strafrecht Flashcards

1
Q

Civiele/burgerlijk recht

A

regelt de verhouding tussen burgers onderling

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
2
Q

OvJ

A

vertegenwoordiger van het staatsorgaan dat belast is met de vervolging van vedachten (Openbaar Ministerie)

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
3
Q

Vergelding

A

vergeldingsaspect kan zorgen voor morele genoegdoening: de dader heeft kwaad afgeroepen over de sanleving en daarom roept de samenleving kwaad af over hem.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
4
Q

Preventie

A

Mensen willen geen straf krijgen, dus zullen zij gedrag dat mogelijk tot straf leidt, zoveel mogelijk proberen te voorkomen. Opleggen van een straf zou moeten leiden dat minder mensen strafbare feiten plegen

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
5
Q

2 soorten preventie

A

speciale preventie, generale preventie.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
6
Q

speciale preventie

A

dat een dader die in aanraking is gekomen met de gevolgen van het overschrijden van een strafrechtelijke norm, de volgende keer wel twee keer zal nadenken, voordat hij nog eens iets dergelijks doet

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
7
Q

Voorwaardelijke straffen:

A

dat gedurende de proeftijd niet opnieuw aan een strafbaar feit schuldig maakt

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
8
Q

Generale preventie

A

ook andeen dan de gestrafte lering trekken uit het feit dat er voor het plegen van een strafbaar feit straf opgelegd kan worden. De gestrafte moet een voorbeeld zijn dat potentiele wetsovertreders afschrikt.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
9
Q

Materieel srafrecht

A

men heeft het dan over de vraag wat een strafbaar feit is// bepaalt welk gedrag niet toegestaan is en welke personen daarvoor kunnen worden gestraft. § Strafbepalingen,
Algemene leerstukken die betrekking hebben op de uitsluiting van strafbaarheid (bijv noodweer) en uitbreiding van strafbaarheid (poging en medeplichtigheid)

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
10
Q

Formele strafrecht

A

bepaalt welke regels meoten worden gevolgd wanneer een norm van het materiele strafrecht vermoedelijk is voertreden. Geeft de regels voor bevoegdheden van de politie, de duur van de voorlopige hecthenis, de inhoud van dagvaardingen en het instellen van hoger beroep

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
11
Q

Sanctierecht

A

betrekking op de voorwaarden waaronder bepaalde straffen mogen worden opgelegd en en uitvoer gelegd

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
12
Q

Wet in formele zin:

A

wet die tot stand is gekomen in samenwerking tussen de regering en de staten-generaal. Zegt alleen iets over de manier waarop de wet tot stand is gekomen en zegt niets over de inhoud ervan

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
13
Q

Wet in materiele zin:

A

bedoelt men slechts aan te geven dat de betrefende wet, of dit nu een wet in formele zin is of niet, algemene regels bevat die de burgers binden

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
14
Q

Commune strafrec

A

het strafrecht dat in de wetboeken is opgenomen

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
15
Q

Bijzondere strafwetten

A

strafbepalingen aan die behoren tot het materiële strafrecht, maar ook bevoegdheden die behoren to tformele strafrecht, Opiumwet, wet wapens en munitie

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
16
Q

Wetboeken

A

wetten waarin het algemene deel van het strafrecht en het strafprocesrecht is opgenomen

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
17
Q

Strafbepaling

A

bestaat uit delictsomschrijving, een kwalificatie-aanduiding en een strafbedreiging.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
18
Q

Delictomschrijving

A

geeft aan welke ongewenste gedraging de wetgever strafbaar heeft willen stellen.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
19
Q

Kwalificatie-aanduiding

A

maakt duidelijk hoe het gedrag in juridisch opzicht moet worden genoemd.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
20
Q

Strafbedreiging

A

bepaalt welke soort straf mag worden opgelegd en wat het maximum daarbij is.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
21
Q

Strafbaar feit:

A

menselijke gedraging die valt binnen de grenzen van een wettelijke delictsomschrijving, die wederrechtelijk is en aan schuld te wijten. Hierin liggen 4 componenten van eht strafbare feit besloten, die tevens cumulatieve voorwaarden zijn waaraan moet zijn voldaan voordat iemand gestraft kan worden.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
22
Q

vierlagenmodel

A

1) Menselijke gedraging (MG)
2) Wettelijke delictsomschrijving (DO)
3) Wederrechtelijkheid (W)
4) Schuld (als verwijtbaarheid, V)

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
23
Q

Menselijke gedragingen

A

strafbaar feit gepleegd door mens, rechtspersonen (BV’s, stichtingen en gemeenten)

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
24
Q

Strafprocessueel perspectief

A

de menselijke gedraging zal uiteindelijk tot uitdrukking moeten komen in de tenlastelegging

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
25
Q

Tenlastelegging

A

: processtuk waarin staat beschreven welke gedraging de verdachte, volgens de officier van justitie, zou hebben verricht.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
26
Q

B) De wettelijke delictsomschrijving

A

Menselijke gedragingen moeten vallen binnen de grenzen van een wettelijke delictsomschrijving. -> gedragingen zijn pas strafbaar als zij in de strafwet terug te vinden zijn. De feitelijke gedraging moet een juridische duiding (juridisch etiket) krijgen.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
27
Q

Kwalificatie

A

in strafprocessueel perspectief zal de rechter in iedere individuele strafzaak de bewezen verklaarde feitelijke gedraging uti de tenlastelegging juridisch moeten noemen

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
28
Q

C) De wederrechtelijkheid

A

□ Voorwaarde van strafbaarheid
“de aanwezigheid van wederrechtelijkheid van bepaald gedrag is dan eigenlijk niet meer dan een veronderstelde afwezigheid van een geldig excuus voor het vervullen van de delictsomschirjivng”. Er kunnen omstandigheden oordoen die het gedrag rechtvaardigen -> wel uitzonderignsgevalllen

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
29
Q

Rechtvaardigheidsgrond

A

in meeste gevallen waarin ieiamdn opzettelijk om het elven wordt gebracht bestaat geen rechtvaardiging. Maar in uitzonderlijke gevlalen kan dat anders zijn -> dan bestaat er een grond om aan te nemen dat de gedraging niet wederrechtelijk wa

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
30
Q

De schuld “verwijtbaarheid”

A

□ Niemand mag gestraft worden zonder dat hij (een bepaalde mate van) schuld heeft.
□ “verwijtbaarheid”: daarvan is sprake als men van iemand in redelijkheid kon vergen dat hij zich anders gedroeg dan hij deed.
Als iemand een reeel gedragsalternatief had (een andere optie had dan het overtreden van de wet)

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
31
Q

Schulduitsluitingsgronden

A

de redenen om aan te nemen dat het vervullen van de delictsomschrijving niet verwijtbaar is. ® Vaak bij geestelijke toestanden -> ontoerrekeningsvatbaarheid

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
32
Q

Legaliteitsbeginsel

A

strafbepalingen altijd in het geschreven recht terug te vinden moeten zijn

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
33
Q

Kwalificatie

A

de rechter moet in een vonnis ook altijd precies aangeven waar in de wet het feit dat de verdachte heeft gepleegd strafbaar is gesteld

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
34
Q

verbod van terugwerkende kracht

A

Gedrag is pas strafbaar als het ten tijde van het begaan van het feit in de wet strafbaar gesteld is

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
35
Q

Wetshistorische interpretatie

A

om te kunnen bepalen wat de inhoud is van een wetsbepaling, wordt gekeken naar de totstandkomingsgeschiedenis van de bepaling in kwestie. Meestal wordt gekeken naar de Kamerstukken, zoals de memorie van toelichting bij een wetsvoorstel

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
36
Q

Grammaticale interpretatie

A

hierbij wordt de inhoud van de wet bepaald aan de hand van de taalkundige betekenis van de woorden in de desbetreffende bepaling. Ook wordt gelet op het zinsverband

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
37
Q

Systematische interpretatie

A

: bij deze interpretatiemethode wordt de wet uitgelegd aan de hand van de systematiek van de wet

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
38
Q

Teleologische interpretatie

A

bij het bepalen van de inhoud van een wetsterm wordt gekeken naar het doel van de wet(gever)

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
39
Q

Bestanddelen

A

onderdelen van de delictsomschrijving. ▪ Elk bestanddeel moet genoemd worden in de tenlastenlegging door de OvJ. Wanneer aan alle onderdelen is voldaan, betekent nog NIET in alle gevallen sprake van een strafbaar feit. -> daar voor is vereist dat ook aan de niet in de wet opgenomen elkmenten wederrechtelijkehid en verwijtbaarheid is voldaan.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
40
Q

Elementen

A

wederrechtelijkheid en verwijtbaarheid. de niet in de wet opgenomen voorwaarden voor strafbaarheid zijn

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
41
Q

wederrechtelijkheid als bestanddeel

A

een moeilijk geval
○ Bij alle delicten waarbij wederrechtelijkehid in de delictsomschrijving voorkomt, is de wederrechtelijkheid geen element maar een bestanddeel.
→ Gevolgen voor ‘vierlagenmodel’ -> nog maar 3 lagen over:
1) MG
2) DO (W)
3) V

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
42
Q

Procesrechtelijke reden

A

: de indeling naar misdrijven en overtredingen bepaalt goeddeels welk soort rechter bevoegd is om kennis te nemen van een strafzaak (absolute competentie)

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
43
Q

Toepassing van dwangmiddelen:

A

veel dwangmiddelen zoals het aftappen van een telefoon mogen slechts worden toegepast in geval van verdenking van een misdrijf

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
44
Q

Formele delicten

A

handeling, een specifieke omschreven activiteit. Het verrichten van deze handeling is strafbaar gesteld. Voorb: diefstal, snelheidsovertreding, opiumwet, wet wapens en munitie)

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
45
Q

Materiele delicten (gevolgsdelicten):

A

hoeft de wetgever niet een handleing strafbaar gesteld, maar het veroorzaken van een gevolg. Het is hier niet van belang welke handeling heeft geleid tot het strafbare gevolg. Voldoende is dat het strafbare gevolg is ingetreden. VB: (doodslag) Hij die opzettelijk een ander van het leven berooft, wordt, als schuldig aan doodslag, gestraft met gevangenisstraf van ten hoogste 15 jaren of geldboete van de vijfde categorie.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
46
Q

Comissie delicten

A

de delictomschrijvingen die het doen en handelen strafbaar stellen (stelen, vermoorden, vervalsen etc)

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
47
Q

Omissie delicten

A

een feit die niet wordt gepleegd door een handelen, maar door een nalaten. Het niet-handelen is strafbaar gesteld, maar er moet wel duidelijk zijn wie dan wel had moeten handelen// Zoals het nalaten aan iemand die in direct levensgevaar verkeert die hulp te verlenen die men geven kan zonder gevaar voor zichzelf.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
48
Q

Oneigenlijk omissiedelict:

A

als het delict in de wet staat geformuleerd als een commissiedelict, terwijl het wordt gepleegd door een nalaten. (moeder die geen voeding geeft aan baby)

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
49
Q

Bijzondere strafbepaling

A

delictsomschrijvingen die voortbouwen op andere delictsomschrijvingen die als het ware variateis vormen op een thema. Vaak heeft de delictsomschrijving in een bijzondere strafbepaling een extra bestanddeel

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
50
Q

Gekwalificeerd delict

A

als het extra bestanddeel ten opzichte van het gronddelict als strafverzwarend werkt.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
51
Q

Geprivilegieerd delict

A

: als het extra bestanddeel strafverlichtend werkt

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
52
Q

Conditio sine qua non:

A

deze theorie heeft als uitgangspunt dat, indien bij het ontbreken van een schakel in de reeks der gebeurtenissen het gvevolg zou zijn uitgebleven, deze schaekel kennelijk onmisbaar is en derhalve als oorzaak aan te wijzen is.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
53
Q

Causa-proximaleer

A

hierbij wordt ervan uitgegaan dat de veroorzakende factor die het dichstbij het gevolg ligt, in juridisch opzicht als oorzaak moet gelden

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
54
Q

Voorzienbaarheidsleer

A

nadruk ligt op de handleing waarvan kan worden gezegd dat deze een gevolg heeft dat naar algemene ervaringsregels redelijkerwijs voorzienbaar was

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
55
Q

Tekortkomingen voorzienbaarheidsleer

A

ontstaan problemne als de omstandigheden van het geval zo liggen dat het toeval een nogal grote rol heeft gespeeld in het optreden van de gevolgen. Het is dan mogelijk dat er dan een situatie ontstaat waarin men wel aanvolet dat het niet onredelijk zou zijn om eht gevolg toe te rekenen aan de dader maar het problematisch is om te stellen dat de dader het gevolg heeft kunnen voorzien

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
56
Q

Opzet

A

willens en wetens handelen

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
57
Q

Opzet met bedoeling

A

enige doel of streven van de dader is in dat geval het verrichten van de strafbare handeling. Moet sprake zijn van willens en wetens handelen. De dader weet precies aar hij mee bezig en het toebrengen van pijn en letsel is ook precies wat hij beoogt (“opzet met bedoeling”)

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
58
Q

Voorwaardelijk opzet:

A

daders zijn soms zo gericht op hun primaire doel, dat zij de aanmerkelijke kans voor leif nemen dat door hun gedraging ook een ander gevolg zal intreden. Opzet kan dan aangenomen worden ten aanzien van het niet primair beoogde gevolg.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
59
Q

Opzet met noodzakelijkheidsbewustzijn:

A

daarbij eheft de dader een bepaald doel voor ogen, maar hij weet dat het noodzakelijk is een bepaald - niet primair beoogd- gevolg in het leven te roepen om dat doel te bereiken. Er is nu geen sprkae van slecths een aanmerkelijke kans. De kans dat het gevolg intreedt is 100%.
Vb: iemand zet bom op schip om het schip te laten zinken voor verzekeringsgeld, en weet dat het onvermijdelijk is dat de bemanning zo ook komt te overlijden.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
60
Q

Geobjectiveerde delictsbestanddelen

A

Als hoofregel geldt dat alle delictsbestanddelen die volgen na het woord ‘opzettelijk’ hierdoor wordenbestreken. Voor de aan ‘opzettelijk’ voorafgaande bestanddelen geldt dat deze niet bestreken wordendoor het opzet. delictsbestanddelen die niet op het opzet van de dader gericht hoeven te zijn, ook als zij tekstueel pas volgen na het opzetbestanddeel

