Inleiding - Strafwet Flashcards

1
Q

Materieel strafrecht

A

Het geheel van rechtsregels waardoor bepaalde gedragingen strafbaar worden gesteld en gesanctioneerd (verbodsbepalingen)

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
2
Q

Formeel strafrecht

A

Het geheel van procedurele rechtsregels volgens dewelke het materieel strafrecht moet worden toegepast

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
3
Q

Archaïsch stelsel

A

Primitieve maatschappij waarbij het talio-recht heerst (oog om oog, tand om tand). Recht als privé aangelegenheid met wraaknemingen en vendetta’s.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
4
Q

Middeleeuwen

A

(1) Oudgermaans strafrecht (accusatoir) met rondtrekkende rechters (enquête du pays, infamia-procedure)
(2) Inquisitoir strafproces: actieve rol van de recht die functie van OM en rechter cumuleert. Bewijs bij de vervolgende partij.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
5
Q

Verlicht

A

Ius punendi: schending van het contrat social. Bescherming van de burger o.b.v. van de Magna Charta (Beccaria): legaliteitsbeginsel, subsidiariteitsbeginsel en proportionaliteitsbeginsel.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
6
Q

Functies van de straf

A
Vergelding
Verzoening
Herstel schade
Algemene preventie
Bijzondere preventie
Resocialiseringsidee
How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
7
Q

Klassieke leer

A

Mensbeeld: idealistisch vrije mens - daad
Schuld: nullum crimen sinea culpa
Doel en functie straf: vergelding (in context sociaal contract), algemene preventie (kennis straf), bijzondere preventie (ervaring straf) en resocialisering werd verondersteld

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
8
Q

Positivisme en sociaal verweer

A

Mensbeeld: gedetermineerde mens (Lombroso) - dader
Schuld: misdrijf resultaat externe factoren. Gevaarsnotie.
Doel en functie straf: vergelding (onethisch), algemene preventie (vb. armoedebestrijding), bijzondere preventie (enige doel), resocialisering (straf is geen doel op zich)

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
9
Q

Nieuw sociaal verweer

A

Mensbeeld: verzoening klassiek - positivisime. Wettelijke verantwoordelijkheid.
Schuld: aanvaarding klassieke uitgangspunten, met resocialiseringsidee voorop. Individualisering
Doel en functie straf: vermindering en uitschakeling criminaliteit

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
10
Q

Tweesporenstelsel

A

Normale delinquenten - Jongeren en geesteszieken

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
11
Q

Magna charta op de helling

A

Legaliteit: meer strafbepalingen, meer niveaus, blanco strafwetten
Subsidiariteit: SR niet langer als ultimum remedium, maar als handhavingsinstrument
Proportionaliteit: straftoemeting niet enkel op basis van de ernst van het misdrijf

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
12
Q

Nieuw realisme / neoclassicisme

A

Reactie op positivisme en nieuw sociaal verweer o.b.v. klassieke leer. Te veel beleidsvrijheid, te veel beslissingsruimte voor rechters, te grote flexibiliteit bij strafuitvoering en te weinig aandacht voor slachtoffer.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
13
Q

Radicale strekking

A

Strekking binnen het nieuw realisme als reactie op het netwidening effect.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
14
Q

Abolitionisme

A

Strekking binnen het nieuw realisme. Afschaffen van het strafrecht.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
15
Q

Due process-strekking

A

Strekking binnen het nieuw realisme. Procedurele waarborgen.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
16
Q

Justice model

A

Strekking binnen het nieuw realisme ijvert voor repenalisering.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
17
Q

Economische analyse van het recht

A

Critical legal studies

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
18
Q

Strafrechtsketen

A
Strafbaarstelling = wetgevende macht
Opsporing = politie
Vervolging = OM/PdK - OZR/KI
Straftoemeting = rechter 
Strafuitvoering = SURB / Minister van Justitie
How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
19
Q

Verbodsbeginselen strafbaarstelling

A

(1) Verbod op rechterlijke incriminatie (strikte interpretatie van SW en rechter mag niet oordelen over opportuniteit toepassing SW)
(2) Verbod op uitvoerende incriminatie (echter: mildering door blanco-strafwetten)

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
20
Q

Strafbaarstelling: democratische consensus

A

Spanningsveld fundamenteel strafwaardig (mala in se) en andere (mala quia prohibitia)
Evolutie in tijd en ruimte.
Ambivalent gevoel rond economische en financiële misdrijven.
Eensgezindheid moeilijker in moderne MIJ

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
21
Q

Strafbaarstelling: subsidiariteit

A

Strafrechtelijk of ander controlemechanisme?
Indien ander: magna charta en rechten verdediging?
Sommige strafbaarstellingen eerder symbolisch (pesten)

