stijlfiguren Flashcards
herhaling/repetitio
een woord of groepje woorden wordt vrijwel ongewijzigd herhaald
parallellisme
zinnen of zinsdelen beginnen en verlopen op dezelfde manier
opsomming/enumeratio (climax, anticlimax)
opsomming van een aantal namen of dingen
pleonasme
een vanzelfsprekende eigenschap van het begrip wordt nog eens verwoord om er nadruk op te leggen (natte tranen, zoete suiker)
tautologie
hetzelfde begrip wordt meermalen uitgedrukt met synoniemen (behorend tot dezelfde woordsoort) (uitsluitend en alleen)
tegenstelling/antithese
woorden, zinnen of tekstgedeelten zijn tegengesteld aan elkaar (spreken is zilver, zwijgen is goud)
litotes
omschrijving door het ontkennen van het tegenovergestelde
retorische vraag
vraag waar je geen antwoord op verwacht
chiasme
in een tegengestelde volgorde plaatsen van een overeenkomstige elementen in twee zinnen/zinsdelen
(een voor allen, allen voor een)
paradox
paradox
eufemisme
verzachtende omschrijving om iets minder pijnlijk te laten klinken
hyperbool
sterke overdrjving
understatement
verzwakkende omschrijving, soms humoristisch
ironie
milde spot
sarcasme
bijtende spot
cynisme
verbitterde spot
woordspeling
woordgrapje