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
61
Q

Door het gevolg gekwalificeerde delicten

A

belangrik om te bepalen waar het opzet van de pleger van een strafbaarfeit precies op was gericht. de intentie van de dader kan van grote invloed zijn voor het antwoord op de vraag welke strafbaar feit er precies is gepleegd

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
62
Q

Culpa

A

Schuld als bestanddeel. § Als het woord ‘schuld’ in de delictsomschrijving voorkomt, dan betekent schuld niet verwijtbaarheid, maar culpa.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
63
Q

Inhoud van de culpa

A

plegen van een feit kan strafbaar gesteld worden door onvoorzichtigheid.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
64
Q

Culpoos delict

A

een strafbaar feit plegen door gebrek aan beleid, door onvoldoende zorg, door gebrek aan nadenken waar dat eigenlijk nodig was, door onachtzaamheid. Moet vastgesteld worden dat het feitelijke gedrag onder de concrete omstandigheden strijdig is met de eisen van zorgvuldigheid.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
65
Q

“psychische overmacht”

A

neemt de verwijtbaarheid weg door de doodsangsten van de bedreiging met het pistool en kan niet langer verwacht worden dat hij blijft handelen overeenkomstig met de zorgvuldigheidseisen die gelden in het verkeer.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
66
Q

Lichte culpa

A

waarbij de onvoorzichtigheid niet erg groot is

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
67
Q

Zwaardere vorm van culpa

A

onvoorzichtigheid is groot (roekeloosheid)

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
68
Q

Bewuste culpa

A

als de culpoze dader zich realiseert dat hij onvoorzichtig bezig is. ® Bewust zijn van het risico, maar gelooft (zij het achteraf bezien ten onrechte) in een goede afloop.
. roekeloosheid

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
69
Q

Roekeloosheid

A

als er een of meer gedragingen van de dader aangewezen kunnen worden die erop duiden dat door hem welbewust onaanvaardbare risico’s zijn genomen.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
70
Q

Onbewuste culpa:

A

als de wetenschap omtrent de onvoorzichtigheid niet bij de dader aanwezig is

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
71
Q

§ Rechters kunnen twee typen redeneringen gebruiken om te beslissen of het opzet kan worden bewezen:

A

1) Wel objectiveren: Aanwijzingen voor opzettelijk dan wel culpoos handelen worden gevonden in de door rechtbank vastgestelde gedragingen
2) Wel normaliseren: Vergelijking maken met het gedrag van normale mensen: wat weten normale mensen en welke risico’s zouden zij aanvaarden?

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
72
Q

Strafuitsluitingsgronden

A

: Alleen in uitzonderingsgevallen bestaan er rechtsgeldige redenen om aan te nemen dat bij het vervullen van een delictsomschrijving de wederrechtelijkheid of de verwijtbaarheid ontbreekt.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
73
Q

Procesueel perspectief

A

na het onderzoek ter terechtzitting buigt de rechter zich (onder andere) over de vier vragen van artikel 350 Sv ( H11). ○ Als eerste moet de rechter de vraag beantwoorden of het feit bewezen verklaard kan worden. Als dat mogelijk is, dan zal hij vervolgens het feit moeten kwalificeren. Daarna komt aan de orde of het handelen van de verdachte wederrechtelijk is. Vervolgens moet de rechter onderzoeken of het feit de verdachte te verwijten valt

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
74
Q

Atypische delicten

A

culpa of wederrechtelijk staat in de delictsomschrijving. wordt door het vervullen van de delictsomschirijving reeds wederrechtelijk en soms tevens verwijtbaar gehandeld.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
75
Q

Rechtvaardigheidsgronden

A

nemen de wederrechtelijkheid weg. Als een verdachte een geslaagd beroep doet op een rechtvaardigignsgrond, dan betekent dit dat zijn gedrag -achteraf bezien- niet wederrechtelijk was.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
76
Q

Schulduitsluitingsgronden

A

de verwijtbaarheid wegneemt. § Een geslaagd beroep op een strafuisluitignsgrond leidt altijd tot straffeloosheid (er bestaat zonder wederrechtelijkheid of verwijtbaarheid immers geen strafbaar feit)
§ Schulduitsluitngsgronden excuseren de dader, niet de daad

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
77
Q

Rechtvaardigingsgronden

A

a) Noodweer (art. 41 lid 1 Sr)
b) Overmacht als noodtoestand (art. 40 Sr)
c) Bevoegd ambtelijk bevel (art. 43 lid 1 Sr)
d) Wettelijk voorschrift (art. 42 Sr)
e) Ontbreken van materiele wederrechtelijkheid (ongeschreven, Veeartsarrest)

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
78
Q

Schulduitsluitingsgronden

A

a) Noodweerexcess (art. 41 lid 2 Sr)
b) (psyshcische overmacht (art. 40 Sr)
c) Onbevoegd ambtelijk bevel (art. 43 lid 2 Sr)
d) Ontoerekeningsvatbaarheid (art. 39 Sr)
e) Afwezigheid van alle schuld (ongeschreven, melk-en-waterarrest)

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
79
Q

Noodweer

A

het recht van mensen om zich te verdedigen tegen een aanval (41 lid 1 Sr)

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
80
Q

§ noodweer,, Moet dus voldoen worden aan de volgende voorwaarden:

A

a. Ogenblikkelijke en wederrechtelijke aanranding
, b. Lijf, eerbaarheid of goed
c. Geboden en noodzakelijke verdediging

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
81
Q

Noodweerexcess

A

art 41 lid 2 zegt dat een overschrijfing van de porportionele verdediging onder invloed van de door de aanval veroorzaakte emoties vergeelfijk beroep op noodweerexcess alleen mogelijk als ene beroep op noodweer niet mogelij kis wegens schending van het proportionaliteitsvereiste. Een noodweer situatie moet voordoen// Noodweerexcess verontschuldigt diegene die zich in een noodweersituatie disproportioneel verdedigt.’ wanneer een vrouw eerst onzedelijk wordt betast en daarna nadat ze hem op de grond heeft geslagen door blijft met schoppen en slaan doror de panier en angst.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
82
Q

Sprake van dubbele causaliteit bij noodweerexcess

A

de aanval moet de oorzaak zijn van de hevige gemoedsbeweging en die moet weer de oorzaak zijn van de disproportionele verdediging.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
83
Q

Tardief noodweerexces

A

het is mogelijk een geslaagd beroep op noodweerexces te doen in een situatie waarin de aanval reeds voorbij is.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
84
Q

Psychische overmacht

A

(een schulduitsluitingsgrond): als een van buiten komende drang waaraan men redelijkerwijs geen weerstand kan of behoeft te bieden. De persoon in kwestie is dan ‘gedrongen’ tot een strafbaar handelen. Het gaat dan niet om absolute overmacht. bijv met taxichaffeur die pistool tegen het hoofd kreeg en gedwongen werd ergens op in te rijden

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
85
Q

Overmacht als noodtoestand (

A

(een rechtvaardigingsgrond). ◊ Hier doet zich een situatie voor waarin een keuze moet worden gemaakt tussen twee conflicterende plichten: enerzijds de plicht om de strafwet na te leven en anderzijds een zwaarwegende maatschappelijke plicht
} Conflict van plegen moet acuut zijn. De zaken moeten zodanig liggen dat het maken van een keuzen tusen de plichten geen uitstel kan lijden
Voor een geslaagd beroep op overmacht in noodtoestand is in de regel vereist dat de persoon handelt in overeenstemming met de eisen van proportionaliteit en subsidiariteit. De gedraging moet in redelijke verhouding tot het na te streven doel staan (proportioneel) en daarnaast moet de gedraging subsidiair zijn (er mogen geen alternatieve, minder ingrijpende middelen voorhanden zijn)

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
86
Q

Wettelijk voorschift

A

beoogt straffeloosheid te garanderen aan degene die de strafwet overtreedt ter uitvoering van een wettelijk voorschrift.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
87
Q

Ontoerekeningsvatbaarheid

A

§ Tast verwijtbaarheid aan

§ Tast niet automatich opzet aan(willens en wetens handelen)

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
88
Q

Verminderde ontoerekningsvatbaarheid:

A

geen schulduitsluitingsgrond, maar geeft de mate aan waarin een feit aan een verdachte toe te rekennen is (is altijd ja of nee)

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
89
Q

Ongeschreven strafuitsluitingsgronden

A

: deze zijn niet ontstaan als gevolg van wetgeving, maar danken hun bestaan aan de rechtspraak

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
90
Q

Afwezigheid van alle schuld (AVAS

A

tast, net als de andere schulduitsluitingsgronden, de verwijtbaarheid aan van het vierlagen model dat stond voor 4 voorwarden van een strafbaar feit. Een geslaagd beroep op de AVAS houdt in dat de gepleegde wetsovertreding de dader niet te verwijten valt. □ Bijv als je niet weet dat je ergens loopt waar dat niet mag omdat er geen bordjes staan die dat aangeven
□ De dader heeft iets niet geweten en behoefde het ook niet te weten
Melk-en-Waterarrest

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
91
Q

Voorwaarde om rechtsdwaling te kunnen aannemen:

A

De rechtsdwaling is de dwaling omtrent het recht, het niet kennen van het recht of de wet. De vraag is of iemand kan ontsnappen aan de toepassing van de strafwet omdat hij deze strafwet niet kende. dat de verdachte heeft onderzocht welk rechtsregel van toepassing was. Motorpapierenarrest

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
92
Q

ingeblikt opzet

A

. Soms heeft de wetgever het opzetvereiste echter anders uitgedrukt: in enkele gevallen wordt in de wet gebruik gemaakt van de formulering ‘wetende dat’, ‘wist’ of ‘oogmerk’. In deze gevallen wordt het opzet ingeleze

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
93
Q

Strafbare voorbereiding

A

gedragingnen die nog niet een strafbare poging opleveren maar wel reeds duidelijk de intentie vna de potentiele dader ana het licht brengen

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
94
Q

○ Fasen van het ontwikkelen van een plan tot aan de voltooiing van het strafbare feit kunnen schematisch als volgt worden weergegeven:

A

§ Plan-> voorbereiding -> poging -> voltooiing

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
95
Q

Een poging krijgt een gevangenisstraf van

A

een derde minder dan de normale straf

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
96
Q

Vrijwillige terugtred

A

Wanneer de dader zich vrijwijllgig opgeeft is hij niet strafbaar op grond van poging.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
97
Q

Subjectieve theorie begin van uitvoering delict

A

egt de nadruk op de intentie van de dader. Hier is al sprake van uitvoering indien er handelingen worden verrichtr waaruit blijkt dat men naar voltooiing van het misdrijf streeft of, uititng geeft aan de misdadige wil

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
98
Q

Objectieve theorie begin van uitvoering delict

A

de gedraging moet kort gezegd daadwerkelijk een begin vormen van voltooiing van het misdrijf

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
99
Q

Cito-criterium

A

○ De Hoge Raad gaf in dit arrest een nieuw criterium om te kunnen bepalen wanener sprake is van een begin van uitvoering: of een gedraging naar uiterlijke verschijningsvorm beshcouwd moet worden als te zijn gericht op de voltooiing van het misdrijf.
Volgens het cito-arrest moeten de vastgestelde gedragingen naar uiterlijke verschijningsvorm kunnen worden beschouwd als te szijn gericht op voltooiing van het voorgenomen misdrijf.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
100
Q

Zichtbaarheid

A

uiterlijke zichtbaarheid dat je iemand moet zien een poging proberen te doen is niet vereist, blijkt uit Videodozen arrest. ○ Videodozen arrest: van belang voor de vraag welke gedragingen daarbij mogen worden meegewogen
Niet alleen fysieke gedraging, maar ook om alle relevante feiten en omstandigheden waaronder die zijn verricht

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
101
Q

Uiterlijke verschijningsvorm:

A

gaat het dus niet zozeer om de ter plekke zichtbaarheid, maar om hetgeen achteraf objectief vaststelbaar is. Het gaat niet om het zien maar om het weten.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
102
Q

De absolute ondeugdelijke poging

A

gevallen waarin iemand streeft naar het plegen van een strafbaar feit, maar dat doet op een zodanige wijze dat nooit een reeel gevaar voor het slagen van dat misdrijf aanwezig is. (poging tot vergiftiging met een niet dodelijk middel)
○ Niet strafbaar

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
103
Q

Relatief ondeugdelijke poging:

A

het middel is dan in principe -onder normale omstandigheden- geschikt om te komen tot voltooiing, maar door min of meer toevallige omstandigheden blijft die voltooiing uit.
Wel strafbaar

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
104
Q

· Misdrijven waarbij de poging niet strafbaar is gesteld:

A

poging tot eenvudige mishandeling art. 300 Sr)
○ Poging dood door schuld (Roekeloosheid en onoplettendheid zijn voorbeelden van schuld. schuld is dus niet opzettelijk, dus als er poging aan te pas komt dan is het per definitie met opzet en neigt het naar de kant van moord of doodslag)
○ Wederspannigheid (180 Sr) poging is niet goed voor te stellen

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
105
Q

○ Om een voorbereiding te mogen aanneemne:

A

§ Dader moet voorwerpen voorhanden hebben die bestemd zijn om een misdrijf te begaan met een strafbedreiging van 8 of meer jaar.
Hij moet die voorwerpen ook opzettelijk voorhanden hebben met dat doel (moet impliceren dat de dader van plan is met de voorwerpen een concreet misdrijf te begaan.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
106
Q

Onderscheid tussen poging en voorbereiding:

A

○ Belangrijkste verschil: gedraging moet gericht zijn op voltooiing
Jetzt geht es los criterium: men is begonnen met de oplichting door een geindividualiseerd potentieel slachtoffer te benaderen, aan te spreken en hem een voorstel te doen (videodozen arrest)

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
107
Q

Vrijwillige terugtred

A

als de dader zijn poging vrijwillig opgeeft, is hij niet strafbaar (art 46b)
○ Indien het besluit om niet vcrder te gaan met de uitvoering wort genomen op grond van een nieuwe zafweging van dezelfde (externe) omstandigheden. Dus door zijn eigen wil. Niet door externe factoren die de dader dwingen de poging te staken (naderende politiesirene bijv)

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
108
Q

medeplegen

A

· Kenmerkend is dat ook personen die niet de (hele) delictsomschrijving vervullen, toch aansprakelijk kunnen zijn voor het strafbare feit. Deekneming zorgt dus voor een uitbreiding van het bereik van het materiele strafrecht
sprake wanneer twee of meer personen nauw en bewust samenwerken bij het begaan van het strafbare feit. Twee vooraarden besloten: samenwerking van een bepaalde intensiteit en opzet

