strafrecht 1 Flashcards

1
Q

wat houdt materieel strafrecht in? (3 punten)

A

het draait om de inhoud
- wat is een strafbaar feit
- welk gedrag is er niet toegestaan
- welke straffen staan daarop

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
2
Q

wat houdt formeel strafrecht in? (3 punten)

A

het draait om de procedure
- strafprocesrecht
- strafvordering
- procedure bij een vermoedelijk strafbaar feit

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
3
Q

vier-lagen-model componenten van een strafbaar feit

A
  1. menselijke gedraging (MG) - geen paard o.i.d.
  2. wettelijke delictsomschrijving (DO) - er moet ergens staan dat het niet mag
  3. wederrechtelijkheid (W) - in strijd met het recht
  4. schuld (verwijtbaarheid, V) - kun je het de verdachte verwijten? geen zelfverdediging o.i.d.
How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
4
Q

wanneer is er sprake van een strafbaar feit?

A

als aan de 4 componenten uit het vier-lagen-model is voldaan

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
5
Q

wat betekent wettelijke delictsomschrijving (DO)?

A
  • gedrag is alleen strafbaar als dat in de wet staat = legaliteitsbeginsel
  • de rechter moet de bewezen verklaarde feitelijke gedraging uit de tenlastelegging juridisch benoemen = kwalificeren
How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
6
Q

wat betekent legaliteitsbeginsel

A

gedrag is alleen strafbaar als dat in de wet staat

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
7
Q

wat betekent kwalificeren

A

de rechter moet de bewezen verklaarde feitelijke gedraging uit de tenlastelegging juridisch benoemen (het artikel noemen waarin de handeling strafbaar is gesteld)

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
8
Q

wat houdt wederrechtelijk (W) in?

A

in strijd met het recht
dus als iemand niet handelt in strijd met het recht, dan dient er ook geen straf te volgen

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
9
Q

voorbeeld roland loopt in Vondelpark en schiet ene Thea dood, omdat hij stemmen in zijn hoofd hoort die zeiden dat hij dan een beter leven zou krijgen. gedragsdeskundigen bevestigen dat hij lijdt aan waanvoorstellingen.
is er sprake van een strafbaar feit?

A

MG: ja
DO: ja
W: ja (hij heeft geen reden die zijn gedrag kan rechtvaardigen)
V: nee, ontoerekeningsvatbaar (geestelijke stoornis)

conclusie: bewezen, kwantificeerbaar, wederrechtelijk, maar niet verwijtbaar

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
10
Q

Bestanddelen betekenis

A

staan omschreven in de delictsomschrijving van een strafbaar feit. ze moeten in het strafproces door de rechter worden bewezen

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
11
Q

elementen betekenis

A

staan (meestal) niet in de delictsomschrijving omschreven, maar worden verondersteld wel aanwezig te zijn. in het strafproces voldoet de aannemelijkheid dat de elementen zijn vervuld.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
12
Q

2 voorbeelden van elementen

A

schuld
wederrechtelijkheid

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
13
Q

causaliteit betekenis

A

oorzaak-gevolg
wat is de oorzaak van een overlijden

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
14
Q

voorbeeld arrest letale longembolie
verdachte veroorzaakt longembolie. automobilist zwaar lichamelijk letsel
slachtoffer overlijdt 12 dagen later, niet aan de directe gevolgen van het letsel, maar door medische verwikkelingen
advocaat zegt: geen oorzakelijk verband tussen botsing en dood slachtoffer
wat zegt de hoge raad en waarom?
en wat is hierbij het criterium voor causaliteit?

A

hoge raad rekent het toe aan de veroorzaker van het verkeersongeval. Het gaat om redelijkheid
criterium = redelijke toerekening

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
15
Q

doodslag betekenis

A

de ander opzettelijk van het leven beroven

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
16
Q

dood door schuld betekenis

A

niet opzettelijk een ander van het leven beroven, maar je bent aanmerkelijk onvoorzichtig geweest.

17
Q

wat is verschil doodslag en dood door schuld?

