H1 P1, P2, P3, P4 begrippen Flashcards
contractarbeider
arbeider die een contract had getekend waardoor hij gedwongen was om te werken op een plantage
cultuurstelsel
economisch systeem waarbij boeren op Java landbouwproducten moesten verbouwen voor de Nederlandse staat
ethische politiek
Nederlandse politiek die moest zorgen voor de ontwikkeling van Nederlands-Indië
gouverneur-generaal
de hoogste bestuurder van Nederlands-Indië
handelsmonopolie
het recht om als enige in bepaalde producten of een bepaalde plek te handelen
indirect bestuur
manier om een kolonie te besturen waarbij de inheemse bestuurders op hun plaats bleven maar voortaan werden aangestuurd door Nederlanders
indo
kind van een Nederlander en iemand uit de inheemse bevolking
interneren
het opsluiten van een bepaalde groep mensen in een kamp om ze buiten de samenleving te houden
koelie
naam die Nederlanders gebruikten voor een contractarbeider
Koninklijk Nederlands-Indisch leger (KNIL)
leger in Nederlands-Indië waarvan de meeste soldaten uit Nederlands-Indië kwamen. de officieren waren nederlands.
liberalisme
politieke stroming die opkomt voor zoveel mogelijk vrijheid voor burgers en bedrijven
modern imperialisme
het idee bij Europese landen in de 19e eeuw dat zij zoveel mogelijk land moesten veroveren om zo een groot rijk op te bouwen
nationalisme
een gevoel van trots voor een taal, cultuur en geschiedenis van het eigen volk
pacificatie
de naam die Nederlanders gebruikten voor het veroveren van gebieden in Indonesië
Partei Nasional Indonesia (PNI)
politieke partij die streed voor een onafhankelijke Indonesië. letterlijk : nationale partij van Indonesië