H1 P1, P2, P3, P4 begrippen Flashcards

1
Q

contractarbeider

A

arbeider die een contract had getekend waardoor hij gedwongen was om te werken op een plantage

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
2
Q

cultuurstelsel

A

economisch systeem waarbij boeren op Java landbouwproducten moesten verbouwen voor de Nederlandse staat

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
3
Q

ethische politiek

A

Nederlandse politiek die moest zorgen voor de ontwikkeling van Nederlands-Indië

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
4
Q

gouverneur-generaal

A

de hoogste bestuurder van Nederlands-Indië

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
5
Q

handelsmonopolie

A

het recht om als enige in bepaalde producten of een bepaalde plek te handelen

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
6
Q

indirect bestuur

A

manier om een kolonie te besturen waarbij de inheemse bestuurders op hun plaats bleven maar voortaan werden aangestuurd door Nederlanders

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
7
Q

indo

A

kind van een Nederlander en iemand uit de inheemse bevolking

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
8
Q

interneren

A

het opsluiten van een bepaalde groep mensen in een kamp om ze buiten de samenleving te houden

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
9
Q

koelie

A

naam die Nederlanders gebruikten voor een contractarbeider

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
10
Q

Koninklijk Nederlands-Indisch leger (KNIL)

A

leger in Nederlands-Indië waarvan de meeste soldaten uit Nederlands-Indië kwamen. de officieren waren nederlands.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
11
Q

liberalisme

A

politieke stroming die opkomt voor zoveel mogelijk vrijheid voor burgers en bedrijven

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
12
Q

modern imperialisme

A

het idee bij Europese landen in de 19e eeuw dat zij zoveel mogelijk land moesten veroveren om zo een groot rijk op te bouwen

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
13
Q

nationalisme

A

een gevoel van trots voor een taal, cultuur en geschiedenis van het eigen volk

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
14
Q

pacificatie

A

de naam die Nederlanders gebruikten voor het veroveren van gebieden in Indonesië

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
15
Q

Partei Nasional Indonesia (PNI)

A

politieke partij die streed voor een onafhankelijke Indonesië. letterlijk : nationale partij van Indonesië

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
16
Q

racisme

A

het (onjuiste) idee dat er verschillende mensenrassen bestaan en dat het ene ras beter is dat het andere

17
Q

Verenigde Oost-Indische Compagnie (VOC)

A

nederlands handelsbedrijf, opgericht in 1602, dat handeldreef en oorlog voerde in Azië

18
Q

volksraad

A

raad waarin Nederlanders em leden uit de inheemse bevolking zaten en die advies gaf aan het bestuur van de kolonie

19
Q

vrije arbeid

A

economisch systeem waarbij Nederlandse ondernemers zelf bedrijven mochten oprichten en mensen in loondienst mochten nemen

20
Q

dekolonisatie

A

het onafhankelijk worden van koloniën

21
Q

guerilla

A

vorm van oorlogvoering waarbij kleine groepen strijders een korte aanval doen en zich dan snel terugtrekken

22
Q

oorlogsmisdaad

A

misdaad die ook tijdens oorlogen niet gepleegd mag worden, zoals martelingen of het doden van onschuldige burgers

23
Q

pemoeda’s

A

jonge, Indonesische nationalisten die door de Japanners militair waren getraind en die streden voor onafhankelijkheid

24
Q

politionele acties

A

de naam die de Nederlandse overheid gebruikte voor twee grootschalige militaire acties, om Indonesië als kolonie te behouden

25
Soevereiniteit
het recht van een staat om zichzelf te besturen, zonder bemoeienis van andere staten
26
Verenigde naties (VN)
een internationale organisatie waarvan bijna alle landen lid zijn en die als doel heeft te zorgen voor vrede en veiligheid in de wereld
27
dateren
bepalen uit welk jaar of welke periode een historische bron komt
28
tijdvak
een periode in de Europese geschiedenis