Statistiek Flashcards
absolute frequentie
is het aantal keer dat een waarnemingsgetal voorkomt in een bepaalde steekproef
relatieve frequentie
is de verhouding van de absolute frequentie van een waarnemingsgetal tot het totaal aantal gegevens
cumulatieve absolute frequentie
is het aantal keer dat een waarnemingsgetal voorkomt dat kleiner of gelijk is aan een gegeven waarnemingsgetal
cumulatieve relatieve frequentie
is de verhouding tussen de cumulatieve absolute frequentie van een waarnemingsgetal tot de omvang
klassentabel
een frequentietabel met klassen is een klassentabel
klassen
de intervallen waarin waarnemingsgetallen gegroepeerd worden noemen we klassen
klassenbreedte
is het verschil tussen de bovengrens en de ondergrens
mediaan
de mediaan is het getal dat de geordende gegevens in twee even grote groepen verdeelt, we noteren de mediaan als me
modus
is het waarnemingsgetal dat het meeste voorkomt, we noteren het mo
modale klasse
bij gegroepeerde gegevens is de modale klasse de klasse die de meeste gegevens bevat, de modus is het midden van de modale klasse
centrummaten
de drie waarden: gemiddelde, mediaan en modus zeggen iets over het centrum van de gegevens en noemen we centrummaten
variatiebreedte
Het verschil tussen het hoogste en laagste waarnemingsgetal noemen we de variatiebreedte
wat is het interkwartielafstand
is het verschil tussen het derde en eerste kwartiel, deze geeft de spreiding weer rond de mediaan, het is resistent voor uitschieters