Statistiek rekenen pt 1 Flashcards
1
Q
X, Y =
A
ruwe scores voor variabele
2
Q
N =
A
hoeveel scores in een set zitten (n = 7)
3
Q
Σ = (sigma):
A
sommatie. De som van …
4
Q
ΣX =
A
alle scores voor variabele X. De som van de scores …
5
Q
Σ(X – 1)² =
A
berekening van elk cijfer van X in die formule, en dan sommatie van allen.
6
Q
(ΣX)² =
A
alle cijfers van X bij elkaar, en dat getal tot macht.
7
Q
ΣXY =
A
X * Y voor elk individu. Daarna bij elkaar optellen
8
Q
Rekenvolgorde met sommatie
A
- Haakjes
- Machten
- Keer en delen
- Sommatie
- Verder optrekken/aftrekken