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
109
Q

Nauwe samenwerking:

A

impliceert dat de bijdrage van de persoon die als medepleger wordt vervolgd, substantieel moet zijn.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
110
Q

De volgende factoren blijkt als indicator voor nauwe samenwerking:

A
  1. Tonen van initiatief bij bedenken of uitvoeren
    2. Voeren van regie voor of achter de schermen
    3. Overduidelijk deel uitmaken van een hechte en planmatig samenwerkende dadergroep
    4. Het leveren van een onmisbare of belangrijke bijdrage
    5. Een zekere inwisselbaarheid van de rollen van de daders
    6. Een min of meer toevallig tot stand gekomen rolverdeling
How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
111
Q

Opzet van de medeplege

A

voldaan moet zijn aan de eis van dubbel opzet. Opzet moet in twee opzichten aanweizg zijn:

		1. De medepleger opzt hebben op het deelnemen zelf. Er moet een gerichtheid zijn op het leveren van een bijdrage aan het strafbare feit. De medepleger moet dus willen medeplegen
		2. De medepleger moet een bijdrage willen leveren aan een bepaald strafbaar feit. Hij moet dus opzet hebben op het delict
How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
112
Q

Vormen van medeplegen:

A
  1. Het medeplegen kan bestaan tussen deelnemers die beiden voor zich de gehele delictsomschrijving vervullen. ‘plegen-plegen’
    2. ‘Plegen-medeplegen’
    3. ‘medeplegen-medeplegen’ : gekenmerkt door de omstandigheid dat geen van de daders het gehele feit pleegt. Beide kunnen aansprakelijk zijn voor het geheel. Als pers A de deur open kraakt en pers B de tv steelt, zijn ze bijna schuldig aan diefstal met braak invereniging (art 311 lid 1 4 en 5 Sr)
How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
113
Q

Uitlokking

A

de uitlokker weet een ander zover te brengen dat het strafbare feit wordt gepleegd, trwijl deze daarvoor no ggeen intentie had om het strafbare feit te begaan. De uitgelokte moet hiervoor zelf strafbaar zijn. De uitlokker hoeft zelf geen uitvoeringshandelingen te verrichten. § Bij de uitlokking moet gebruuk worden gemaakt van een an de in de wet gnoemde uitlokkingsmiddelen. Zo niet, dan is er geen sprake van uitlokking

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
114
Q

Opzet an de uitlokker:

A

moet dubbel opzet bestaan
1. De uitlokker moet opzet hebben op de uitlokking. ‘uitlokkingsopzet’
□ Het perongeluk uitlokken van een strafbaar feit is niet mogelijk.
2. De uitlokker moet slagen in het genereren van het voornemen bij de (potentiele) feitelijke dader. Deze moet voorafgaand aan de uitlokking nog niet van plan zijn geweest het feit te plegen. ‘delictsopzet’

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
115
Q

Uitlokkingsmiddelen

A

giften, beloften, misbruik van gezag, geweld, bedreiging, misleiding, en het verschaffen van gelegenheid, midelen of inlichtingen. § In meeste gevallen ook verleiding.
§ Is niet wanneer je iemand uitdaagt
§ Uitlokkingsmiddel is alleen wanneer het voornemen om het uitgelokte fiet te plegen is opgewekt door het ter beschikkng stellen van het voorwerp.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
116
Q

○ Opzet en gedraging van de uitgelokte:

Lastige situaties

A

a. Wat er gebeurt als het opzet van de uitgelokte niet, of niet geheel, strookt met het opzet van de uitlokker
b. Als de handelingen van de uitgelokte iets bewerkstelligen waar noch het opzet van de uitlokker, noch het opzet van de uitgelokte op was gericht.
c. Wanneer de uitgelokte in de uitvoering van het strafbare feit niet verder komt dan de voorbeeridings of pogingsfase.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
117
Q

Accessoiriteit

A

Daarmee probeert men tot uitdrukking te brengen dat de kwalificatie van de uitlokker afhankelijk is van de kwalificatie van het handelen van de feitelijke uitvoerder. Als de uitlokker tevenseen ondersteunende handeling gaat verrichten, komt naast de uitlokking ook het figuur van medeplegen in beeld //de kwalificatie van het handelen van de feitelijke uitvoerder

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
118
Q

Doen plegen:

A

Het Melk en water-arrest is een voorbeeld van een doen plegen. De boer liet een knecht aangelengde melk verkopen. De boer weet dat deze melk is aangelegd, maar de knecht weet dit niet en hoeft dit ook niet te weten. Voor de knecht is er sprake van afwezigheid van alle schuld.// betreft een situatie waarin een initiatiefnemende achterman verantwoordelijk wordt gehouden voor de uitvoering van het feit door de fysieke dader. § De feitelijke uitvoerder bij doen plegen is straffeloos.
§ Verschil met uitlokking: doen plegen is niet gebonden aan bepaalde middelen

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
119
Q

Medeplichtigheid

A
  1. Opzettelijk behulpzaam zijn bij het plegen van het misdrijf
    Opzettelijk gelegenheid, middelen of inlichtingen verschaffen tot het plegen van het misdrijf. § Valt wettelijk niet onder het begrip ‘dader’
    § Dubbele opzet vereist:
    a. Opzet bestaan op de medeplichtigheid, in die zin dat men behulpzaam wil zijn bij het misdrijf
    b. Behulpzaamheid moet gericht zijn op een bepaald strafbaar feit
How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
120
Q

Poging tot uitlokking

A

de uitlokking die zonder gevolgen blijft, kan een strafbare gedraing zijn. Volgens het accessoriteitsbeginsel is dat een voorwaarde voor de strafbaarheid van de utilokker (geen feit tot stand is gekomen dat kan worden gekwalificeerd). § Het is strafbaar om te proberen een ander dmv een uitlokkingsmiddel aan te zetten tot het begaan van een misdrijf, ook als die ander at misdrijf niet pleegt. De strafbaarheid is beperkt tot het aanzetten tot een misdrijf.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
121
Q

· Via 3 invalshoeken wordt er gekeken naar de strafzaak worden gekeken

A
  1. Welke personen en instanties spelen een rol bij het strafproces?
    2. Uit welke fasen bestaat het strafproces?
    3. Op welke manier mogen de strafrechtelijke overheidsorganen optreden?
How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
122
Q

Raadsman

A

advocaat die de verdachte adviseert en met hem de verdediging voert. De verdachte en de raadsman worden samen ‘de verdediging’ genoemd.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
123
Q

arrondissement

A

Rechtsgebied van een rechtbank :

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
124
Q

Ressort

A

grotere rechtsgebieden die een aantal arrondissementen omvatten

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
125
Q

Gerechtshoven

A

verbonden aan een ressort. Er zijn 4 gerechtshoven, die behandelen alle zaken in hoger beroep.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
126
Q

Advocaten Generaal

A

zij hebben adviserende functie: zij geven hun visie op de zaken die aan de hoge raad worden voorgelegd. Deze adviezen worden ‘conclusies’ genoemd. Deze worden samen met de arresten van de hoge raad gepubliceerd. Hoofd van de advocaten-geeneraal bij de hoge raad wordt procureur-generaal PG genoemd.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
127
Q

Kantonrechter

A

oordeelt over de meeste overtredingen

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
128
Q

Politierechter

A

eenvoudige misdrijven

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
129
Q

Rechter-commisaris RC/raadsheer commissaris

A

bij de gerechten werken ook rechters die slechts deelnemen aan het onderzoek dat aan de zitting voorafgaat. ® Belangrijke rol tijdens het opsporingsonderzoek. Een machtiging is is vereist door de doorzoeking van een woning ter inbeslagneming (art. 97 lid 2 Sv).

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
130
Q

Openbaar ministerie

A

instantie die beslissing neemt om een zaak aan de rechter voor te leggen (art 9 Sv). Zal genoeg belastend materiaal moeten verzamelen.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
131
Q

voor internationale georganisee3rde criminaliteit

A

georganisee3rde criminaliteit

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
132
Q

Functioneel parket

A

milieudelicten, economische delictne en fraude

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
133
Q

Hulpofficier van justitie

A

heeft aantal bevoegdheden als OvJ, maar dan hoeft OvJ niet elke keer te verschijnen als iemand opgepakt wordt.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
134
Q

Reclassering

A

zowel adviserende als toezichthoudende taken. Belast met het toezicht op de naleving van voorwaarden, bijv wanneer een verdahte ene voorwardelijke straf opgelegd heeft gekregen of voorwaardelijk in vrijheid is gesteld. Ook belast met tenuitvoerlegging van taakstraffen.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
135
Q

Onschuldspresumptie

A

iedere vermoedelijke dader wordt voor onschuldig gehouden totdat het tegendeel is bewezen in een strafrechtelijke procedure. . ® Moet sprake zijn van een redelijk vermoeen gebasseerd op feiten of omstandigheden dat de persoon in kwestie een strafbaar feit heeft gepleegd.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
136
Q

Recht op rechtsbijstand

A

® Recht om voorafgaand aan verhoor max een half uur met raadsman te praten.
Alleen in bijzondere gevallen mg het verhoor plaatsvinden zonder dat de verdachte door een raadsman wordt bijgestaan. □ Recht op kennisneming van processtukken
® Om te worden geinfrmeerd over de beschuldigingen tegen hem (art 27c Sv)
® Recht op tolk
® Recht op tegenonderzoek waneer een deskundige een onderzoek heeft uitgevoerd (150a lis 3 Sv)
Recht om getuigen te ondervragen (art 263 lid 1 Sv

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
137
Q

getuige

A

□ Getuigen zijn niet verplicht om te verschijnen voor politie verhoor, behalve als hij is opgeroepen door de rechter-commissaris. Verschoningsrecht

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
138
Q

Verschoningsrecht

A

geeft de wet de getuige recht om te zwijgen wanneer een getuige het risico loopt door het afleggen van een verklaring zelf te worden vervolgd

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
139
Q

Opsporingsonderzoek

A

de OvJ zal naar aanleiding van de rsultaten van het opsporingsonderozek kunnen besluiten om een zaak wel of niet aan de rechter voor te leggen

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
140
Q

Voorbereidend oderzoek

A

verzamelnaam van al het onderzoek dat vooraf gaat aan het onderzoek ter terechtzitting.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
141
Q

Onderzoek ter terechtzitting

A

wordt ingeleid door een dagvaarding.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
142
Q

Tenlastenlegging

A

g: een of meer strafbare feiten waarvan de verdachte wordt beschuldigd.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
143
Q

wat gebeurd er tijdens de zitting:

A

§ OvJ geeft kort weer waar de verdachte verdacht van wordt, dan confronteert de voorzitter van de rechtbank de meest relevante stukken uit het dossier en vraagt naar zijn visie op het gebeurde. OvJ houdt dan zijn requisitoir= rede waarin hij aangeeft wat volgens hem de uitspraak van de rechtbank zou moeten zijn en welke straf opgelegd zou moeten worden. Na het requisitoir kan de raadsman(verdachte) zijn opvatting over de zaak geven in zijn pleidooi. De OvJ moet de gelegenheid krijgen om te reageren op het pleidooi (repliek). Ook moet de verdediging haar standpunt over het repliek van de OvJ naar voren kunnen brengen (dupliek)

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
144
Q

Eindonderzoek

A

onderzoek ter terechtzitting, incl de behandeling in hoger beroep en cassatieberoep.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
145
Q

Beraadslaging en uitspraak

A

: belangrijke vraag: kan worden bewezen dat de verdachte het ten laste gelegde feit heeft begaan?

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
146
Q

Vonnis

A

beslissing van de rechtbank, bevat de bewezenverklaring, de bewijsmiddelen, de opgelegde straf en een motivering van de beslissing

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
147
Q

Rechtsmiddelen

A

mideelne om een beslissing van een overheidsinstantie te kunnen aanvechten. Zaak kan door gerechtshof worden behandeld door in hoger beroep te gaan. Wanneer ze t daar ook niet mee eens zijn kan de zaak door cassatieberoep bij de hoge raad unnen worden ingesteld.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
148
Q

Tenuitvoerlegging

A

wanneer het niet meer mogelijk is hoger beroep of cassatieberoep aan te tekenen, wordt de uitspraak onherroepelijk

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
149
Q

Sepot

A

tijdens het voorbereidend onderzoek kan de OvJ ook besluiten de zaak niet voor de rechter te brengen.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
150
Q

Vervolging

A

wanneer een zittingsrechter of een rechter-commissaris op initiatief van de OvJ een beslissing moet nemen ine en strafzaak. Kan ook zijn dat een verdachte vervolgd wordt doordat tegen hem een strafbeschikking wordt uitgevaardigd.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
151
Q

Bevoegdhiedverlenende norm:e

A

een wettelijke bepaling die bevoegd maakt tot een specifiek optreden wat de uitoefening van mensenrechten beperkt. -> dit uitgangspunt is legaliteitsbeginsel. § Te vinden in Europees Verdrag voor de Rechten van de Mens (EVRM)
§ Onverkorte toepassing van het legaliteitsbeginsel zou ertoe leiden dat bijv het volgen van een verdachte op straat zionder bevoegdheidverlenende bepalinga l niet toelaatbaar is

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
152
Q

Bestanddelen van de bevoegdheidverlenende norm kennen tenminste drie soorten bestanddelen:

A
  1. De handeling (welke handeling mag verricht worden?)
    2. De bevoegde (door wie mag de handeling worden verricht?)
    3. De bevoegdheidsvoorwaarden (onder welke voorwaarden is de bevoegde gerechtigd die handeling te verrichten?
How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
153
Q

Discretionaire bevoegdheid

A

bevoegdheden waarbij de bevoegde vrij is omd e bevoegdheid al dan niet uit te oefenen (bijv aanhouden)

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
154
Q

Beginselen van een behoorlijke procesorde:

A

deze beginselen zijn niet in de wet vastgelegd, maar in de jurisprudentie ontwikkeld

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
155
Q
  1. Beginsel van redeijke en billijke belangenafweging
A

§ Moet worden voldaan aan de eisen van
□ subsidiariteit : moet worden onderzocht of er een minder vergaande alternatieve weg voorhanden is, waarmee hetzelfde doel bereikt kan worden
□ Proportionaliteit: bestaat geen lichter alternatief dan moet de gekozen methode wel in verhouding tot het te bereiken doel staan

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
156
Q

subsidiariteit

A

moet worden onderzocht of er een minder vergaande alternatieve weg voorhanden is, waarmee hetzelfde doel bereikt kan worden

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
157
Q

Proportionaliteit

A

bestaat geen lichter alternatief dan moet de gekozen methode wel in verhouding tot het te bereiken doel staan

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
158
Q

Beginsel van zuiverheid van oogmerk:

A

bevoegdheden zijn gegeven met een bepaald doel. Wanneer zij met een ander doel worden toegepast wort gesporken van misbruik van bevoegdheid (detournement de pouvoir).

