Financieringsstructuur Flashcards
Aandeel
Deelname in het nominale aandelenkapitaal in een NV of BV respectievelijk een bewijsstuk dat de NV verstrekt als bewijs dat de houder mede-eigenaar is van de NV.
Achterstellingsclausule
De clausule waarin wordt bepaald dat aflossing en rentebetaling van lening pas plaatsvinden nadat aan alle andere schuldeisers is voldaan.
Agioreserve
De reserve die bij de onderneming ontstaat doordat de aandelen voor een hogere koers dan nominaal worden geëmitteerd. Alle ontvangsten boven nominaal worden opgenomen in de agio-reserve.
Cashdividend
Het dividend in contanten
Claim
Een dividendbewijs waaraan de onderneming het recht verbindt op een nieuwe emissie in te schrijven tegen voorkeurskoers.
Conversie van een lening
De omzetting door een onderneming van een lening in een andere lening, vaak tegen een lagere rent of tegen andere voorwaarden.
Conversiekoers
De koers die de houder van een converteerbare obligatie voor de aandelen betaalt wanneer hij van het conversierecht gebruikmaakt.
Converteerbare obligatie
De obligatie waarbij de houder het recht heeft gedurende een vooraf vastgestelde periode tegen een vooraf vastgesteld koers de obligaties om te wisselen in aandelen.
Cumulatief preferente aandelen
Aandelen die het recht geven op preferent dividend. Wanneer dit dividend in een bepaald jaar niet wordt uitbetaald, houdt de aandeelhouder recht op deze uitkering.
Financieringsstructuur
De vermogensstructuur van de onderneming die aangeeft in welke mate zij gebruik heeft gemaakt van verschillende bronnen van eigen en vreemd vermogen.
Garantievermogen
Het risicodragend vermogen van de onderneming.
Hypothecaire obligatielening
De obligatielening waarbij de onderneming, via het met hypotheek bezwaren van onroerend goed, terugbetaling waarborgt.
Inkomstenobligatie
De obligatie waarbij de obligatiehouder alleen rente ontvangt als de winst dit toelaat.
Informal investors
Ex-ondernemers die vermogen, ervaring, advies en betrokkenheid beschikbaar stellen aan andere ondernemingen.
Kapitaalobligatie
De achtergestelde obligatie die wordt uitgegeven door banken.
Leverancierskrediet
Het krediet dat wordt verstrekt dor een leverancier aan een onderneming.
Middellang krediet
Het krediet met een looptijd van twee tot tien jaar.
Negatieve hypotheekclausule
Een hypotheekclausule waarbij de onderneming met de obligatiehouders overeenkomst bepaalde onroerende goederen niet met hypotheek te bezwaren, zolang de obligatielening niet is afgelost.
Niet-ondernemend vermogen
Het vermogen dat wordt verstrekt aan een onderneming, maar waarover de verstrekker geen bedrijfsrisico wenst te lopen.
Obligatielening
Een lening die bestaat uit een aantal identieke schuldbekentenissen in bepaalde coupures (bijvoorbeeld € 500 nominaal).
Onderhandse lening
Een niet-openbare lening.
Ondernemend vermogen
Het vermogen waarover bedrijfsrisico wordt gelopen.
Preferente aandelen
Aandelen die bevoorrecht zijn boven andere aandelen, met betrekking tot zeggenschap of winstdeling.
Rekening-courantkrediet
Een bankkrediet waarover de onderneming tot een bepaalde grens steeds kan beschikken.