stuvia begrippen Flashcards
de 4 a’s naast hallucioneren en wanen bij schizofrenie
- ambivalentie (geen keuzes maken)
- affect (verminderde expressie)
- autism (verminderde soc. interacties
- associatie zwakte (logische verbanden leggen)
hersenen bij schizofrene mensen (3 dingen)
- kleiner volume grijze stof in amygdala en hippocampus
- normale asymmetrie in hersenhelften niet aanwezig
- verandering in witte stof banen
anti psychotica schizofrenie
chloorpromazine
- heeft een dopamine antagonistische werken (blokkeert de stof)
veel bijwerkingen
cross-sectioneel
binnen populatie ziektebeeld
substitutie
bij hersenbeschadiging kunnen andere delen van de hersenen op bepaalde hoogte functies overnemen
fTD en heteroanamnese
belangrijk omdat dit ziektebeeld zich kenmerkt door VROEGE KARAKTERVERANDERINGEN en een BEPERKT ziekebeeld inzicht
sensitiviteit
de kans dat iemand met een stoornis als ‘gestoord’ uit de test komt
Specificiteit
de kans dat iemand zonder stoornis als niet gestoord uit de test komt.
… is hoger bij patienten dan in een random populatie
prevalentie
symptoom validiteit test
test om onderpresteren op te sporen
consistent mapping
een bepaalde stimulus zorgt voor eenzelfde respons. Door herhaling ontstaat er een stevige verbinding tussen stimulus en respons
gross & schutz interventie methode
- ## omgevingsaanpassing
dynamiek geneesmiddel
is wat geneesmiddel met lichaam doet