stencil de grote lijn Flashcards

1
Q

uit welke tijdvak bestaat de 19de eeuw?

A

tijd van burgers en stoommachines 1800-1900

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
2
Q

uit welke tijdvakken bestaat de 20ste eeuw?

A

tijd van wereldoorlogen 1900-1950 en tijd van televisie en computers 1950-heden

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
3
Q

Nederland was een groot gedeelte van de 19de eeuw een stedelijk agrarische samenleving. waar leven mensen in zo’n samenleving?

A

in de steden leven mensen van handel of nijverheid. op het platteland leven mensen van de landbouw

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
4
Q

wat voor een soort samenleving was Engeland in de 19de eeuw geworden?

A

industriële samenleving

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
5
Q

noem drie landen die rond 1850 al veel moderner waren dan nederland

A

Engeland, Duitsland en België

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
6
Q

vanaf 1850 werd Nederland beetje bij beetje moderner. er kwamen voor het eerst fabriekjes. ook werd de infrastructuur verbeterd. welke 2 voorbeelden van verbeterde infrastructuur werden in het stencil genoemd?

A

spoorwegen en kanalen

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
7
Q

de 20ste eeuw begon met een oorlog. welke oorlog wordt bedoeld?

A

de eerste wereldoorlog 1914-1918

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
8
Q

wanneer begon en eindigde de 1ste wereldoorlog?

A

1914-1918

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
9
Q

Nederland bleef in de oorlog neutraal. op welke manieren kreeg Nederland toch te maken met deze oorlog?

A

vluchtelingen komen naar Nederland

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
10
Q

noem drie nieuwe wapens die in de 1ste wereldoorlog voor het eerst werden ingezet

A

gifgas, machinegeweren, tanks, vliegtuigen, vlammenwerpers

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
11
Q

welke periode bedoelen we met het interbellum?

A

periode tussen de eerste en tweede wereldoorlogen 1918-1939

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
12
Q

in 1929 brak er een grote economische crisis uit. in de VS stortte de beurs in. hoe werd het begin van deze crisis genoemd?

A

beurskrach

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
13
Q

wat merkten Nederland en andere Europese landen van de crisis?

A

minder handel wereldwijd en werkloosheid neemt toe

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
14
Q

met welke gebeurtenis, en wanneer, begon de tweede wereldoorlog?

A

duitse aanval op polen op 1 september 1939

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
15
Q

van wanneer tot wanneer was Nederland bij de tweede wereldoorlog betrokken?

A

1940 tot 1945

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
16
Q

noem drie belangrijke landen die in deze tweede wereldoorlog tegen Duitsland, Italië en japan vochtten

A

Amerika, Engeland, Frankrijk, canada, Rusland (sovjet-unie)

17
Q

na de tweede wereldoorlog kreeg Nederland, net als veel andere Europese landen, financiële steun vanuit Amerika. hoe werd deze steun genoemd?

A

marshallplan/marshallhulp

18
Q

wat gebeurde met europa tijdens de koude oorlog?

A

europa wordt in 2 delen gedeeld. oost- europa hoornbij de sovjet-unie. west-europa hoorde bij amerika. Duitsland werd in tweeën gedeeld.
Oost-Europa werd communistisch en west-europa werd democratisch en kreeg vrije markt economie

19
Q

wat voor een soort samenleving is Nederland nu?

A

multiculture samenleving

20
Q

noem 3 media die na 1960 steeds belangrijker werden.

A

radio, televisie en internet