Stencel I Flashcards
erfreulich
verheugend
auswandern
emigreren
die Heiterkeit
de hilariteit, de vrolijkheid
eifersüchtig
jaloers
betrübt
verdrietig, treurig, bedroefd
die Beziehung
de relatie
altmodisch
ouderwets
üblich
gebruikelijk, gewoon
die Trauer
het verdriet
schwärmen für
dwepen met
verschwenden
verspillen, verkwisten
die Nachfrage
de vraag
rückläufig
teruglopend
herstellen
vervaardigen
der Verlust
het verlies
der Absatz
de afzet
bevorzugen
de voorkeur geven aan
ablehnen
afwijzen
anregen
stimuleren, aanzetten
Nullblock
totaal geen zin
ausziehen
het huis uit gaan
volljährig
meerderjarig
der Zündstoff
de conflictstof
sich beteiligen
deelnemen
anständig
fatsoenlijk
nachgiebig
toegeeflijk
die Clique
de (jongeren) groep
tuscheln
fluisteren
kichern
giechelen
blöd
stom
berechtigen
recht geven
loswerden
kwijtraken
der Kummer
het verdriet
verzichten auf
afzien van, afstand doen van
spüren
voelen
ermutigen
aanmoedigen
sich Gedanken machen
zich ongerust maken
die Beschwerde
de klacht
beseitigen
uit de weg ruimen
die Angelegenheit
de zaak
sich irren
zich vergissen
Sehnsucht haben
sterk verlangen
zögern
aarzelen
sich verabreden
afspreken
einverstanden
eens, akkoord
der Krach
de ruzie
der Hinweis
de tip, de aanwijzing
sich täuschen
zich vergissen
der Vorwurf
het verwijt
ehemalig
voormalig
gestehen
bekennen
verständnisvoll
vol begrip
das Erlebnis
de belevenis
der Alptraum
de nachtmerrie
die Auseinandersetzung
de woordenwisseling
der Widerstand
de weerstand, het verzet
die Sammlung
de collecte, de inzameling
abhängig
afhankelijk
verschlingen
verslinden
das Fieber
de koorts
der Fallschirm
de parachute
der Pfarrer
de pastoor, de predikant
überprüfen
controleren
gewissenhaft
nauwgezet
spenden
schenken
aufheben
opsteken
die Aufrüstung
de bewapening
knauserig
gierig, krenterig
der Witz
de grap, de mop
entfernen
verwijderen
frieren
het koud hebben
bestechen
omkopen
feige
laf
die Verwarnung
de waarschuwing
der Gastgeber
de gastheer
vermieten
verhuren
züchten
fokken
der Nachbar
de buurman
die Wiese
het weiland
reiten
paardrijden
der Kot
de drek, de uitwerpselen
scheuen
schichtig worden, schrikken
ausrutschen
uitglijden
die Belästigung
de overlast
sich beschäftigen
zich bezighouden
geistig
geestelijk
der Papst
de paus
plaudern
een praatje maken
beerdigen
begraven
ausbeuten
uitbuiten
die Enkeltochter
de kleindochter
der Aberglaube
het bijgeloof
das Ereignis
de gebeurtenis
zusammenbrechen
bezwijken
zunächst
(aller)eerst
lindern
verzachten, verminderen