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
159
Q

Vertrouwensbeginsel

A

doet een vertegenwoordiger van de overheid een toezegging aan een burger, an moet het daardoor opgewekte vertrouwen doorgaans worden gehonereerd, tenzij zwaarwichtige belangen zich hiertegen verzetten.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
160
Q

Gelijkheidsbeginsel

A

houdt in dat gelijke gevallen op dezelefde manier behandeld moeten worden. Ongelijke gevallen moeten ongelijk worden behandeld naar de mate van ongelijkheid.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
161
Q

Voorbereidend onderzoek

A

zal worden onderzocht of er een strafbaar feit si gepleegd en of een verdahte kan worden gevonden.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
162
Q

Eerste aspect voorbereiding:

A

OvJ op basis van dit onderzoek beslissen of de verdachte voor een rechter zal worden gedagvaard om te worden berecht of een strafbeschikking zal ontvangen. Met te weinig verzameld materiaal kan hij beslissen om de zaak te seponeren

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
163
Q

Tweede aspect voorbereiding

A

verzamelen van materiaal op basis waarvan de rechter de vragen van artikel 350 Sv zal kunnen beantwoorden.

164
Q

2 typen onderzoek

A

Opsporingsonderzoek, verkennend onderzoek

165
Q

Opsporingsonderzoek

A

wordt onderzoek gedaan naar aanleiding van een redelijk vermoeden dat een strafbaar feit is begaan.

166
Q

Verkennend onderzoek

A

126gg-126ii Sv: vooral bedoeld om een beeld te krijgen van een bepaalde sector waarvan gvermoed wordt dat er georganiseerde criminaliteit plaatsvindt

167
Q

Opsporingsonderzoek

A

verdenking, proactiefonderzoek, controle

168
Q

Verdenking

A

wanener op grond van feiten en omstandigheden een redelijk vermoeden is gerezen dat een strafbaar feit heeft plaatsgevonden

169
Q

Proactief onderzoek:

A

opsoringsonderzoek wordt uitgevoerd op een moment waarop nog geen verdenking bestaat.

170
Q

Controle

A

toezicht op de naleving van een wet (blaastest).

171
Q

Twee situaties te onderscheiden bij controle:

A

a. Er wordt een feit geconstateerd dat strafbaar is esteld in de wet op grond waarvan werd gecontroleerd/
b. Wanneer een feit wordt geconstateerd dat in een andere wet strafbaar is gesteld.

172
Q

Detournement de pouvoir (misbruik van bevoegdheid):

A

wanneer controlebevoegdheden uitsluitnd worden gebruikt voor een ander doel dan waarvoor ze toegekend zijn. Bijv je mag niet doen alsof je een gladde-bandencontrole gaat uitvoeren terwijl je eigenlijk een verdachte wil aanhouden. Als je dat wil doen moet je een opsporingshandleing doen zoals een stopteken geven of klemrijden.
§ Meewerken aan controles is verplicht.

173
Q

Aangifte

A

verklaring van het slachtoffer o feen andere persoon waarin deze meldt dat een strafbaar feit heeft plaatsgevonden.

174
Q

klacht

A

In geval van verdenking van sommige delicten mag slechts worden vervolgd wanneer het slachtoffer een verzoek tot vervolging doet bij de aangifte

175
Q

Algemene opsporingsambtenaar

A

limitatief opgesoms in art 141 Sv. Alle strafbare feiten. (OvJ, politieambtenaren, leden Koninglijke marechaussee, opsporingsambtenaren bijzondere opsporingsdiensten)

176
Q

buitengewone opsporingsambtenaar

A

beperkt tot bepaalde strafbare feiten. (gemeentelijke handhaving, milieuambtenaren, hoofdconducteurs NS)

177
Q

Staandehouding

A

Weigert de verdachte (wat niet strafbaar is) mag gepast geweld gebruikt worden. Wanneer de verdachte zich losrukt van politieagent-> schuldig aan wederspannigheid

178
Q

wet onderscheidt twee situaties waarin aanhouding mogelijk is

A

ontdekking op heterdaad, ontdekking buiten het geval van heterdaad

179
Q

Ontdekking op heterdaad (art 53 Sv)

A

(gaat over het feit, niet de dader, dus gewonde man in huis aantreffen valt hier ook onder)Burgers kunnen op dit moment ook iemand staande houden

180
Q

Ontdekking buiten het geval van heterdaad

A

□ Mag alleen worden gedaan door opsproings ambtenaar aan 3 voorwaarden:

				a) Er moet sprake zijn van een verdachte ind e zin van art 27 Sv.
				b) De verdachte moet worden verdacht van een strafbaar feit waarvoor voorlopig hectenis is toegelaten (art 54 lid 1 Sv). Dit is te vinden in art 67 Sv. Hoofdregel is strafbare feiten waarop een gevangenisstraf van >4 jaar is gesteld.
				c) Aanhouding moet worden verricht door een bevoegde persoon. In beginsel worden aanhoudingen verricht door opsoringsambtenaren. Om buiten heterdaad te mogen aanhouden, moet de officier of huloifficier van justitie een bevel tot aanhouding hebben gegeven (art 54 leden 1-3). Kan het bevel niet worden afewacht mag de ambtenaar de verdachte anhouden zonder bevel (lid 4).
181
Q

○ Ophouden voor onderzoek: art 56a

A

§ Mag max 9 uur duren als verdachte wordt verdacht van een strafbaar feit waarvoor voorlopige hecthenis is toegelaten en 6 uur wanneer hij van een ander strafbaar feit wordt verdacht (hier tellen de uren tussen 12 uur snachts en 9 uur smorgens niet mee). Wanneer de identiteit dan alsnog niet is achterhaald, mag het met 6 uur verlengd worden (alleen bij geen voorlopig hechtenis). Wanneer voorlopig hechtenis wel is toeglaten zal de OvJ de verdachte in verzekering stellen.
Een voorbeeld staat op pag. 191

182
Q

Inverzekeringsstelling

A

tweede vrijheidsbenemende dwangmiddel. § Moet ‘in belang van onderzoek’ zijn: situatie waarin de verdachte mogelijk sporen kan uitwissen of kan vluchten (collusiegevaar)
Max 3 dagen. Gerekend vanaf het moment van aanhouding moet de verdachte binnen 3 dagen en 18 uren voor de revhter commissaris worden geleid.

183
Q

Voorlopige hechtenis

A

kan bestaan uit bewaring, gevangenhouding of gevangenneming . voorarrest+inverzekeringsstelling

184
Q

4 voorwaarden voorlopig hecthenis

A
  1. Sprake zijn van een geval waarin voorlopige hechtnis is toegelaten (art 67 lid 1-2 Sv)
    2. Er moet ernstige bezwaren tegen de verdachte bestaan (art 67 lid 3 Sv)
    3. Er moet sprake zijn van een groond voor voorlopige hechtneis (67a Sv)
    4. De periode van vrijheidsbeneming zal bij toewijzing van de vordering tot vorlopige hectenis niet langer duren dan de vrijheidsbenemende sanctie die de rechter naar verwachting zal opleggen (art 67a lid 3 Sv- het anticipatiegebod)
    □ Max termijn bewaring is 14 dagen
    □ Over de gevangenhouding beslist de raad-kamer van de rechtbank
    □ Wanneer vrijheidsbeneming wordt voortgezet, is max 30 dagen
    Schema staat op pag. 197
185
Q

○ DNA-onderzoek:

A

§ Afnemen van celmateriaal mag onder dwang plaatsvinden (art 151b Sv) met betrekking tot een verdachte ten aanzien van wie ernstige bezwaren bestaan
§ Het is sinds enige tijd togestaan om DNA profielen te gebruiken om een dader-profiel te vervaardigen: aan de hand vd genetische info kunnen bepaalde uitrlijke kenmerken van de verdachte worden vastgesteld.

186
Q

Inbeslagneming

A

geeft aan welke voorwerpen vatbaar zijn voor inbeslagneming

Is niet vereist dat er een verdachte is, verdenking is voldoende

187
Q

3 varianten van het betreden van plaatsen

A

§ 3 varianten van het betreden van plaatsen:
1. Betreden van plaatsen ter aanhouding (art 55 Sv).
® Burgers mogen dit alleen doen in geval van ontdekking op heterdaad van een misdrijf.
2. Betreden op plaatsen ter inbeslagneming (art 96 Sv). Kan nodig zijn om bepaalde plaatsen te betreden om de inbeslagneming mogelijk te maken
3. Schouw: soms wordt een plaats bezocht met als enige doel rond te kijken, de situatie ter plaatse op te nemen

188
Q

steunbevoegdheid

A

bevoegdhied die bedoeld is om de uitoefening van een andere bevoegdheid mogelijk te maken

189
Q

Betreden van woningen:

A

§ Burgers nooit zonder toestemming
§ Politie mag met legitmiatie en doel van binnentreding mee te delen
§ Awbi (algemene wet tot binnentreden)
□ Wanneer bewoner geen toestemming geeft, mag de woning niet binnen worden getreden door de polite. Behalve als er een schriftelijke machtiging is gegeven door de OvJ (art 2 lid 1 awbi)
□ Als personen of goederen ernstig gevaar lopen, is zo een machtiging niet nodig (art 2 lid 2 Awbi)
□ Bijzondere regels voor gedurende de nacht of bij afwezigheid van de bewoner (art 7 Awbi).
□ Voor doorzoeking is aparte bevoegdheid vereist

190
Q

Doorzoeking van plaatsen

A

het uiteindelijke doel ervan bepaalt welk wetsartikel van toepassing is:

191
Q

Doorzoeking ter aanhouding

A

alleen wanneer sprake is van een geval van ontdekking van een strafbaar feit op heterdaad of van verdenking van een misdrijf.
□ Alleen bij ‘dringende noodzakelijkheid’ kan een machtiging achterwege blijven

192
Q

Doorzoeking ter inbeslagneming

A

gewone opsproingsambtenaren zijn alleen bevoegd bij doorxoekn van een vervoermidde. Bij plaatsen is dit OvJ en met machtiging (die achteraf ook gegeven kan worden)

193
Q

Bevriezen

A

maatregelen treffen om te voorkomen dat iets wordt weggehaald

194
Q

Opsporingsfouillering

A

® Bevoegdheid wordt toegepast na aanhouding. Het moet gaan om een verdachte tegen wie ernstige bezwaren moeten bestaan

195
Q

Veiligheidsfouillering

A

politieagent die bedreigd wordt mag een onderzoek uitvoeren aan de kleding en aan de voorewrpen die de desbetreffende persoon bij zich heeft. (verdacht is dus niet noodzakelijk). Of bijv bij stadion voor een voetbalwedstrijd

196
Q

Onderzoek aan en in het lichaam: ‘visitatie’ (in)

A

□ In strijd met recht op lichamelijke integriteit (art 11 grondwet) en daarom mogen alleen (hulp)OvJ bevelen daar voor geven.
® Moet gaan om aangehouden verdachte tegen wie ernstige bezwaren bestaan

197
Q

Infiltratie

A

deelnmen of medewerking verkenen aan een gorep van personen waarbinnen, naar redelijkerwijs kan worden vermoed, misdrijven worden beraamd of gepleegd. □ Binnen (deelnemen) of buitenaf(medewerking verlenen)
□ Bevel van OvJ nodig en de undercover agent is daardoor ook beschermd mocht hij zelf deelnemen aan strafbare feiten

198
Q

Pseudo-koop/dienstverlening

A

bepaalt dat de opsporingsambtenaar goederen of diensten mag afnemen van de verdachte (kopen van drugs). Art 126h lid 2 stelt dat dit niet met uitlokking mag gebeuren ‘tallon-criterium’

199
Q

Stelselmatige observatie

A

wanneer de observatie een min of meer volledig beeld kan worden verkregen van bepaalde aspecten van iemands privé-leven. § Er wordt gekeken naar: duur observatie, type plaats waarop die wordt uitgevoerd, de intensiteit, de frequentie, en de toepassing van een technisch hulpmiddel
§ Niet stelselmatige observatie-> toegestaan en geen bevoegdheid heoft toegekend te worden want te weinig inbreuk op privacy

200
Q

Dynamische observatie

A

schaduwen van een persoon

201
Q

○ Bevoegdheden met betrekking tot (tele) communicatie:

A

Opnemen van telecommunicatie, □ Bevel tot opnemen dat is gerecht tot een opsproingsmabtenaar mag alleen worden gegeven met machtiging van rechter-commissaris. Vorderen van gebruikersgegevens, Vorderen van toepassng nummeridentificatie

202
Q

· Rol van Rechter-commissaris:

A

○ Onderzoekshandelingen uitvoeren door getuigen en verdachten te horen art 181-182 Sv)
○ Kan iemand dwingen te verschijnen en verplichten een vrklaring af te leggen wanneer diegene is beedigd.
○ Enige authoriteit die de bewaring van een verdachte mag bevelen
○ Getrapte bevoegdheid: alleen wanneer het optreden van de rechter-commisasaris niet kan worden afgewacht komt de bevoegdheid tot doorzoeking ter inbeslagnmening in een woning toe aan de OvJ
○ Taak om toezicht te houden op de voortgang van het opsporingsonderzoek

203
Q

Vervolgbeslissing

A

de beslissing van de OvJ om de zaka voor te leggen eaan een rechter

204
Q

○ Vervolging kan op twee manieren betekenen:

A
  1. Het OM betrekt een (onderzoeks)rechter bij de strafzaak, die zelf een beslissing neemt
    2. Tegen een verdachte wordt een strafbeschikking uitgevaardigd
205
Q

Dagvaarding

A

als de OvJ naar aanleiding van het voorbereidend onderzoek van mening is dat de verdachte voor de strafrechter moet verschijnen, zal de OvJ hem een dagvaarding sturen. De beslissing ott inverzekeringsstelling is door de OvJ genomen. De rechter-commissaris toetst deze beslissing slechts en neemt niet zelf het besluit de verdachte zijn vrijheid te ontnemen