A

de intentie waarmee de dader heeft gehandeld

18
Q

opzet betekenis

A

willens en wetens handelen

19
Q

3 graden van opzet met voorbeeld

A
  1. opzet met bedoeling (schilderij vernielen)
  2. voorwaardelijke opzet, met mogelijkheidsbewustzijn (inhaalmanoeuvre, aanmerkelijke kans dat dat fout gaat)
  3. opzet met noodzakelijkheidsbewustzijn (100% kans, bijvoorbeeld als je een bom plaatst dat er zeker doden vallen)
20
Q

opzetdelicten voorbeelden

A

mishandeling, opruien, verzetten e.d.

21
Q

schuld betekenis

A

niet gewild, te veel risico genomen

22
Q

verschil opzet en schuld

A

opzet = willens en wetens
schuld = niet gewild, te veel risico genomen

23
Q

wat moet bewezen worden bij doodslag?

A

opzet (willens en wetens)

24
Q

wat moet bewezen worden bij dood door schuld?

A

aanmerkelijke onvoorzichtheid

25
Q

welke 2 soorten strafuitsluitingsgronden zijn er?

A

rechtvaardigheidsgronden en schulduitsluitingsgronden

26
Q

rechtvaardigingsgronden en schulduitsluitingsgronden verschil

A

r: wat je gedaan hebt is niet verkeerd (heeft met de daad te maken)
s: wel wederrechtelijk, maar niet verwijtbaar (heeft met de persoon te maken)

27
Q

welke 5 rechtvaardigingsgronden zijn er?

A
  • noodweer
  • overmacht als noodtoestand
  • bevoegd ambtelijk bevel
  • wettelijk voorschrift
  • ontbreken materiële wederrechtelijkheid
28
Q

welke 5 schulduitsluitingsgronden zijn er?

A
  • noodweerexces
  • psychische overmacht
  • onbevoegd ambtelijk bevel
  • ontoerekeningsvatbaarheid
  • afwezigheid van alle schuld
29
Q

noodweer betekenis

A

iemand doet iets, maar als geboden of noodzakelijke verdediging van eigen of anders lijf, eerbaarheid of goed

30
Q

noodweerexces betekenis

A

eigenlijk ga je te ver in je zelfverdediging, maar door ervaringen uit het verleden bijv. valt het je als persoon niet te verwijten

31
Q

psychische overmacht betekenis

A

iemand is niet strafbaar als hij een feit begaat waartoe hij door overmacht is gedwongen, een van buiten komende drang (niets psychisch, maar je stond zo onder druk en had geen keus)

32
Q

overmacht door noodtoestand betekenis

A

iemand is niet strafbaar als hij een feit begaat waartoe hij door overmacht is gedrongen (geen van buiten komende drang, maar bijvoorbeeld arts in nacht naar spoedgeval, mensenleven is dan belangrijker dan snelheidslimiet)

33
Q

bevoegd ambtelijk bevel betekenis

A

niet strafbaar is hij die een feit begaat ter uitvoering van een ambtelijk bevel

34
Q

wettelijk voorschrift

A

niet strafbaar is hij die een feit begaat ter uitvoering van en wettelijk voorschrift (aanhouding en verdachte klemrijden met auto (mag als je daar een bevel voor hebt), maar gericht schieten op wegrijdende auto om verdachte van verkeersovertreding aan te houden mag niet)

35
Q

ontoerekeningsvatbaarheid betekenis

A

je begaat een feit, maar dit kan je wegens gebrekkige ontwikkeling of ziekelijke stoornis van geestvermogens niet worden toegerekend.

36
Q

bij ontoerekeningsvatbaarheid moet worden voldaan aan 3 eisen

A
  • er was tijdens het plegen van het feit bij de verdachte sprake van gebrekkige ontwikkeling of ziekelijke stoornis van geestvermogens
  • tussen stoornis en het strafbare feit bestaat een voldoende aannemelijk causaal verband
  • het feit kan de verdachte op basis van de stoornis niet toegerekend worden
37
Q

welke 2 ongeschreven strafuitsluitingsgronden zijn er?

A
  • afwezigheid van alle schuld
  • ontbreken van materiële wederrechtelijkheid