwsteen van een eiwit
vetzuur
= carbonzuur nodig om vetten aan te maken
verzadigd vetzuur
= alkaan als C-keten van het vetzuur (verzadigd met H’s)
Onverzadigd vetzuur
= in C-keten vetzuur komen dubbele bindingen voor
Mono-onverzadigd vetzuur
= vetzuur met 1 dubbele binding in de C-keten
Poly-onverzadigd vetzuur
= vetzuur met meerder dubbele bindingen in de C-keten
Transvetzuur
= onverzadigd vetzuur met minstens één dubbele binding in trans-vorm
Cisvetzuur
= onverzadigd vetzuur met enkel dubbele bindingen in cis-vorm
Omega 3-vetzuur
= vetzuur met laatste dubbele binding op 3de laatste C-atoom
Essentiële voedingsstof
= Voedingsstof die we met het voedsel moeten opnemen, omdat we ze zelf niet kunnen aanmaken.
Essentieel aminozuur
= Aminozuur dat we met het voedsel moeten opnemen, omdat we het zelf niet kunnen aanmaken.
Onvolwaardig eiwit
= Eiwit waarin één of meer essentiële aminozuren ontbreken.
Volwaardig eiwit
= Eiwit waarin alle essentiële aminozuren aanwezig zijn.
Triglyceriden
= tri → 3 vetzuren, glyceriden → opgebouwd met glycerol.