206
Q

Het OM taak

A

overheidsorgaan dat is belast met de srafrechtleijke handhaving van de rechtsorde en andere bij wet vastgestelde taken. Belangrijke zaken: opsporing en vervolging van strafbare feiten
○ Alleen OM is bevoegd tot het instellen van een strafvervolging door middel van een dagvaarding. De OvJ bepaalt of een bepaalde verdachte een dagvaarding krijgt of niet
§ Enkel het OM kan iemand vervolgen, een private vervolging kan niet voor een strafbaar feit.
□ In civielrechtelijke zaken kan dit wel

207
Q

ovJ taak

A

§ Het is aan de OvJ om te bepalen wanneer iemand een niet ten laste gelegd feit bekent of het logisch is om hem daar ook voor terechgstaan
□ OvJ bepaalt ook waarvoor iemand vervolgt wordt. Culpoos delict (dood door schuld in verkeer) of voor opzet delict (doodslag) bijv

208
Q

Opportuniteitsbeginsel

A

een OvJ mag in alle gevallen op grond van beleidsmatige overwegingen de opportuniteit (wenselijkehid) van een vervolging beoordelen

209
Q

Sepot

A

de beslissing van de OvJ om in een individuele strafzaak af te zien van vervolging

210
Q

Technisch sepot

A

wanneer het niet mogelijk is om te vervolgen (wanneer er bijv te weinig bewijs is). Wanneer een vervolging door het niet voldoen aan het bewijsminimum nooit kan uitmonden in een veroordeling door de rechter

211
Q

Beleidssepot

A

de OvJ seponeert een zaak die technisch gezien wel tot een veroordeling zou kunnen leiden, maar die door omstandigheden onwenselijk worden (huiselijk geweld bekentenis is beter geowrden relatie en de vrouw verzoekt OvJ om haar man niet meer te vervolgen omdat zij in therapie etc zijn)

212
Q

Vervolgingsbeletselen

A

er kan een reden bestaan waarom in een concrete situatie vervolging niet toegestaan is. ○ Als hier sprake van is, dan bestaat geen recht (meer) van de OvJ om te vervolgen
○ Te jong, twee keer zelfde feit

213
Q

vervolgingsbeletselen rechtsmacht:

A

□ NLe recht gaat over wat er in het land gebeurd, en dingen die buiten NL vallen is buitne de jurisdictie. Behalve feiten opgesomd in art 4 Sr omdat zij voor een groot gedeelte schade aan kunnen brenegn aan de belangen van de NL staat. ® Ook valsemunterij
□ Art 7 strekt de NL jurisdictie tevens uit over NL die de in dit artikel genoemde strafbare feiten begaan in ehet buitenland
□ Art 5 maakt duidelijk dat in bepaalde gevallen ook rechtsmacht bestaat wanneer een strafbaar feit tegen een NL is begaan.

214
Q

vervolginsbeletselen Leeftijd

A

de mogelijkheid tot straf vervolging is gebonden aan een minimum leeftijd, □ Afwijkingen voor ernstige gevallen zijn er niet
□ De leeftijdsgrens heeft het karakter van een vervolgingsbeletsel
□ Dwangmiddelen van art 487 mogen worden toegepast
□ Een kind jonger dan 12 jaar mag worden staande gehouden, aangehouden en opgehouden voor onderzoek

215
Q

vervolgingsbeletselen Verjaring van het vervolgingsrecht:

A

verjaringstermijn: het vervolginsgrecht verjaart na het verstrijken van een bepaalde periode. Hoe lang de verjaringstermijn is hangt af van de ernst van het strafbare feit. Misdrijven waarop 12 jaar of meer gevangenisstraf is gesteld en bepaalde zedendelicten met minderjarige slachtoffers verjaren niet.
overtredingen na 3 jaar verjaard
misdrijven die verjaren kennnen verjaringstermijnen van 6 12 of 20 jaar
Verjaring begint op de dag na die waarop het feit is gepleegd. Bij zedendelicten die genoemd worden in art 71, 3 is dit pas als het slachtoffer 18 jaar is geworden

216
Q

Stuiting van de verjaring

A

als de OvJ besluit alsnog te vervolgen nadat een verdahte niet is vervolgd en het verjaringstermijn begon te lopen, dan eindigt daarmee de ondertussen opgebouwde verjaringstermijn. Eindigt de vervolging niet in een beslissing, dan begint na het einde van de vervolging een nieuwe verjaringstermijn te lopen

217
Q

vervolgingsbeletselen Overlijden van de verdachte:

A

strafvordering vervalt door de dood van de verdachte.

218
Q

vervolgingsbeletselen klacht

A

enkele delicten die alleen door de OvJ vervolgd kunnen worden als een klacht wordt ingediend. Het is een bijzonder soort aangift, waarbij de klager verzoekt om vervolging. □ Als er geen klacht wordt ingediend en de OvJ toch een vervolging start door de verdachte te dagvaarden, dan zal hij door de strafrechter niet-ontankelijk worden verklaard. De OvJ is niet verplciht om te vervolgen zodra er een klacht is ingediend.
(eenvoudige beledigign)

219
Q

Hoorplicht voor het OM:

A

: het OM kan tot vervolging overgaan zonder klacht, maar het moet dan wel eerst het slachtoffer om zijn mening vragen over de gewenstheid van een vervolgen (geregeld in art 167a Sv) zoals bijv seksueel binnendringen van een kind leeftijd 12 tot 16.

220
Q

vervolgingsbeletselen Immuniteit van overheidsorganen

A

art 51 Sr bepaalt dat strafbare feiten kunnen worden begaan door natuurlijke personen en rechtspersonen. De nederlandse staat kan zich als rechtspersoon schuldig maken maar hij kan daarvoor niet vervolgd worden.
□ De algehele immuniteit geldt niet voor de lagere overheidsorganen zoals provincies en gemeenten, die zijn slechts gedeeltelijk immuun voor strafvervolging

221
Q

vervolgingsbeletselen Ne bis in idem

A

niemand mag tweemaal voor hetzelfde strafbare feit worden vervolgd.alleen in geval van vrijspraak (art 352 lid 1 Sv) ontslag van alle rechtsvervolging (352 lid 1 Sv) of veroordeling (art 351 Sv) bestaat een vervolgingsbeletsel bij een nieuwe vervolging voor hetzelfde feit.

222
Q

Gelijkheidsbeginsel

A

: in de sfeer van de toepassing enigszins problematisch beginsel. Doordat het OM en de politie begrenzingen kennen door gelimiteerde menskracht en financien, bestaat altijd een stlselmatige ongelijkheid in opsporing en vervolging van strafbare feiten. Basically moet iedereen gelijk behandeld worden in de strafrechtmatige zin - je mag niet als je fan bent van harley davidson geen boete uitkeren.

223
Q

Het vertrouwensbeginse

A

verdachten moeten als algemene regel de overheid in redelijkheid kunnen houden aan verwachtingen die zij heeft ogpewekt.
§ Als een politieagent zegt dat je niet vervolgd zult worden (voor bijv klein feit) dan zou de OvJ hier zich aan moeten houden

224
Q

Transactie

A

een sepot waarbij als voorwaarde de betaling van een geldbedrag wordt gesteld

225
Q

voorwaarden transactie

A

mag om te beginnen slechts worden aangeboden in geval de betreffende persoon wordt verdacht van een overtreding ovf van een misdrijf waarop naar de wettelijke omschrijvingen niet meer dan 6 jaar gevangenisstraf is gesteld.
Transactie mag alleen door de officier van de verdachte worden aangeboden indien het een haalbare zaak betreft. In zaken waarvan de officier weet dat deze nooit op een veroordeling zullen uitlopen, mag hij de verdachte geen transactie voorstellen. Hij moet dan onvoorwaardelijk seponeren. □ Een technisch sepot mag derhalve nooit samengaan met een transactie. Transactises zijn slechts toegelaten in geval van een beleidssepot
Er bestaat geen verplichting om het bedrag van de transactie te betalen.

226
Q

Strafbeschikking

A

bij strafbeschikking kunnen straffen en maatregelen worden opgelegd. Taakstraf, geldboete, onttrekking van het verkeer, schadevergoeding en ontzegginv an de rijbevoegdheid.
○ Mag alleen bij gevangenisstraffen < 6 jaar.

227
Q

Vervolgingsbeleid

A

○ De afdoening van veel soorten straffzaken is gestandaardiseerd.

228
Q

Aanwijzing kader voor strafvordering meerderjarigen

A

college van procereurs-generaal opgesteld document dat een richtsnoer vormt voor de officieren van justitie bij het nemen van vervolgingsbeslissingen ne bij het bepalen van de strafeis ter terechtzitting

229
Q

ZSM afdoening

A

verdachten van veel gepleegde minder ernstige strafbare feiten zoals winkeldiefstal die goed bewijsbaar zijn, ontvangen vaak al binnen een week een strafbeschikking.

230
Q

· Vervolgen en verder vervolgen: twee situaties worden onderscheden:

A
  1. Een verdachte mag verwachten dat een vervolging tegen hem zal worden gestart, En moet dit tijdig te weten komen. 2. Er is reeds sprake geweest van vervolign, amar het is niet zeker dat deze zal worden voortgezet
231
Q

· Rechterlijke controle op de vervolgingsbeslissing:

A

○ In art 262 Sv is geregeld dat de verdachte bezwaar kan anatekenen tegen een dagvaarding die naar zijn mening ten onrechte naar hem is uitgegaan

232
Q

onderzoek ter terechtzitting

A

gebeurd wanneer OvJ een vervolging wil laten uitmonnden in een veroordeling, en zal op enig moment de verdachte moeten dagvaarden voor de strafrechter.

233
Q

Openbaarheid

A

in rechtszalen is altijd ruimte beschikbaar voor publiek. De gedachte is dat de buitenwacht d emogelijkheid moet hebben om de rechspraak te controleren.

234
Q

Externe openbaarheid

A

als het gaat om de publieke toegang tot het strafproces

235
Q

Interne openbaarheid

A

shcrijft voor dat alle procesdeelnemers die volledig beschikking moeten kunnen hebben over alle info uit het dossier.

236
Q

Karakter van het onderzoek ter terechtzitting

A

de verdachte heeft voor een groot deel de positie van een procespartij die zich mag verdedigen tegen de beschuldiigng die tegen hem is ingebrahct. Hij is dus niet meer zo nadrukkelijk het voorwerp van onderzoek, zoals hij dat was in het voorbereidiend onderzoek.

237
Q

Equality of arms

A

de verdachte moet kunnen deelnemen aan de juridische strijf op gelijke voet met de OvJ (min of meer)

238
Q

Verificatiekarakter

A

omdat strafzittingen sterk leunen op de bespreking van de resultaten van het voorbereidend onderzoek

239
Q

Onmiddelijkheidsbeginsel

A

het beginsel dat voorschirijft dat de zittingsrechter voor het bewijs in principe de meest authentieke bron raadpleegt

240
Q

Procesbewaker

A

strafrechters die een lijdelijke rol vervullen. De rechtsstrijd wordt gevoerd en geregisseerd door de parijen die de omvang en inzet van het geding bepalen. De procedure is dan sterk accusatoir te nomeen

241
Q

Dagvaarding

A

de dagvaarding is een schriftelijke mededleing aan de verdachte dat hij terecht moet staan voor de strafrechter.

242
Q

De dagvaarding eheft 4 functies

A
  1. Aanduiden van de persoon van de verdachte
    2. Oprpoepen van de verdachte om te verschijnn voor de rechter op de aangegeven plaats en op het aangegeven tijdstip
    3. Beschuldigen van de verdachte
    4. Informeren van de verdachte omtrent een aantal strafprocessuele rechten die hem toekomen.
243
Q

Tenlastenlegging

A

de OvJ zal naar aanleiding van de in het strafdossier neergelegde resultaten van het voorbereidend onderzoek moeten beslissen wat hij aan de verdachte ten laste gaat leggen. De OvJ anticipeert daarbij op de mogelijke veroordeling van de rechter

244
Q

Enkelvoudige tenlastelegging

A

tenlastelegging waarop maar 1 feit is vermeld.

245
Q

Cumulatieve/meervoudige tenlastelegging

A

meerdere feiten tot uitdrukking komen. Alle strafzaken tegen een verdachte worden zo veel mogelijk gebundeld aangebracht bij de rechter. □ Verschillende gedragingen worden ten laste gelegd

246
Q

Alternatieve tenlatelegging

A

geeft de rechter de virje keuze om een van de twee feiten bewezen te verklaren zonder hetandere ten laste gelegde feit in onderzoek te nemen

247
Q

De verdediging

A

als regel gedlt dat de verdediging ten tijde van het uitbrnegen van de dagvaarding de volledige beschikking heeft over alle stukken die betrekking hebben op de zaak tegen zijn client

248
Q

De rechters

A

rechterlijke bemoeienis met de strafzaak in het voorbereidend onderzoek vindt alleen plaats door de rechter-comissaris

249
Q

Opening van de zitting

A

de wet bepaalt dat de voorzitter het onderzoek begint door eht doen uitroepen van de zaak tegen de verdachte (art 270 Sv). Gebruik van stemverheffing op de gang de naam van de verdachte en de naam van de advocaat roept. Heeft de bedoeling dat het intrekken van de dagvaarding door de OvJ niet meer mogelijk is vanaf dat moment.

250
Q

Identitieit, oplettendheid, cautie

A

vraagt naar identiteit van de verdachte en feitelijke verblijfplaats. Verdachte wordt er op gewezen dat hij oplettend moet zijn en dat hij niet verplicht is om op vragen antwoord te geven

251
Q

Voordracht van de zaak

A

gebeurd door de OvJ. Voorlezen van tenlastelegging of iig belangrijkste gedeelte daarvan.

252
Q

Ondervraging door de rechter

A

begin van inhoudelijke behandeling van de zaak. Eerst worden de feiten met betrekking tot het ten laste gelegde doorgenomen. Daarna vindt een bespreking van persoonlijke omstandigheden van de verdachte plaats. Tijdens de onddervragen door de voorzitter kan de verdachte zijn visie op de zaak geven (tegnespreken van getuigenverklaringen, betrouwbaarheid van bewijsmateriaal etc)

253
Q

Requisitoir

A

moment waarop de OvJ zijn visie op de zaak geeft en tevens de strafeis uispreekt. § De OvJ hoeft niet bij zijn standpunt in de tenlastelegging te blijven maar kan in de loop van de zaak van mening veranderen en een andere eis stellen aan de rechter.

