Liquiditeit, rentabiliteit en solvabiliteit van ondernemingen Flashcards
Bedrijfsrentabiliteit
De rentabiliteit van het binnen het bedrijf geïnvesteerde vermogen.
Current ratio
De vlottende activa, gedeeld door de vlottende passiva.
Dividendstabilisatie
Een situatie waarin de onderneming elk jaar hetzelfde dividendpercentage uitkeert.
Dynamische liquiditeit of stroomliquiditeit
Een gegeven waaruit blijkt of de ingaande geldstroom de uitgaande geldstroom kan financieren.
EBIT
Earnings Before Income and Taxes. Dit is de opbrengst van het totale vermogen, dus de winst voor belastingen plus interest over het vreemd vermogen.
EBITA
Earnings Before Interest, Taxes and Amortisation (Amortisation is onder andere afschrijving of afboeking op immateriële vast activa zoals goodwill).
EBITDA
Earnings Before Interest, Taxes and Depreciation (afschrijving op materiele vaste activa) and Amortisation (o.a. afschrijving of afboeking op immateriële vast activa zoals goodwill).
Economische rentabiliteit
De rentabiliteit van het totale, in de onderneming geïnvesteerde vermogen.
Financieel hefboomeffect
Het verschijnsel dat het verschil tussen rentabiliteit van het totale vermogen en de rentabiliteit van het vreemd vermogen ten goede of ten laste komt van de rentabiliteit van het eigen vermogen.
Financieel meerjarenplan
Een plan waaruit de gevolgen voor de financiering van alle voorgenomen ondernemingsbeslissingen blijken.
Formele reserve
Het eigen vermogen, boven het nominaal ingebrachte vermogen.
Interest coverage ratio
Rentdekking. ICR = winst voor belastingen plus interest/rentelasten.
Kapitaalreserves
Agioreserve of herwaarderingsreserve.
Kwalitatieve elasticiteit
Een zodanige financieringswijze dat de ene financieringsfiguur desgewenst kan worden vervangen door een andere, zodat ‘omfinanciering’ mogelijk is.
Kwantitatieve elasticiteit
Een zodanige vermogensstructuur dat snel en goed kan worden ingespeeld op zowel een grotere als een kleinere vermogensbehoefte.