22
Q

Sentencing guidelines

A

Mogelijke remedie om (te?) grote beoordelingsvrijheid rechter in te perken

23
Q

Crisis van het strafrecht

A

Verbetering: rechtspositie beklaagde
Echter: voortdurende uitbreiding, ontgoochelende resultaten vervangingsmechanismen

Grote meerderheid misdrijven niet opgelost
Lang niet allemaal vastgesteld 
Recidivegraad onveranderd 
Morele waarde ondermijnd
Coördinatie loopt mank
Gevoel straffeloosheid

Conclusie: Verscherping en Afslanking

24
Q

Decriminalisering - depenalisering

A
Decriminalisering = afschaffing inbreuk en sanctie
Depenalisering = behoud inbreuk, vervangen sanctie (administratief, disciplinair, alternatief, fiscaal, medicalisering)
25
Q

Verhouding materieel en bijzonder strafrecht

A

Art. 100 Sw. scharnierartikel regelt dat algemene beginselen uit boek I van toepassing zijn op bijzondere wetten. Uitzonderingen: mogelijkheid tot afwijking en niet automatisch (strafbare deelneming en verzachtende omstandigheden bij wanbedrijven)

26
Q

Strafprocesrecht

A

Inquisitoir vooronderzoek en accusatoire rechtspleging

27
Q

Legaliteitsbeginsel

A

Nullum crimen, nulla poena, sine lege (nuance bij lege)

Geen delict, geen straf, zonder voorafgaande strafbepaling

28
Q

Beginselen die voortvloeien uit legaliteitsbeginsel

A
  • Strikte interpretatie van de strafwet
  • Niet-retroactieve werking van de strafwet
  • Lex-certa: vereiste van de redelijke voorzienbaarheid
29
Q

Letterlijke / strikte interpretatie van de strafwet

A

Strikt taalkundig. Uitzondering: evolutieve interpretatie mogelijk.
Soms ook interpretatie in de wet: vb. Nacht (art. 478 Sw.)

30
Q

Teleologische interpretatie

A
Zoektocht naar de bedoeling van de wetgever. 
Zowel extensief (uitgebreid) als evolutief (veranderend). Mogelijk indien 1) feit onder definitie valt 2) zekerheid bestaat over wil wetgever
31
Q

Analogische interpretatie

A

Strafbaarstelling op vergelijkbare situaties die niet door wetgever zijn beoogd.
Verboden: analogia in malam partem
Toegelaten: analogia in bonam partem (in voordeel beklaagde)

32
Q

In dubio pro reo

A

Twijfel over schuld, dan kan beklaagde niet worden veroordeeld.
Betreft hier twijfel over de schuld, niet over de toepasselijke wet(sinterpretatie)

33
Q

Strafbaarstellingen strijdig met EVRM

A
  • Vermoeden van onschuld (art. 6.2 EVRM): echter weerlegbare schuldpresumtie soms toegelaten
  • Recht op een eerlijk proces (vb. zwijgrecht)
  • Recht op privacy (vb. SM)
  • Recht op vrije meningsuiting / godsdienstvrijheid (Vb. Strafrechtelijk verbod informatieverspreiding abortus Ierland)
  • Beperkingen gelijkheidsbeginsel
  • Decriminalisering abortus en euthanasie : EHRM eerder afzijdig
34
Q

Straffen strijdig met EVRM

A
  • Onmenselijk en vernederende straffen (art. 3 EVRM)
  • Doodstraf kan wel ?! (art. 2 EVRM): death row
  • Disproportionele straffen
  • Strijdig met recht op eigendom (protocol 1 EVRM)
  • Gelijkheidsbeginsel
35
Q

Geldingsduur strafwet

A
  • Beginpunt: vanaf regelmatige bekendmaking (10d. BS)
  • Eindpunt: opheffing wetgever
    Geen opheffing door onbruik (wel verzachtende omstandigheden, abortusartsen)
    Vernietiging GwH
36
Q

Wetsconflicten in de tijd

A

Wetgeving ten tijde van feiten is anders dan ten tijde van berechting.
Principe: toepasselijk R = R op moment feiten
Uitzondering:

Strengere strafwet niet retroactief (art. 2, lid 1 Sw), tenzij voor niet-strafrechtelijke sancties, procedurewetten en interpretatieve wetten

Mildere strafwet wel retroactief (art. 2, lid 2 Sw) = lex mitior

37
Q

Schending gelijkheidsbeginsel

A
  • Alle Belgen gelijk voor de wet
  • Annulatieberoep bij GwH door belanghebbende (6m)
  • Prejudiciële vraag indien onverenigbaar met art. 10 en 11 Gw
  • Grondrecht uit internationaal verdrag: GwH beslist indien grondrecht in GW wordt gewaarborgd
38
Q