254
Q

Pleidooi

A

verdediging komt aan bod

255
Q

Repliek

A

OvJ krijgt gelegenheid om te reageren op hetgeen dat de verdediging heeft aangevoerd

256
Q

Dupliek

A

raadsman kan hier weer op reageren

257
Q

Laatste woord

A

verdachte mag als laatste spreken

258
Q

Sluiting

A

voorzitter sluit het onderzoek ter terechtzitting en deelt aan de verdachte mee op welke dag en op welke tijdstip uitspraak gedaan zal worden in zijn zaak. Uiterste termijn is 14 dagen

259
Q

Het onderzoek ter terechtzitting volgorde

A

opening vd zitting, dientiteit oplettendheid cautie, voordracht vd zaak, ondervraging door de rechter, requisitoir, pleidooi, repliek, dupliek, laatste woord

260
Q

Preliminaire verweren

A

de raadsman van de verdachte kan dadelijk na de ondervraging een plreliminair verweer voeren. Ddat is een doorbreking van de normale processuele volgorde, dit doet men als er bijv een probleem is met de dagvaarding of iets dergelijks

261
Q

Onderbreking van de zitting

A

vanwege uitgebreidiheid van het onderzoek, duur, rust

262
Q

Schorsing

A

in belnag van het onderzoek bijv om een bepaalde getuige op te roepen en te horen

263
Q

Getuigen der terechtzitting

A

als de OvJ het wensleijk acht dat een getuige ter zitting vershijnt o m aldaar een verklaring af te leggen, kan hij de getuige daartoe oprpoepen

264
Q

Wijziging van de tenlastelegging

A

OvJ kan fouten hebben gemaakt in de tenlastelegging. De OvJ kan de tenlastelegging mondeling aanvullen tijdens de zitting

265
Q

Afwezigheid van de verdachte

A

rechter moet als eerste onderzoeken of de dagvaarding geldi gis uitgereikt. Rechtbank kan een bevel tot verschijning geven als de rechtbank dat noodzakelijk vindt doordat er bijv een slachtoffer aanwezig is. ○ De zitting mag doorgaan als de advocaat gemachtigd is door de verdachte om de verdediging te voeren

266
Q

Benadeelde partij:

A

het vergoeden van aan het slachtoffer toegebrahcte schade is naar zijn aard een civielrechtelijke aangelegenheid. ○ Er moet een rechtstreekse link zijn tussen benadeelde partij en de geleden schade

267
Q

Spreekrecht van slachtoffers:

A

kan worden uitgeoefend als het gaat om een strafbaar feit waarop een gevangenisstraf van 8 jaar of meer is gesteld of om een met name in art 51e lid 1 Sv genoemd feit.
○ Gebeurd wel op een moment dat de verdachte nog niet is veroordeeld

268
Q

Om een einduitspraak te kunnen doen in een strafzaak, moet de rechter na afloop van eht onderzoek ter terechtzitting 3 typen vragen beantwoorden

A
  1. Formele vragen (ookwel voorvragen)
    2. Materiele vragen (hoofdvragen)
    3. Straftoemetingsvraag
269
Q

○ De formele vragen van art 348 Sv zijn:

A
  1. Is de dagvaardig geldig?(ja of nee)
    2. Is de rechter bevoegd
    3. Is de OvJ ontvankelijk
    4. Is er reden tot schorsing der vervolging?
270
Q

Straftoemetingsvraag

A

moet een straf of maatregel opgelegd worden en, zo ja, welke? (H13)

271
Q

De wet geeft aan welke uitspraken mogelijk zijn

A
  1. Nietigheid van de dagvaarding
    2. Onbevoegdheid van de rechter
    3. Niet-ontvankelijkheid van de OvJ -> betekend niet een vrijspraak
    4. Schorsing van de vervolging
    5. Vrijspraak-> geen strafbaar feit begaan-> geen straf opleggen
    6. Ontslag van alle rechtsvervolging OVAR -> geen strafbaar feit begaan -> geen straf opleggen
  2. Veroordeling
272
Q

Op 2 manieren kan het verschil maken of de verdachte wordt vrijgesproken of ontslagen van alle rechtsvervolging:

A

a) De rechter kan in geval van OVAR de verdachte terbeschikkingsstelling TBS opleggen, wat bij vrijspraak uitgesloten is
b) Verdachte heeft niet het reecht om hoger beroep in te stellen tegen vrijspraak, maar wel tegen een OVAR

273
Q

○ Onderschied tussen formele en materiele vragen:

A

§ Een einduitspraak betekent niet automatisch dat een nieuwe vervolging ter zake van hetzelfde feit uitgesloten is op grond van art 68 Sr (ne bis in idem)
De formele vragen zijn vragen die betrekking hebben op procedurele kwesties

274
Q

Grondslagleer

A

(gebondenheid aan) de letterlijke tekst van een tenlastelegging vervult bij het beantwoorden van zowel de formele als de materiele vragen een belangrijke rol. (art 348 en 350 Sv): de rechtbank onderzoekt op den grondlsag der telastelegging de vragen van art 348 Sv en vervolgens beraadslaagd d erechtbank op den grondslag der telastelegging over de vragen van art 350 Sv.

275
Q

externe eisen dagvaarding

A

betekenisvoorschriften: moeten ertoe leiden dat de dagvaarding de verdachte bereikt. Wijze waarop dagvaarding uitgereikt dient te worden

276
Q

Akte van uitreiking

A

: vermeld op welke datum en op welke wijze de dagvaarding is uitgereikt aan de verdachte. Wnnr dit niet is vermeld, kan de rechter ervan uitgaan dat dit niet is gebeurd en maakt het de dagvaardig nietig. (OvJ verliest niet zijn vervolgingsrecht)

277
Q

Interne eisen Eisen van artikel 261 Sv. Minimum eisen tenlastelegging:

A

Eisen van artikel 261 Sv. Minimum eisen tenlastelegging:

			1. De dagvaarding behelst een opgave van het feit (1) dat ten laste wordt gelegd, met vermelding omstreeks welke tijd (2) en waar ter plaatse (3) het begaan zou zijn; verder vermeldt zij de wettelijke voorschriften waarbij het feit is strafbaar gesteld (4).
			2. Zij behelst tevens de vermelding van deomstandigheden waaronder het feit zou zijn begaan (5)
278
Q

Absolute competentie

A

welk soort rechter is bevoegd?

279
Q

Relatieve competentie

A

In welk arrondissement de zaak m oet worden aangebracht. Kan bijv woonplaats van verdachte of de pleegplaats van het feit

280
Q

ontvankelijkheid van de OvJ

A

soms mist de OvJ de beginsel om een verdachte door middel van een dagvaarding voor de rechter te brengen met als doel deze persoon door d erechter te laten straffen. Hij is dan niet-ontvankelijk in zijn vervolging omdat sprake is van een vervolgingsbeletsel.

281
Q

soms mist de OvJ de beginsel om een verdachte door middel van een dagvaarding voor de rechter te brengen met als doel deze persoon door d erechter te laten straffen. Hij is dan niet-ontvankelijk in zijn vervolging omdat sprake is van een vervolgingsbeletsel. In welke gevallen dat is :

A
  1. Nl heeft geen rechtsmacht
    2. Een rechter heef thet strafbare feit al eerder afgedaan en zijn uitspraak is onherroepelijk: ne bis in idem
    3. De verdachte heeft een strafbeschikking opgelegd gekregen, die ook volledig ten uitvoer is gelegd
    4. De verdachte heeft voldaan aan alle voorwaarden die bij een transacite zijn overeengekomen
    5. De verdachte is overleden
    6. Het feit is verjaard
    7. Een klacht ontbreekt bij een klachtdelict
    8. Er is een kennisgeving van niet verdere vervolging gebracht
    9. De rechtbank heeft verklaard dat de zaak is geeindigd
282
Q

schorsing der vervolging:

A

komt maar sporadisch voor. Kan bijv gaan om een verdachte met een zodanige geestelike stoornis dat hij niet in staat is de strekking van de vervolging te begrijpen

283
Q

‘Wederrechtelijk’ als bestanddeel:

A

de wetgever heeft in bepaalde delictsomschirjivngen het woord ‘wederrechtleijk’ opgenomen dit eheft gevolg dat de wederrechtleijkheid voor dat bepaalde delict geen element is, maar een bestanddeel.

284
Q

‘Schuld’ als bestanddeel:

A

ls culpa (verwijtbare aanmerklijke onvoorzichtigheid) ten laste is gelegd, gaan de vragen naar de verwijtbaarheid en de wederrechtleijkheid beide op in de vraag naar de bewezenverklaring. Een geslaagd beroep op een rechtvaardiigngsgrond of schulduitsluitingsgrond leidt bij een culpoos delict altijd tot vrijspraak.

285
Q

Straftoemetingsverweer

A

(er moet geen gevangenisstraf maar een taakstraf worden opgelegd

286
Q

bewijsverweer

A

(de verdacht emoet worden vrijgesproken, want het getuigenbewijs is onbetrouwbaar)

287
Q

de bewijsvraag

A

na de formele vragen (art 348 en 350 Sv) is de eerste vraag die de rechter moet ebantwoordne of hetgeen aan de verdachte ten laste is gelegd, bewezen kan worden.
○ Anders dan het ten laste gelegde feit, hoeft het bestaan van een strafuitsluitignsgrond niet bewezen te worden, deze hoeft slechts aannemleijk gemaakt te wordne

288
Q

4 deelvragen van de bewijsvraag

A
  1. Is er bewijsmateriaal voor het ten laste gelegde?
    2. Wordt het bewijsmateriaal toegelaten als bewijsmiddel?
    3. Zijn er voldoende bewijsmiddelen om tot een bewezenverklaring te kunnen komen?
    a. Wordt ieder onderdeel van de bewezneverklaring door ten minste 1 bewijsmiddel bewezen?
    b. Voldoet de bewezenverklaring als geheel aan de beewijsminimum regels?
    4. Is de rechter overtuigd dat de verdachte het ten laste gelegde heeft begaan?
289
Q

Formele onmiddelijkheidsbeginsel:

A

uit art 350 Sv blijkt dat de rechter bij de bewijsbeslissing slechts rekening mag houden met datgene wat tijdens het onderzoek ter terechtzitting aan de orde is gesteld.

290
Q

Feiten van algemene bekendheid

A

niet alles hoeft bewezen te worden. Feiten en omstandigheden van algemene bekendheid behoeven geen bewijs. Wanneer de bekendheid beperkt is tot een bepaalde deskundigheid, zal een verklaring van een deskundige vereist zijn

291
Q

Eigen waarneming van de recther

A

gaat dan bijv om voorwerpen die tijdens de zitting gepresenteerd worden, videobeelden die getoodn worden of geluidsfragmenten die afgedraaid worden. (waarnemen van een verklareing die afgelegd wordt hoort hier niet bij)

292
Q

Schouw

A

bekijken van een bepaalde plaats

293
Q

Verklaring van de verdachte

A

§ Moet het gaan om feiten of omstandigheden die hem ‘uit eigen wetenschap’ bekend zijn (eigen waarnemingen of ondervindingen van de verdachte, wat hij heeft zien gebeuren of waarom hij bepaalde handelinge verricht heeft en hoe hij zich toen voelde). Verdachte heeft recht om te zwijgen. Liegen door de verdachte is niet strafbaar gesteld

294
Q

Kennelijk leugenachtige verklaring:

A

: mag wel voor het bewijs gebruikt worden wanneer aangenomen kan worden dat de verdachte heeft gelogen om te voorkomen dat de waarheid aan het licht zou komen.

295
Q

Denaturering

A

geven van een andere betekenis aan een verklaring, kan plaatsvinden wanneer een deel van de verklaring buiten de context getrokken wordt

296
Q

Verklaring van een getuige

A

moet betrekking hebben op feiten of omstandigheden die hij zelf heeft waargenomen of ondervonden.

297
Q

De-auditu-verklaringen

A

getuige verklaart over hetgeen wat hij van een andere getuige heeft gehoord

298
Q

Verklaring van een deskundige

A

: alleen wanener een deksundige tijdens het onderzoek ter terechtzitting een verklaring aflegt.
De verklaring mag allene betrekking hebben op zijn expertise, en geen rechterlijke doorslaggevende beslissing noemen

299
Q

Mondelinge aangifte

A

kan worden beschouwd als verklaring van een getuige. Moet worden beeedigd.

300
Q

Bij de rechter-commissaris afgelegde getuigenverklaring

A

door de griffier van de rechter commisaris ogpeschreven en ondertekend door de getuige ‘zijne verklaring’. Het pv van verhoor dient als bewijsmiddel

301
Q

Overige bij de politie afgelegde getuigenverklaringen:

A

wanneer een getuige een verklaring aflegt tijdens een verhoor op het politiebureau, wordt van zijn verklaring PV opgepmaakt

302
Q

Onrechtmatig verkregen bewijsmateriaal:

A

wanneer bewijsmateriaal verkregen is op een manier die indruist tegen de rechtsregels die hiervoor gelden. § Kan ook resulteren in een strafvermindering
§ Onrechtmatig betekent niet automatisch onbetrouwbaar

303
Q

Bewijsminimumregels

A

○ Niemand mag worden veroordeeld wanneer er slecths 1 belastende verklaring tegen hem is afgelegd. -> er meot een minimale hoeveelheid bewijsmateriaal beschikbaar zijn om een verdachte te kunnen veroordelen.
Geldt voor alle bewijsmiddelen, behalve de heterdaad-proces-verbaal van een opsporingsambtenaar.

304
Q

De hoofdregel bewijs

A

luidt dat voor een bewezenverklaring altijd minimaal twee bewijsmiddelen beschikbaar moet zijn.

305
Q

Uitbreidingen vd hoofdregel bewijs

A

hebben te maken met de kwaliteit van bewijsmiddelen. Getuigenverkl kunnen onbetrouwbaar zijn.

306
Q

Rechterlijke overtuiging:

A

twijfelt de rechter, dan zou hij moeten vrijspreken. Een rechter moet overtuigd zijn dat de verdachte het ten laste gelegde heeft begaan.

