Strafrechtelijke verantwoordelijkheid Flashcards
Strafrechtelijke verantwoordelijkheid
Strafrecht = schuldstrafrecht. Geen pechstrafrecht. Nullum crimen sine culpa.
Enge betekenis = schuld is gelijk aan het moreel element van opzet of onachtzaamheid
Bredere betekenis = verwijtbaarheid. Strafbare gedraging gepleegd met in de delictsomschrijving vereiste schuldvorm leidt tot tot strafrechtelijke verantwoordelijkheid voor zover schuld niet is opgeheven door schulduitsluitingsgronden.
Als misdrijf omschreven feit
Minderjarige is in principe schuldonbekwaam / onterekekingsvatbaar. Art. 36, 4° Jeugdbeschermingswet.
Niet onvoorwaardelijk. Opzet wordt niet uitgesloten. Uitz. 16-18 j op ogenblik feiten = uithandengeving. Vervolging en berechting volgens het gewone strafrecht.
Internering - collocatie
Internering = maatregel ter bescherming van de maatschappij ter vervanging van strafsanctie (art. 71 Sw en art. 9 interneringswet) Collocatie = opname ter observatie. Vrijheidsberoving van niet-delinquente geestesgestoorden.
Schuld en objectieve aansprakelijkheid
In principe uitgesloten, want onverenigbaar met nullum crimen sine culpa. Uitzonderingen:
1) Equivalentieleer voor gevolgdelicten
2) Accessoriteit (strafbare deelneming)
3) Culpa in causa (bij misdrijven veroorzaakt in toestand van dronkenschap)
4) Objectieve AH in opmars voor burgerlijke AH wegens strafbare feiten
Morele en materiële causaliteit
Morele causaliteit = wat heeft dader tot misdrijf gebracht (inwending)?
Materiële causaliteit = oorzakelijk verband tussen gedrag en eventuele gevolgen?
Verschillende leerstukken schuld en causaliteit
(1) Equivalentieleer = slachtoffervriendelijk
Alle antecedenten van een gevolg zijn een mogelijke oorzaak
(2) Adequatieleer = dadervriendelijk
Enkel de antecedenten waarvan de gevolgen voorzienbaar waren
Heersende RS= equivalentieleer, ondanks onbillijke resultaten en onverenigbaar met nullum crimen sine culpa.
Strafrechtelijke schuld en aquiliaanse fout (buitencontractuele burgerlijke AS)
Gelijkschakeling strafrechtelijke fout met aquiliaanse fout (art. 4 VTSv.) Strafvordering primeert op burgerlijke vordering. Le criminel tient le civil en état.
Burgerlijke rechter gebonden door wat strafrechter beslist.
Voordelen = eenvoudig, procedurele besparing, geen tegenstrijdigheid
Nadelen = schending subsidiariteitsbeginsel (SR = ultimum remedium), enkel bestraffing zwaartse fout. Aquiliaanse fout normaal elke schadeveroorzaken fout.
Opzet
In de wet enkel t.a.v. levensdelicten (art. 393 Sw)
RS: de doelgerichte wil de handeling te stellen die de wet verbiedt (kwade bedoelingen niet vereist, opzet sluit goede trouw niet uit)
Kennis - en wilselement
Strafbaarstelling => Motief of beweegreden = irrelevant. Tenzij: gans bijzonder opzet.
Straftoemeting => motief kan in aanmerking worden genomen
Graden van opzet
(1) Algemeen opzet (dolus generalis): wetens en willens (klassieke leer), Legros: algemeen opzet = afwezigheid van dwaling en dwang (onoverwinnelijke dwaling, onweerstaanbare dwang) Geen duidelijke voorkeur in Rs
(2) Bijzonder opzet (dolus specialis): kwaadwilligheid als bijzondere geestesgesteldheid is vereist voor de strafbaarstelling. Steeds uitdrukkelijk in wet.
(3) Gans bijzonder opzet = bepaalde beweegreden is vereist in de delictsomschrijving (uitzonderlijk). Bv. gijzeling - bedoeling slachtoffer borg voor voldoening bevel / voorwaarde
Modaliteiten van opzet
(1) Rechtstreeks opzet (bepaald of onbepaald)
(2) Onrechtstreeks opzet (ongewild neveneffect leidt tot gevolgdelict)
(3) Potentieel weten (had moeten weten test)
Onachtzaamheid
Wetsovertreding uit gebrek aan voorzorg of voorzichtigheid (art. 418 Sw)
Criterium: culpa levissima in abstracto. Gemiddelde redelijke en vooruitziende persoon;
Schulduitsluitingsgronden
Omstandigheden die meebrengen dat het misdrijf niet aan de dader kan worden verweten.
- Dwang of overmacht (art. 71 Sw)
- Dwaling en onwetendheid (RS - RL)
- Jeugdige leeftijd en geestesstoornis
Dwang - dwaling
(1) Dwang: wilselement. Onweerstaanbaar, uitschakeling vrije wil en niet aan dader te wijten.
(2) Dwaling = cognitief element. Oordeelsvorming dader is onoverwinnelijk aangetast door onwetendheid m.b.t. feiten of strafbaarheid gedraging
Dwaling m.b.t. rechtvaardigingsgronden
Dader in de veronderstelling dat rechtvaardigingsgronden van toepassing waren.
1) Putatieve noodweer
2) Putatieve noodtoestand
3) Putatief hoger bevel