Structuur en omvang van de vermogensbehoefte en het vermogensaanbod Flashcards
Afnemerskrediet
Het krediet dat verleend wordt door afnemers
Cashflow
De netto-ontvangsten van de onderneming (bruto-ontvangsten minus uitgaven)
Controller
Een functionaris binnen de organisatie die zicht bezighoudt met administratieve beheersing van bedrijfsprocessen
Diversiteit (financiële)
Een begrip bij de bepaling van vermogensbehoefte, indien pieken en dalen in de vermogensbehoefte van ieder afzonderlijk activum niet op hetzelfde tijdstip samenvallen.
Eerstehands vermogen
Vermogen dat direct, zonder tussenkomst van een bank, van geldgever aan geldvrager overgedragen wordt.
Factoring
Een financieringsvorm waarbij de factoor het kredietrisico van alle vorderingen di bij vooraf heeft goedgekeurd, overneemt.
Financial leasing
Een onopzegbaar huurcontract, waarvan de looptijd minimaal 75% van de economische levensduur is.
Geldmarkt
Vermogensmarkt waarop men vermogenstitels verhandelt met een looptijd korter dan een a twee jaar.
Gemiddelde boekhoudkundige rentabiliteit
De gemiddelde winst na belasting als percentage van het gemiddeld geïnvesteerd vermogen.
Gouden balansregel
Een financieringsregel waarbij een onderneming alleen het fluctuerende deel van de vlottende activa met kort vermogen financiert.
Institutionele beleggers
Ondernemingen die als gevolg van hun hoofdfunctie geld aanbieden, bijvoorbeeld spaarbanken, pensioenfondsen en verzekeringsmaatschappijen.
Intensieve financiering
Een vorm van financiering waarbij de onderneming het gebruik van geld intensiveert.
Interne financiering
De financiering door middel van besparingen, automatisch opgewekt vermogensaanbod of intensivering van het geldgebruik.
Interne rentabiliteit
Het percentage waarmee de toekomstige cashflows contant gemaakt moeten worden om op het investeringsbedrag uit te komen.
Kapitaalgoederen
Alle materiële en immateriële activa.