307
Q

Sancties

A

reacties op ongeoorloofd gedrag. ○ Kunnen worden opgelegd door een rechter die heeft geconstateerd dat de verdachte een strafbaarfeit heeft begaan en soms ook door OvJ/opsporingsambtenaar, wanener een strafbeschikking is uitgevaardigd

308
Q

Maatregelen

A

hebben tot doel de samenleving te beveiligen of rechtsherstel te bewerkstelligen (TBS)

309
Q

Strafbedreiging

A

stellen van een sanctie op ongeroorloofd gedrag

310
Q

Hoofdstraffen

A

gevangenisstraf, hechtenisstraf, taakstraf en geldboete. § Alleen misdrijven wordne met gevangenisstraf bedreigd

311
Q

Bijkomende straffeln

A

ontzetting van bepaalde rechting, veerbeurdvekrlaring en openbaarmaking van de rechterlijke uitspraak

312
Q

Hechtenis als straf

A

vrijheidsbenemende straf voor overtredingen en voor enkele misdrijven

313
Q

duur straf en hechtenis

A

Tijdelijke gevangenisstraf max 30 jaar. Hecthenis straf max 1 jaar

314
Q

Voorwaardelijke invrijheidstelling

A

wanneer de periode van de opgelegde vrijheidsstraf is verstreken, zal de veroordeelde in vrijheid moeten worden gesteld. Wie tot een vrijheidsstraf van meer dan een jaar is veroordeeld, wordt als regel al in vrijheid gesteld op een moment waarop hij nog niet zijn hele straf heeft uitgezeten.

315
Q

Voorwaarden voorwaardelijke invrijheidsstelling

A

in de virjheid gestelde geroordeelde mag zich gedrurende de proeftijd niet schuldig maken aan een nieuw strafbaar feit. Als een veroordeelde weer de mist in gaat, dan kan de voorwaardelijke invrijheidsstelling worden herroepen, dus hij wordt aangehouden en moet het resterende deel van de straf alsnog uitzitten

316
Q

Bijzondere voorwaarden voorwaardelijke vrijheidsstelling

A

contactverbod, heeft betrekking op het gedrag van de veroordeelde.

317
Q

Aftrek voorarrest:

A

wanneer een verdachte in periode in voorarrest heeft doorgebracht, moet deze periode volgens art 27Sr in mindering worden gebracht op de duur van de ten uitvoer te leggen straf

318
Q

Taakstraf

A

niet bij ernstig zedenmisdrijf of geweldsmisdrijf, ook niet wanneer een verdachte ind e vijf eraan voorafgaande jaren al eerder een taakstraf opgelegd heeft gekregen weens een soortgelijk misddrijf. ○ Bestaat uit verichten van onbetaalde arbeid en is dus een werkstraf. Max is 240 uur. Voorarrest wordt afgetrokken vd straf

319
Q

Geldboete

A

: veroordeelde wordt verplicht binnen een bepaalde periode een door de rechter vastgesteld geldbedrag te betalen aan de staat. Max is 870.000. § Draagkrachtbeginsel
Vervangende hechtenis kan ingesteld worden. Niet hoger dan een jaar, voor iedere 25 euro is een dag hecthenis

320
Q

3 soorten bijkomende straffen:

A

verbeurdverklaring, ontzetting van rechten en openbaarmaking van de rechterlijke uitspraak

321
Q

Verbeurdverklaring

A

evenals geldboete, een vermogensstraf: het doel van de verbeurdverklaring is het treffen van de veroordeelde in zijn vermogen. Bepaalde voorwerpen kunnen aan de veroordelen ontnomen worden (verkocht).
§ Kunnen bijv voorwerpen zijn die door het strafbare feit zijn verkregen
§ Draagkrachtbeginsel speelt een rol

322
Q

Ontzetting van rechten

A

delicten die in de uitoefening van een ambt of beroep worden verpleegd kunnen resulteren in het ontzeggen van de recht tot uitoefening van dit beroep (tijdelijk of levenslang). Kiesrecht kan ook wroden ontnomen

323
Q

Openbaarmaking rechterljike uitspraak

A

odat de veroordeeldee in zijn geode naam wordt aangetast.

324
Q

Maatregelen

A

hebben tot doel de samenleving te beveiligen of rechtsherstel te bewerkstelligen (TBS)// straffen kunnen slechts worden opgeled nadat de rechter heeft geconstateerd dat de verdachte ene strafbaar feit heeft gepleegd, bij maatreglen ligt dit anders.

325
Q

Ontrekking van het verkeer

A

: voorwerpen die tijdens het voorbereidend onderzoek in beslag zijn genomen, zullen over het algemeen worden teruggegeven aan de rechthebbende of verbeurd worden verklaard. In sommige gevallen zal dit achterwege moeten blijven, omdat het bezig van die voorwerpen gevaarlijk is of verboden,. Die voorwerken kunnen worden ontrokken aan het verkeer . § Gaat meestal om voorwerpen die dmv strafbare feit is begaan.

326
Q

Wederrechtelijk verkregen voordee

A

(Ontnemingsmaatreegel:
)drugshandelaar kan makkelijk geld verdienen door zijn handel, en zonder nader ingerijpen zou een veroordeelde na de tenuitvoerlegging van de hem opgelegd estraf gewoon weer kunne beschikken over dat geld. Het is mogelijk dit voordeel te ontnemen.

327
Q

Schadevergoedingsmaatregel

A

§ Benadeelde partij: die de schade heeft geleden
§ Heeft karakter van een civielrechtelijke compensatie, slachtoffer moet dus in contact treden met de dader en dader kan weigeren te betalen

328
Q

Terbeschikkingstelling: TBS, mag wanneer:

A

a. Het gaat mo een strafbaar feit waarop naar de wettelijke omschrijving een gevangneisstraf van 4 jaren of meer is gesteld of om een van de met name in art 37a Sr genoemde strafbare feiten en
b. De veiligheid van anderen, dan wel de algemene veiligheid van persoenen of geoderen het opleggen van die maatregel eist.
§ Minimaal twee adviezen nodig van gedragsdeskundigen (waaronder een psychiater); dubbelrapportage

329
Q

Tbs met dwangverpleging;

A

verpleging van overheidswege; kan alleen worden bevolen wanneer de veroorcdeelde een gevaar oplevert voor de veiligheid van anderen of voor de algemene vieligheid van personenn of goederen

330
Q

TBS met voorwaarden

A

wnnr hij bijv geen direct ggevaar voor zijn omgeving oplevert, maar wel behandeld moet worden. Hij zal dan aan bepaalde voorwaarden moeten voldoen met betrekking tot zijn gedrag, ten aanzien waarvan hij heeft angegeven bereid te zijn deze na te zullen leven.

331
Q

Voorwaarden TBS met voorwaarden

A

a) Vrijwillige opname in een door de rechter aangewezen instelling
b) Zich onder behandeling stellen van een deskundige (ambulante behandeling)
c) Innemen van door de behandelde arts voorgeschreven geneesmiddelen of gedogen dat deze worden toegediend

332
Q

Maximale duur van TBS

A

is in beginsel 2 jaar maar kan door rechter worden verlengd met een of twee jaar. Totale duur max 4 jaar. Tenzij het een delict betreft waarbij inbreuk is gemaakt op de onaantastbaarheid van iemands lichaam. Max dur van TBS met voorwaarden is 9 jaar.

333
Q

Plaatsing in een inrichting voor stelselmatige daders

A

ISD-maatregel, veroordeelde kan max 2 jaar zijn vrijheid worden ontnomen. Het is dan de beodeling dat de veelpleger een speciaal voor hem opgesteld programma volgt, dat tot doel heeft zijn gedrag te beinvloeden.

334
Q

§ Voorwaarden waaronder de maatreglen kan worden opgelegd (plaatsing in een intrichting voor stelselmatige daders ISD

A

a. OM heeft oplegging van de maatregel gevorderd
b. Strafbare feit waarvoor de verdachte wordt veroordeeld is een feit waarvoor voorlopige hechtenis is toegelaten
c. De verdachte is in de 5 jaren voorafgaande aan deze veroordeling minimaal driemaal eerder veroordeeld en er moet rekeing worden gehouden met nieuwe misdrijven
d. De veiligheid van personen of geoderen eist eht opleggen van de maatregel
e. De rechter heeft zich laten adviseren over de oplegging van de maatregel

335
Q

Vrijheidsbeperkende maatregel;

A

rechter kan kiezen voor een gebieds of locatieverbod of een contactverbod

336
Q

Wet van economische delicten

A

onderneming vd veroordeelde kan worden stilgelegd voor amx een jaar

337
Q

Sancties voor jeugdige personen

A

jeugddetentie (twee jaar als persoon >16 jaar was, 1 jaar <16 jaar)

338
Q

○ Wenselijkehid om een sanctie op te leggen: rechterlijk pardon

A

: op basis van art 9a Sr is de rechter niet verplicht tot oplegging van een straf of maatregel over te gaan. De verdachte wordt dan veroordeled zonder oplegging van een sanctie

339
Q

Relevante aspecten bij de straftoemeting. 4 vragen

A

wanneer de rechter de sanctie bepaalt die in een concrete zaak opgelegd zal worden. 1. Moet er een sanctie worden opgelegd?
2. Welke soort sanctie moet worden opgelegd?
3. Wat is een passende strafmaat?
Welke sanctiemodaliteit wordt toegepast?

340
Q

Wettelijke bandbreedtes sanctiesoort

A

op grond van legaliteitsbeginsel altijd binnen de wet bepaalde bandbreedtes moeten blijven bij de beslissing voer de strafamat. De maximale hoofdstraffen mworden bij ieder delict afzonderlijk genoemd

341
Q

Eendaadse samenloop

A

: sprake van 1 strafbaar feit valt binnen meer dan 1 strafbepaling. We spreken over een specialiteitsverhouding: die tot gevolg heeft dat alleen de meest specifieke strafbepaling toegapst zal worden. Het strafbare feit valt heirdoor slechts onder 1 strafbepaling

342
Q

Meerdaadse samenloop

A

sprake wanneer een verdachte meer strafbare feiten gepleegd heeft. Volgens art 57 Sr wordt in dat geval 1 straf uitgesproken, voor zover de op het delict gestelde hoofdstraffen gelijksoortig zijn, wat meestal het geval is. □ Wanneer iemand de ene dag een diefstal pleegt en de volgende dag iemand bedreigt met een pistool is het duidelijk dat sprake is van twee strafbare feiten deie onder de regeling van meerdaadse samenloop meoten vallen

343
Q

Sanctiemodaliteit voorwaardelijke veroordeling: de niet-tenuitvoerliegging kan afhankelijk worden gesteld van de vervulling van bepaalde voorwaarden. Art 14a Sr geeft aan in welke gevallen een voorwaardelijke veroordeling mogelijk is:

A
  1. Ingeval een gevangensistraf vna ten hoogste twee jaar, hechtenisstraf, taakstraf of geldboete is opgelegd, kan de rechter beslissen dat die straf geheel of gedeeltelijk niet zal worden ten utivoer gelegd
    2. In geval van een veroordeling tot een langere gevangenisstraf dan twee jaar, maar korter dan 4 jaar, mag het voorwaardelijke deel ten hoogste twee jaar zijn.
344
Q

rechtsmiddelen

A

middel om een uitspraak aan te vechten (hoger beroep en cassatieberoep). ○ Hogere overheidsinstantie beoordeeld een beslissing van een lagere overhiedsinstantie.

345
Q

Doel van rechtsmiddelen:

A

recht op een rechtsmiddel is in mensenrechtenverdragen opgenoemen. ○ Uitspraak moet ter discussie gesteld kunnen worden bij een hogere rechter. ○ Ontstaat meer rechtseenheid: de utispraken van de verschillende gerechten worden op 1 lijn gebracht.

346
Q

Wettelijke regeling

A

de wet bepaalt uitputtend of een rechtsmiddel openstaat, welk rechsmiddel dat is en door wie het kan worden ingesteld (gesloten stelsel van rechtsmiddelen)

347
Q

Beslissing

A

wordt beshcouwd als het overkoepelende begrip van besdchikkingen en uitspraken tezamen.

348
Q

uitspraak

A

een uispraak tijdens of na afloop van eht onderzoek ter terechtzitting wordt gegevne en een beschikking niet

349
Q

beschikking

A

de beslissing tot het bevelen van gevangenhouding

350
Q

Gewone rechtsmiddelen

A

de rechtsmiddleen die kunnen worden ignesteld tegen een vonnis dat nog niet in kracht van gewijsde is gegaan (hoger beroep en cassatieberoep)
§ Overstappen naar gelijk cassatieberoep is niet toegestaan
Aanwenden van een middel is gebonden aan ene bepaald termijn (verschilt per rechtsmiddel en per geval) hoofdregel is 14 dagen na einduitspraak

351
Q

Gevallen waarin hoger beroep ingesteld kan worden:

A

onderscheid tussen vonnissen ter zake van misdrijven en ter zake van overtredingen
§ Voor misdrijven kan altijd hoger beroep ingesteld worden ongeacht de uitspraak
Overtredingen, geen hoger beroep ingesteld

352
Q

§ Overtredingen, geen hoger beroep ingesteld, kan niet door deze twee gevallen:

A

a. Er is geen straf of maatregel opgelegd

b. Er is weliswaar een straf opgelegd maar het gaat om een geldboete van niet hoger dan 50 euro

353
Q

Concentratiebeginsel

A

kan enkel hoger beroep ingesteld worden bij tussenvonnis wanneer dat ook bij einduitspraak wordt gedaan

354
Q

○ Procedurele regels:

hoger beroep

A

§ Verlofstelsel: wordt bekeken of de zaak uberhaubt behandelt moet worcen door de voorzitter van de strafkamer

355
Q

Cassatieberoep

A

○ Gevallen waarin cassatieberoep kan worden ingesteld; wanneer hoger beroep niet meer openstaat. Verschil met hoger beroep: ook de virjgesproken verdachte gerechtigd is cassatieberoep in te stellen.

356
Q

○ Zowel het OM als de verdachte is gerechtigd cassatieberoep in te stellen, tenzij:

A

a. Geen straf of maatregel is opgelegd of

Weliswaar een straf is opgelegd, maar het gaat om een geldboete van niet hoger dan 250 euro

357
Q

Procedurele regels cassatieberoep

A

§ Er wordt slechts beoordeeld of de rechtsregels correct zijn toegepast. In cassatie wordt uitgegaan van de feiten zoals die door het hof zijn vastgesteld. Over de vaststelling van de feiten kan niet meer worden geklaagd.
§ Procereur generaal bij de hoge raad neemt een conclusie waarin hij adviseert als onafhankelijke instnatie de Hoge Raad met betrekking tot de te nemen beslissing en de reden daarvoor. Hij reageert op de voorgestelde cassatiemiddelen, maar kan daarnaast ambsthalve zijn visie geven op de zaak

358
Q

§ Slechts 2 gronden waarop in cassatie een arrest vernietigd akn worden:

A

a. Sprake van verzuim van vormen: Hieronder moet worden verstaat het door het hof niet in acht nemen van bepaalde voorschriften, waarvand e niet-naleving nietigheid tot gevolg heeft. Bijv het geval dat een getuige ter zitting niet is beedigd
b. Schending van het recht: bijv wanneer een criterium onjuist toegepast wordt.

