stofwisseling en ademhaling (WG5/6) Flashcards
leg het proces van stofwisseling tussen bloed en weefselvocht uit.
de uitwisseling van stoffen tussen het bloed en het weefselvocht is essentieel voor de homeostase is het inwendige milieu. de uitwisseling gebeurt gebeurt via de wanden van de capillairen.
wat is niet-specifieke immuniteit?
wanneer er een ziekte/infectie etc. is in het lichaam en de cellen het gaan oplossen, maar er zijn geen specifieke/ speciale cellen voor. dit is aangeboren.
wat specifieke immuniteit?
wanneer er speciale cellen zijn om een bepaalde ziekte op te lossen. dus niet alle cellen kunnen zomaar deze ziekte op lossen. dan heb je de T- en B-cellen.
wat is passieve en actieve immunisatie?
Bij actieve immunisatie worden verzwakte antigenen in het lichaam gebracht waardoor antistoffen gevormd worden. Bij passieve immunisatie brengt men specifieke immunoglobulinen in het lichaam die als antistoffen aan het werk gaan.
leg het ABO-bloedgroepsysteem uit
Iemand met bloedgroep O heeft geen A- en B-bloedantigen en is een universele donor. Iemand met bloedgroep AB heeft geen A- en B-antistoffen en is een universele acceptor.
O—> O,A,B,AB
A—> A,AB
B—> B,AB
AB-> AB
wat is de resusbloedgroep?
Het antigeen van de resusbloedgroep wordt RhD-antigeen genoemd. Iemand met resusnegatief bloed maakt pas RhD-antistoffen als diens bloed in contact is geweest met resuspositief bloed (= bloed met het RhD-antigeen).
beschrijf de bouw en functies van de luchtwegen
De organen van het ademhalingsstelsel waardoorheen de lucht stroomt worden de luchtwegen genoemd. Deze bestaan uit: neus- en mondholte, keelholte, strottenhoofd, luchtpijp, bronchiën en longblaasjes.
beschrijf de bouw en functie van het longvlies
Elke long is omgeven door de dubbele pleura (longvlies), een weivlies. De pleura visceralis (longvlies, viscerale blad) is vergroeid met de longen en de pleura parietalis (borstvlies, pariëtale blad) met de borstwand, het middenrif en de structuren in het mediastinum. De pleuraholte is luchtdicht, is gevuld met pleuravocht en er heerst een vacuüm. Daardoor schuiven de bladen wrijvingloos ten opzichte van elkaar, maar kunnen ze niet van elkaar getrokken worden.
beschrijf de vaatvoorziening van de luchtwegen
In de longen splitst de longslagader zich steeds verder tot een netwerk van kleine haarvaatjes. Deze liggen om de longblaasjes heen. De haarvaatjes komen weer samen en vormen uiteindelijk de longader.
De longader komt met het zuurstofrijke bloed via de linkerboezem in de linkerkamer.
omschrijf de gaswisselingsprocessen in de longen en in de weefsels
gaswisseling in longen (hoge PO2 en lage PCO2):
O2 diffundeert vanuit de alveolaire lucht naar het bloed en wordt grotendeels aan hemoglobine gebonden. Hierbij komt waterstof vrij, dat gebruikt wordt bij het vrijmaken van CO2 uit bicarbonaat.
Gaswisseling in de weefsels (lage PO2 en hoge PCO2):
CO2 diffundeert vanuit de interstitiële vloeistof naar het bloed; 10% lost op in het bloed, 70% wordt gebonden in HCO3 (bicarbonaat) en 20% wordt gebonden aan hemoglobine.
hoe komen ademhalingsbewegingen tot stand?
Bij de inademing (inspiratie) wordt het middenrif (diafragma) door middenrifspieren afgeplat en trekken de buitenste tussenribspieren (musculi intercostales externi) de ribben omhoog. Hierdoor wordt het volume van de borstholte vergroot. Borst- en longvlies worden meegetrokken en in de longen ontstaat een onderdruk ten opzichte van de atmosferische druk: lucht stroomt de luchtwegen in.
leg de regulatie van de ademhaling uit
De ademhaling wordt geregeld door het ademhalingscentrum. Dit is een netwerk van zenuwcellen in het onderste deel van de hersenen, de zogeheten hersenstam. Het ademhalingscentrum regelt zowel de start van de in- en uitademingsfasen als de overgang van inademing naar uitademing.