Strafrechtelijke verantwoordelijkheid rechtspersonen

A
  • Materiële (geen morele) toerekening
  • Algemene strafbaarstelling RP (art. 5 Sw)
  • Straf RP? art. 7 Sw
  • Strijdig met individuele strafrechtelijke verantwoordelijkheid? Cumul mogelijk
  • Is het SR wel een aangepast sanctioneringsmechanisme?
  • Rechten van verdediging van toepassing. Art. 6 EVRM
39
Q

Strafrechtelijke immuniteit publieke rechtspersonen

A

Afgeschaft.
Opgelet: niet langer strafrechtelijke immuniteit, maar wel nog steeds vrijstelling van straf voor politieke publieke rechtspersonen via de eenvoudige schuldigverklaring. Art. 7bis in fine Sw.

40
Q

Schuldonbekwamen

A

Minderjarigen en geestesgestoorden. Geen bestraffing, want moreel element niet gerealiseerd.
Wel niet-repressieve vervangingsmaatregel.
(1) Als misdrijf omschreven feit (mof)
(2) Verontrustende opvoedingssituatie (vos)

41
Q

Schijnbare uitzonderingen: immuniteiten en voorrechten

A

Immuniteiten van volksvertegenwoordigers en ministers: procedurele beletsels maken strafrechtelijke veroordeling niet onmogelijk
Voorrecht van rechtsmacht: speciale procedure voor magistraten belet geen uiteindelijke veroordeling

42
Q

Jurisdictierecht

A

Rechtsmachtrecht. Regels betreffende de toepassing van de wet in de ruimte.
Principe: territorialiteit (art. 3 Sw)

43
Q

Ne bis in idem

A

Principe dat stelt dat iemand niet tweemaal voor dezelfde feiten kan worden veroordeeld (dubbele incriminatie). In België geldt dit enkel voor buitenlandse vonnissen m.b.t. misdrijven die in het buitenland zijn gepleegd.

44
Q

Belgische schepen

Belgische vliegtuigen

A
  • Schip is territoir, ook in volle zee. Oorlogsschepen onschendbaarheid, koopvaardijschepen niet.
  • Plane is territoir. Militaire vliegtuigen onschendbaar mits toestemming luchtruim, particuliere vliegtuigen niet.
45
Q

Lokaliseringstheorieën

A

Bepaling plaats misdrijf o.b.v. gedraging, het instrument en het gevolg

46
Q

Ubiquiteitsleer (België)

A

Ubiquiteit (alomtegenwoordigheid).
De ubiquiteitsleer houdt in dat het misdrijf overal gelokaliseerd kan worden waar een van de constitutieve bestanddelen zich heeft voorgedaan. Dus: kijken naar wet wat constitutief bestanddeel is.

47
Q

Effectenleer (VS)

A

Naast constitutieve bestanddelen kijkt men ook naar verder verwijderde gevolgen als lokaliseringscriterium.

48
Q

Leer van de ondeelbaarheid

A

Belgische rechter mag kennis nemen van alle elementen van het misdrijf die een ondeelbaar geheel vormen met het misdrijf gepleegd op het Belgisch grondgebied.

49
Q

Risico’s en voorwaarden extraterritoriale toepassing strafwet

A

Risico’s: hineinregieren - blootstelling meerdere vervolgingen voor dezelfde feiten
Voorwaarden: dubbele incriminatie (ne bis in idem) voor extraterritoriaal misdrijf
Yerodia: jurisdiction to prescribe (indien toegelaten door IR), but no jurisdiction to enforce (toestemming nodig voor daden van tenuitvoerlegging)

50
Q

Volkenrechtelijke aanknopingspunten extraterritoriale misdrijven

A
  1. Beschermingsbeginsel (zelfbeschermingsrecht staat)
  2. Actief personaliteitsbeginsel (nationaliteit dader)
    Gedragingen door nationale onderdanen (compensatie voor niet-uitlevering)
  3. Passief personaliteitsbeginsel (nationaliteit slachtoffer)
    Gedragingen tegen nationale onderdanen strafbaar stellen
  4. Universaliteitsbeginsel (internationaal strafwaardig karakter). Niet langer genocide, wel sekstoerisme en mensenhandel universele jurisdictie in België
  5. Vertegenwoordigingsbeginsel (verzoek van de bevoegde staat). Aut dedere aut judicare (Wie niet uitlevert, moet vervolgen)
51
Q

Dubbele incriminatie

A

Voorwaarde voor extraterritoriale rechtsmacht. Feit dat wordt vervolgd in België moet ook strafbaar zijn naar de lex loci delicti. De kwalificatie moet niet noodzakelijk overeenstemmen.

52
Q

Internationale misdrijven

A

Art. 12bis VTSv. Extraterritoriale rechtsmacht in geval opgelegd door toetreding verdrag.
Federale procureur.