359
Q

twee mogelijke uitspraken doen wanneer hij een cassatieberoep ontvankelijk acht

A

ofwel het cassatieberoep wordt verworpen, ofwel het arrest van het hof wordt- gehele of gedeeltelijk- vernietigd.

360
Q

Bij gedeeltelijke vernietiging bij einduitspraak cassatieberoep

A

moet bijv worden gedacht aan de situatie waarbij slechts de strafoplegging niet conform de regels is verlopen. Het arrest blijft dan in stand voor het overige, maar voer de strafoplegging zal opnieuw geoordeeld moeten worden

361
Q

§ Wanneer een cassatiemiddel gegrond verklaard wordt, wordt het arrest van het hof vernietigd. Twee mogelijkheden daarna:

A

a. Ofwel de hoge raad doet de zaak zelf af (slechts als de feiten niet noodzakelijk zijn voor een te nemen beslissing)
b. Ofwel de hoge raad verwijst da zaak naar een hof om de zaak verder af te ahndelen

362
Q

Herziening ten voordele

A

echtsmiddle dat kan wordne ingesteld in geval van rechtelrijke dwalignen. Zowel de verdachte als het OM kan zijn toevlucht zoeken in een aanvraag tot herziening.

363
Q

3 limitateive gronden waarop herziening kan worden aangevraagd en waarop de herziening gegrond verklaard kan worden

A

a. De bewezenverkl en vercschillende arresten of vonnissen zijn niet met elkaar in overeenstemming te brengen (conflict van rechtspraak). Hierbij kna bijv woreden gedacht aan de vrijspraak van een medeverdachte van medeplegen, omdat geen sprkae is geweest van een nauwe samenwerking en veroordeling van de verdachte op grond van medeplegen met deze medeverdachte
b. Het EHRM heeft een schending avn mensenrecht geconstateerd id zaak waarvan herziening wordt aangevraagd
c. Er zijn nieuwe gegevens ‘nova’ die, waren zij bekend geweest tijdens het onderzoek ter terechtzitting, hadden geleid tot een andere einduitspraak

364
Q

Herziening ten nadele

A

sinds enige tijd is het ook mogelijk een vrijspraak of een ontslag van alle rechtsvervolging te herzien.

365
Q

Klachten over mensenrechtenschendingen

A

er kan een klacht worden ingediend en het comit´voor de rechten van de mens zal vervolgens haar ‘inzicht’ geven over deze klacht (is niet juridisch bindend). De uitspraken van het europees hof voor de rechten van de mens zijn wel bindend

366
Q

Gratie

A

straffen of maatregelen worden verminderd, veranderd, of kwijtgescholden. § Het is een middel waarmee de tenuitvoerlegging van een sanctie aan de orde gesteld kan worden. Een Minister van Justitie en Veiligheid besluit over gratieverlening

367
Q

§ Twee gronden waarop gratie kan worden verleend:

A

In de eerste plaats kan er sprake zijn van omstandigheden waarmee de rechter bij de uitspraak niet of onvoldoende rekening heeft gehouden, terwijl die omstandigheden wel zouden hebben geleid tot een lagere straf. In de tweede plaats kan het zo zijn dat met (de voortzetting van) de straf geen redelijk doel meer wordt gediend.
§ Gaat niet enkel om kwijtschelding maar ook om vermindering

368
Q

Klacht bij de nationale ombudsman

A

verzoek een onderzoek uit te voeren naar de wijze waarop een bestuursorgaan zich in een bepaalde aangelegenehid heeft gedrageni

369
Q

Kort geding

A

wanneer in sommige gevallen geen rechtsmiddel open staat om een beapalde rechterlijke beslissing aan te vechtne bij een hgoere rechter en kan een bijzondere procedure als beklag ook geen uitkomst bieden.

370
Q

Voorzieningenrechter. Voorwaarden

A

zaak is spoedeisend en geen andere effectieve strafvorderlijke procedure bestaat waarmeee de beslissing aangevochten kan wordne

371
Q

Bronnen van mensenrechten:

A

Grondwet
○ Europees Verdrag voor Rechten van de Mens EVRM
○ Internationaal verdrag inzake burgerrechten en politieke rechten IVBPR
○ Europees sociaal handvest ESH
○ Internationaal verdrag inzake economische sociale en culturele rechten IVESCR

372
Q

Interne werking binnen rechtsorde mensenrecht

A

zonder dat daarvoor een nationale wet noodzakelijk is die het verdrag omzet naar in NL geldende wetgeving.

373
Q

Inbreuken op mensenrechten

A

niet iedere inbrruek op een mensenrecht levert een schending van dat recht op.
○ Inbreuken kunnen gerechtvaardigd zijn. Alleen in geval van een ongerechtvaardige inbruek is sprake vna een schending. Er zal een belangenafwegign ggemakat moeten worden om te bepalen of een bepaalde inbruek gerechtvaardigd is.

374
Q

· Het europees verdrag voor de rechten van de mens:

A

In 1948 kwam Univerversele Verklaring voor de Rechten van de Mens tot stand, een beginselverklaring van de Algemene Vergadering van de VN na tweede wereldoorlog

375
Q

Rechtspraak door het EHRM

A

om handhanving van de in het EVRM opgenomen mensenrechten mogelijk te maken. Hof is gevestigd in Straatsburg. Het hof beoordeelt altijd naar aanleiding van een concrete klacht over een concrete zaak of het EVRM geschonden is.

376
Q

4 soorten rechterlijke colleges EHRM

A

alleensprekende rechters, comités(3 rechters), Kamers (7 rechters) en de Grote Kamer (17 rechters)

377
Q

proces klacht bij EHRM

A

□ Klacht -> griffie -> klacht is kansloos? -> alleensprekende rechters. Klacht wel als ontvakelijk? -> comité. Weer wel ontvakelijk? -> met arrest wijzen. Kan comité zaak niet oordelen? -? Kamer.
® Kamer zal in veel gevallen uitspraak doen over de inhoud vd klacht
® Is een vd paritjen niet eens met uitspraak kamer, kan het naar grote kamer verwezen worden (soort hoger beroep)
® Klager kan schadevergoeding toekennen

378
Q

○ De belangrijkste rechten die in het EVRM gegarandeerd worden zijn:

A

a. Recht op leven
b. Verbod van foltering
c. Recht op veiligheid en vrijheid
d. Recht op een eerlijk proces
e. Legaliteitsbeginsel
f. Recht op privacy
g. Vijrheid van gedachte, gewetne en godsdienst
h. Virjheid van meningsuiting

379
Q

○ Artikel 6: EVRM: het recht op een eerlijk proces

A

§ Vanaf het moment dat je wordt vervolgd

380
Q

: wanneer een bepaalde gedraging tot het strafrecht van de aangeklaagde staat behoort. Twee factoren zijn van belang:

A

a. Aard van het feit en

b. de soort sanctie waarmee een gedraging is bestraft

381
Q

Criminal charge

A

wanneer een bepaalde gedraging tot het strafrecht van de aangeklaagde staat behoort. □ De criminal charge vangt aan op het moment waarop imenad aan bepaald overheidsoptreden de redelijke verwachting kan ontlenen dat teegen heme en vervlging zal worden ingesteld.

382
Q

§ Verschillende processuele rechten opgenomen in art 6 (recht op eerlijk proces)

A

a. Behandeling binnen een redelijke termijn. Voor de bepaling van de redelijkheid wordne in de rechtspraak bepaalde factoren gehanteerd:
a) De ingewikkeldheid van de zaak
b) Gedrag vd verdachte: acties van de kant vd verdachte waardoor de termijn ogpgelopen is bijv het verzoek om nader onderzoek te laten uitvoeren
c) De houding van de justitiele autoriteiten
d) De positie van de verdachte : was de verdachte gehecth of op vrije voeten

383
Q

® behandeling van rechtsproces verdachte Redelijke termijn kan op ten minste drie manieren een rol spelen:

A

i) Heeft de behandleing vanaf het ontstaan van de criminal charge tot aan de einduitspraak door de rechter binnen een redelijke termijn plaatsgevonden?
ii) Is de totale vervolging in alle instanties (bijv vanaf de criminal charge tot aan de utispraak door de Hoge Raad) afgewikkeld binnen een redleijke termijn?
iii) Is de behandleing binnne een hogere rechterlijke instantie binnen de redelijke termijn geschied?

384
Q

Onschuldpresumptie

A

wanneer een verdachte wordt vervolgd, staat niet bij voorbaat vast dat hij het ten laste gelegde strafbare feit ook heeft begaan.

385
Q

§ Verschillende processuele rechten opgenomen in art 6:

A

a. Behandeling binnen een redelijke termijn.
b. Het recht zichzelf niet te bezwaren:
c. Onafhaneklijke en onpartijddige rechter
d. Onschuldpresumptie
e. Op de hoogte gebracht worden van de beschuldiging
f. Verdediging en rechtsbijstand
g. Ondervraging van getuigen

386
Q

® Ondervragingsrecht: twee aspecten:

A

i) Het EHRM onderozekt of een goede reden heeft bestaan voor het ontrbeken van een ondervragingsgelegenheid
ii) Wanneer een goede reden heeft bestaan, zal het EHRM in de tweede plaats onderozeken of de getuigenverklaring voor het bewijs mocht worden gebruikt

387
Q

○ Art 8 : Het recht op privacy

A

§ Een ieder heeft recht op respect voor zijn prive-leven, zijn familie en gezinsleen, zijn woning en zijn correspondentie

388
Q

De inperking van de uiteofening van het recht op privacy mag volgens deze twee artikelen (art 8 en 10 grondwet) slechts plaats vinden wanneer voldaan wordt aan 3 vereisten:

A

a. Wet (‘in accordance with the law’):
b. Doel (‘legitimate aim’)
c. Noodzakelijkehden (‘necesssary n a democratic society’).

389
Q

§ Of er sprake is van een beperkte of meer dan beperkte inbreuk op privacy wordt vastgesteld door een aantal puntne na te gaan:

A

a. Intensiteit vd observatie
b. Aard van het te verwachten resultaat
c. Wijze van observatie
d. Duur vd observatie
Plaats van observatie

390
Q

Rechtsvinding

A

het proces van eht zoeken naar een juist antwoord op een rechtsvraag

391
Q

Belangrijk probleem waar de rechter tegenaan loopt :

A

: is dat het vaak niet meteen duidelijk is wat de betekenis van een rechtsregel is

392
Q

· Een methode van rechtsvinding: 3 stappen:

A
  1. Wat is de rechtsvraag die moet worden beantwoord?
    2. Welke rechtsregel moet worden egehanteerd bij de beantwoording van de rechtsvraag?
    3. Hoe moet de gevonden rechtsregel worden toegepast op de feiten in de casus?: de rechter moet nu verbinding leggen tussen de rechtsregel en de werkelijkehid.
393
Q

Wetssystematische interpretaie:

A

uitgaan van het systeem van de wet wanener een rechter een doel van een wet bepaald

394
Q

Wetshistroische interpretatei:

A

of van de parlementaire geschiedenis gebruik maakt

395
Q

Variatiearresten aantal vormen:

A

1) het arrest dat nadere uitleg geeft aan het criterium van het standaardarrest, 2) het arreest waarin het standaardcriterium wordt toegepast op een ander feitencomplex dan waarvan bij het standaardarrest sprake was

396
Q

standaardarresten

A

arresten van de hoge raad waarin voor de eerste keer voor een algemeen begrip het nu geldende criterium is geformuleerd

397
Q

ontbreken van de materiele wederrechtelijkheid

A

Het houdt in dat de degene die het strafbare feit heeft begaan niet strafbaar is, indien door het overtreden van het strafbare feit de doelstelling van dat feit juist beter nageleefd wordt. Ook als de daad in strijd is met de wet.

398
Q

dubbele opzet bij medepleger

A
  1. De medepleger opzet hebben op het deelnemen zelf. Er moet een gerichtheid zijn op het leveren van een bijdrage aan het strafbare feit. De medepleger moet dus willen medeplegen
    2. De medepleger moet een bijdrage willen leveren aan een bepaald strafbaar feit. Hij moet dus opzet hebben op het delict
399
Q

dubbele opzet bij medeplichtigheid

A

a. Opzet bestaan op de medeplichtigheid, in die zin dat men behulpzaam wil zijn bij het misdrijf
b. Behulpzaamheid moet gericht zijn op een bepaald strafbaar feit

400
Q

primair-subsidiaire tenlastelegging

A

De OvJ doet zich er daarom verstandig aan voor meerdere ankers te gaan liggen. De OvJ kan dus in eerste plaats (primair) zijn mening noemen en een tweede mogelijkheid (subsidiair). Op deze manier bereikt de OvJ dat de rechter de mogelijkheid heeft om te kiezen uit verschillende strafbare feiten

401
Q

relativiteit van criminologie

A

: De aard van het strafbaar gestelde gedrag, dat wil zeggen wat onder criminaliteit wordt verstaan, wordt bepaald door de wetgever en dit zal dus van tijd tot tijd en van land tot land enigszins verschillen

402
Q

feitelijke dwaling

A

Feitelijke dwaling is een vergissing in de feitelijke werkelijkheid,melk- en waterarres

403
Q

rechtsdwaling

A

is een vergissing in de wederrechtelijkheid van een handeling. t er gevallen kunnen zijn waarin een beklaagde, ook al heeft hij een strafbare handeling verricht, straffeloos moet blijven, wanneer hij niet wist, dat hetgeen hij deed, strafbaar was, en met het oog op bijzondere omstandigheden, redelijkerwijs niet van hem kon worden gevergd, dat hij met het strafbare karakter van zijn handeling bekend was — doch dat zich hier een zoodanig geval niet voordoet;’

404
Q

§ Mdeplichtigheid ‘bij’

A

betreft de gelijktijdige medeplichtigheid

405
Q

§ Medeplichtigheid ‘tot’

A

wordt de voorgaande behulpzaamheid mee bedoelt